Home

Rechtbank Breda, 28-11-2006, ECLI:NL:RBBRE:2006:60 AZ4999, AWB 06/4619

Rechtbank Breda, 28-11-2006, ECLI:NL:RBBRE:2006:60 AZ4999, AWB 06/4619

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
28 november 2006
Datum publicatie
21 december 2006
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2006:AZ4999
Zaaknummer
AWB 06/4619

Inhoudsindicatie

Om zijn beroepschrift te kunnen motiveren heeft belanghebbende middels een verzoek om een voorlopige voorziening verzocht om onder meer overlegging van het controlerapport. Dit verzoek is afgewezen, nu belanghebbende via de uitspraken van de inspecteur, het strafdossier en de autolijst over alle gegevens kan beschikken die ten grondslag liggen aan de aanslagen en de boete. Het is derhalve niet aannemelijk dat het controlerapport hem extra, relevante, informatie voor de betreffende jaren kan verschaffen. Omdat ter zitting vast is komen te staan dat belanghebbende voor wat betreft de aanslagregeling over latere jaren wel belang heeft bij het overleggen van het controlerapport, en aldus toch gebaat is bij het verzoek, is aan hem wel een proceskostenvergoeding toegekend

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, voorzieningenrechter

Procedurenummer: AWB 06/4619

Uitspraakdatum: 28 november 2006

Uitspraak als bedoeld in titel 8.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats], eiser

en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

Eiser en verweerder worden hierna ook wel aangeduid als belanghebbende respectievelijk inspecteur.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1 De inspecteur heeft aan belanghebbende de volgende aanslagen opgelegd:

- navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 1999;

- navorderingsaanslag premie WAZ 1999;

- naheffingsaanslag omzetbelasting voor het tijdvak 1 januari 1999 tot en met 31 december 1999;

- voorlopige aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2000;

- voorlopige aanslag premie WAZ 2000;

- naheffingsaanslag omzetbelasting voor het tijdvak 1 januari 2000 tot en met 31 december 2000

en tevens bij beschikking een boete, bij de naheffingsaanslag omzetbelasting voor het tijdvak 1 januari 2000 tot en met 31 december 2000, van € 3.310.

1.2 Tegen deze aanslagen en de beschikking heeft belanghebbende bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken op 19 september 2006 beroep aangetekend bij de rechtbank.

1.3 Op 19 september 2006 heeft belanghebbende het onderhavige verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Het verzoek strekt tot inzage in het controlerapport naar aanleiding van het boekenonderzoek over de jaren 1999 tot en met 2003 en inzage in de door de inspecteur gebruikte informatie van politie en justitie. Ter zake van het verzoek heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 141.

1.4 De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 november 2006. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende en zijn partner, de gemachtigde van belanghebbende, alsmede de inspecteur.

2. Feiten

2.1 De inspecteur heeft in eerste instantie de onder 1.1 genoemde aanslagen en de boete voor het jaar 2000 opgelegd naar aanleiding van en op basis van informatie afkomstig uit het strafrechtelijk dossier van belanghebbende.

2.2 Op grond van een afspraak met de inspecteur heeft belanghebbendes gemachtigde de administratie van zijn onderneming met betrekking tot de jaren 1999 tot en met 2003 gereconstrueerd. Naar aanleiding van deze reconstructie is namens de inspecteur bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld naar de genoemde jaren. Het naar aanleiding van dit boekenonderzoek op te maken controlerapport is nog niet gereed.

2.3 Tijdens het boekenonderzoek zijn de onder 1.1 genoemde aanslagen voor het jaar 1999 opgelegd.

2.4 Over de jaren 2001 en 2002 zijn nog geen navorderings- of naheffingsaanslagen opgelegd. Over het jaar 2003 zijn in het geheel nog geen aanslagen opgelegd.

2.5 Belanghebbende heeft de rechtbank om uitstel verzocht voor het motiveren van zijn beroepschrift met betrekking tot de onder 1.1 genoemde aanslagen en boete. Belanghebbende heeft hiervoor uitstel verkregen tot ultimo november 2006.

3. Karakter voorlopige voorziening

3.1 Ingevolge artikel 8:81 van de Awb dient te worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Bij de vereiste belangenafweging gaat het om een afweging van enerzijds het belang van belanghebbende dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen en anderzijds het door de onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang.

3.2 Ingevolge artikel 8:86 Awb kan de voorzieningenrechter, indien beroep bij de rechtbank is ingesteld en hij van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak. Indien de voorzieningenrechter geen uitspraak doet in de hoofdzaak, heeft zijn oordeel, voor zover dit het geschil in de bodemprocedure betreft, een voorlopig karakter en is dit niet bindend voor de beslissing in de bodemprocedure.

