Home

Rechtbank Breda, 19-10-2006, AZ4611, AWB 05/3186

Rechtbank Breda, 19-10-2006, AZ4611, AWB 05/3186

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
19 oktober 2006
Datum publicatie
18 december 2006
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2006:AZ4611
Zaaknummer
AWB 05/3186

Inhoudsindicatie

Inenersaansprakelijkheid in de tuinbouwsector. Administratie inlener biedt geen zodanig overzicht dat voor alle gevallen individualisering van de betalingen naar de beloningen van de werknemers mogelijk is, daarom terecht aansprakelijk gesteld voor naheffingsaanslag berekend met toepassing van het anoniementarief.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 05/3186

Uitspraakdatum: 19 oktober 2006

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende], gevestigd te [woonplaats], eiser,

en

de ontvanger van de Belastingdienst, verweerder.

Eiser en verweerder worden hierna aangeduid als respectievelijk belanghebbende en ontvanger.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. De ontvanger heeft belanghebbende bij beschikking van 23 maart 2005 aansprakelijk gesteld voor een bedrag van € 32.446,75.

1.2. De ontvanger heeft bij uitspraak op bezwaar van 12 augustus 2005 de beschikking verminderd tot een bedrag van € 19.041,44.

1.3. Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 19 augustus 2005, ontvangen bij de rechtbank op 22 augustus 2005, beroep ingesteld, daarbij is door de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 276.

1.4. De ontvanger heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.5. Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6. Met toestemming van partijen heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting van 10 oktober 2006 achterwege blijft.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding staat het volgende vast:

2.1. Belanghebbende exploiteert een kwekerij van onder meer tomaten. In de periode

1 januari 2000 tot 1 januari 2001 is in de kwekerij personeel werkzaam geweest van B.V. De activiteiten van B.V. bestonden uit het exploiteren van een uitzendbureau alsmede het ter beschikking stellen van personeel. B.V. is op 5 december 2001 failliet verklaard. Naar aanleiding van een door uitkeringsinstantie ingestelde looncontrole is aan B.V. een naheffingsaanslag loonbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd over de periode 1 januari 2001 tot en met 31 december 2001 ten bedrage van € 365.152, inclusief heffingsrente van € 38.417. De naheffingsaanslag is berekend met toepassing van het zogenoemde anoniementarief. Belanghebbende is aansprakelijk gesteld voor een gedeelte van deze naheffingsaanslag ad € 32.446,75.

2.2. Bij uitspraak op bezwaar van 12 augustus 2005 heeft de ontvanger het bedrag van de aansprakelijkstelling verminderd tot € 19.041,44 in verband met een hoger bedrag aan

stortingen op de g-rekening van B.V.

2.3. De afspraken tussen belanghebbende en B.V. zijn niet schriftelijk vastgelegd. Werknemers van B.V. waren bij belanghebbende werkzaam in de kassen voor het dieven en draaien van tomatenplanten. B.V. factureerde aan belanghebbende op basis van de aantalen bewerkte planten.

3. Geschil

3.1. In geschil is of belanghebbende terecht en tot het juiste bedrag aansprakelijk is gesteld.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

3.3. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aansprakelijkstelling tot een bedrag van € 6.278,89.

De ontvanger concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Belanghebbende stelt primair dat geen sprake is van inlening van personeel maar van aanneming van werk door belanghebbende als opdrachtgever, weshalve belanghebbende niet aansprakelijk gesteld kan worden voor de niet afgedragen loonbelasting.

4.2. Van inlening is sprake indien de werknemers aan belanghebbende ter beschikking zijn gesteld om onder haar leiding of toezicht werkzaamheden te verrichten. Uit de stukken blijkt dat werknemers van B.V. in de onderneming van belanghebbende hebben gewerkt in de kassen, voor het dieven en draaien van tomaten. De rechtbank is van oordeel dat de verrichte werkzaamheden van een zo eenvoudige aard zijn, dat het niet nodig is daarbij frequent aanwijzingen te geven. De omstandigheid dat namens belanghebbende niet steeds iemand aanwezig was bij het werk in de kassen, brengt dan niet met zich mee dat de werknemers hun werk niet onder toezicht van belanghebbende verrichtten. Belanghebbende heeft immers wel toezicht gehouden, zij het achteraf. De omstandigheid dat aan B.V. een bedrag werd betaald per aantallen bewerkte plantjes duidt er ook op dat B.V. het werk niet heeft aangenomen, doch haar werknemers aan belanghebbende ter beschikking heeft gesteld om onder belanghebbendes toezicht werkzaam te zijn. Dit een en ander, in onderlinge samenhang bezien, leidt tot de conclusie dat sprake was van inlening van personeel.

4.3. Belanghebbende heeft subsidiair gesteld dat zij, gelet op het bepaalde in artikel 34, § 5, van de Leidraad Invordering (de Leidraad) ten onrechte aansprakelijk is gesteld voor de loonbelasting voor zover die is geheven met toepassing van het anoniementarief.