4. Gronden

4.1 Voor een ontvankelijk verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is de connexiteitseis gesteld, dat wil zeggen dat uitsluitend om een voorlopige voorziening verzocht kan worden, indien in de zaak zelf een bezwaar- of beroepsprocedure loopt. Nu ten tijde van deze uitspraak een beroepsprocedure aanhangig is, is er derhalve voldaan aan de connexiteitseis. Voor het treffen van een voorlopige voorziening is voorts vereist dat er sprake is van onverwijlde spoed. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er in casu sprake van onverwijlde spoed, nu belanghebbende op korte termijn zijn beroepschrift dient te motiveren.

4.2 Belanghebbende heeft ter zitting de wens uitgesproken dat de jaren 1999 tot en met 2003 fiscaal gezien zo snel mogelijk kunnen worden afgerond gezien de tijd die er reeds mee gemoeid is. Belanghebbende heeft verklaard dat het in dat kader vooral voor de jaren 2001 tot en met 2003 van belang is dat hij over het controlerapport kan beschikken, nu voor hem voor wat betreft die jaren momenteel nog geen enkele duidelijkheid bestaat.

4.3 De inspecteur heeft in de uitspraken op bezwaar uitgebreid gemotiveerd welke informatie, afkomstig uit het controleonderzoek, aan de aanslagen ten grondslag ligt. Ter zitting heeft de inspecteur toegezegd dat het controlerapport met betrekking tot de jaren 1999 en 2000 geen andere inhoud zal hebben dan hetgeen in de uitspraken op bezwaar voor deze jaren is opgenomen. Tevens heeft de inspecteur verklaard dat de onder 1.1 genoemde aanslagen mede zijn gebaseerd op gegevens uit het strafrechtdossier van belanghebbende, waaronder de bij het verweerschrift gevoegde ‘autolijst’ en dat hij deze lijst reeds eerder in de procedure aan belanghebbende heeft doen toekomen. Belanghebbende heeft erkend dat hij over het strafrechtdossier en de autolijst beschikt. De voorzieningenrechter heeft geen reden te twijfelen aan de verklaring van de inspecteur dat hij geen informatie voor belanghebbende verborgen houdt.

4.4 Nu belanghebbende via de uitspraken van de inspecteur, het strafdossier en de autolijst over alle gegevens kan beschikken die ten grondslag liggen aan de aanslagen en de boete, is niet aannemelijk dat het controlerapport hem extra, relevante, informatie voor de betreffende jaren kan verschaffen. Belanghebbende heeft derhalve voor het motiveren van zijn beroepschrift geen belang bij het overleggen van het controlerapport.

4.5 Partijen zijn eenparig van oordeel dat belanghebbende er belang bij heeft dat het controlerapport snel wordt afgerond. Om het afronden van het controlerapport te bespoedigen, hebben partijen ter zitting afgesproken dat de inspecteur zo snel mogelijk aan belanghebbende een voorlopige aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2003 zal opleggen waar belanghebbende bezwaar tegen zal aantekenen met het verzoek om alle op de zaak betrekking hebbende stukken in te mogen zien, waaronder het controlerapport. Wanneer dan blijkt dat dit rapport nog steeds niet is afgerond, kan belanghebbende het afronden en het overleggen daarvan middels een (nieuw) verzoek om een voorlopige voorziening afdwingen.

4.6 Gelet op hetgeen hiervoor is vermeld, moet het verzoek om een voorlopige voorziening in dit stadium worden afgewezen.

5. Proceskosten

5.1 Hoewel het verzoek wordt afgewezen, acht de voorzieningenrechter termen aanwezig voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb, nu belanghebbende, gezien de gang van zaken met betrekking tot het afronden van het controlerapport, er belang bij had om het onderhavige verzoek in te dienen en de vertraging rond de afronding van het controlerapport aan de inspecteur is toe te rekenen.

5.2 Derhalve ziet de voorzieningenrechter aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het verzoek redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1). Om dezelfde reden als in 5.1. is weergegeven, zal de voorzieningenrechter de inspecteur opdragen het door belanghebbende betaalde griffierecht te vergoeden.

6. Beslissing

De voorzieningenrechter:

- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af;

- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 644 en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die dit bedrag aan belanghebbende dient te voldoen;

- gelast dat de Staat het door belanghebbende betaalde griffierecht ten bedrage van € 141 aan hem vergoedt.

Deze uitspraak is vastgesteld door mr. A.F.M.Q Beukers-van Dooren. De beslissing is op 28 november 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. J.M.J.F. Jansen, griffier.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.