4.4. Artikel 34, § 5, tweede lid, van de Leidraad luidt, voor zover te dezen van belang, als volgt:

“De inlener die zich niet met vrucht op disculpatie kan beroepen is in beginsel ten volle aansprakelijk voor de loonbelasting die verschuldigd is in verband met het verrichten van de werkzaamheden door de werknemer van de uitlener, ook als deze loonbelasting berekend is met toepassing van het anoniementarief.

Een matiging van de primaire aansprakelijkheid dient evenwel te worden verleend als de inlener op deugdelijke wijze de identiteit van de werknemer kan aantonen en tevens gegevens overlegt aan de hand waarvan diens loon - terzake van de werkzaamheden - kan worden geïndividualiseerd. De inlener kan dit doen door een door hemzelf bijgehouden administratie te overleggen waarin de naam, adres, woonplaatsgegevens, de geboortedatum, het sofi-nummer van de werknemer, een specificatie van de gewerkte uren en een kopie van het identiteitsbewijs zijn opgenomen.

In dat geval zal de ontvanger de hoogte van de aansprakelijkheid voor de betreffende inlener verlagen. Deze verlaging kan al plaatsvinden ten tijde van de aansprakelijkstelling maar ook in de bezwaar- of (hoger) beroepsfase en geschiedt aan de hand van de volgende herrekeningsregels.

Het terzake van de werkzaamheden betaalde loon van de werknemer wordt gebruteerd met gebruikmaking van een marginaal percentage, welk percentage wordt verkregen door het gemiddelde van tweemaal het evenredig gemiddelde van de 'geknipte' tarieven in de laagste tariefschijf en eenmaal het percentage van de middelste tariefschijf volgens artikel 20a, juncto artikel 27, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964. Voornoemde berekeningsmethode is uitgewerkt in bijlage VIA bij deze leidraad. De belasting terzake van de werkzaamheden waarvoor de aansprakelijkheid bestaat, wordt vervolgens berekend met toepassing van hetzelfde (marginale) percentage. (…)

Deze 'tariefmatiging', die overigens niet van invloed is op de hoogte van de naheffingsaanslag, vindt niet plaats en beperking van de hoogte van de aansprakelijkheid blijft mitsdien achterwege als de inlener wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de uitlener met anoniem (zwart) personeel werkte.”.

4.5. Belanghebbende stelt dat er in het jaar 2000 acht werknemers van B.V. bij haar hebben gewerkt. Ter staving daarvan heeft zij acht identiteitsbewijzen overgelegd. Tevens is overgelegd een overzicht van de mens/urenadministratie van het jaar 2000.

4.6. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende, met hetgeen zij heeft aangevoerd, geen gegevens heeft overgelegd aan de hand waarvan het loon terzake van de bij belanghebbende verrichte werkzaamheden kan worden geïndividualiseerd, zodat de ontvanger belanghebbendes beroep op de tegemoetkoming uit de Leidraad terecht heeft afgewezen. De door belanghebbende aan B.V. betaalde bedragen zijn niet herleidbaar tot de individuele werknemers en het aan de werknemers door B.V. betaalde loon. Het door belanghebbende overgelegde overzicht bevat een overzicht van het aantal personen, alsmede de door deze personen gewerkte uren. Uit het overzicht blijkt niet welke personen op welke dagen tegen welke beloning werkzaam zijn geweest bij belanghebbende en dit is naar het oordeel van de rechtbank ook niet uit het overzicht af te leiden. De rechtbank is met belanghebbende van oordeel dat een exacte urenadministratie voor alle werknemers niet pertinent noodzakelijk is, maar acht een toerekening aan de werknemers van een gefingeerd loondeel in de betalingen van belanghebbende aan B.V., enkel op basis van de door die werknemers bewerkte planten, te weinig nauwkeurig en controleerbaar om deze toerekening acceptabel te achten in het kader van de toezegging in de Leidraad.

4.7. Belanghebbendes standpunt dat moet worden uitgegaan van een evenredige toerekening van de betalingen aan B.V. aan de werknemers, komt erop neer dat de verderstrekkende bepaling omtrent individualisering van het loon in de Leidraad te streng en daarmee niet verbindend zou zijn. De rechtbank acht de in de Leidraad voor de tegemoetkoming gestelde eisen echter niet onredelijk, gezien in het kader van het doel van het anoniementarief, te weten het tegengaan van zwartwerken.

4.8. Het onder 4.1 tot en met 4.7 overwogene leidt tot de conclusie dat het gelijk is aan de ontvanger, zodat het beroep ongegrond dient te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 19 oktober 2006 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, voorzitter, mr. C.A.F.M. Stassen en mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.H.W.N. Lammers, griffier.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:

- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch, dan wel

- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303,

2500 EH ‘s-Gravenhage, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.

N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.

Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.

Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.