Home

Rechtbank Breda, 05-04-2007, ECLI:NL:RBBRE:2007:3671 BA7205, AWB 06/933

Rechtbank Breda, 05-04-2007, ECLI:NL:RBBRE:2007:3671 BA7205, AWB 06/933

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
5 april 2007
Datum publicatie
14 juni 2007
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2007:BA7205
Zaaknummer
AWB 06/933

Inhoudsindicatie

Belanghebbende X BV heeft een deelneming verkocht tegen uitreiking van aandelen in de kopende vennootschap Y NV. Het verkregen belang vormt een deelneming. Als gevolg van een emissie verwatert het relatieve belang van X BV in Y NV in 1998 tot beneden 5%. Onder vermelding van de relevante feiten en omstandigheden stelt de gemachtigde van X BV zich in een buiten de aangifte aan de inspecteur gerichte brief gemotiveerd op het standpunt dat sprake is van een zogeheten oneigenlijke deelneming als bedoeld in artikel 13, derde lid, Wet VPB, en verzoekt de inspecteur dit standpunt te willen bevestigen. De inspecteur geeft daarop te kennen de vraag voor te willen leggen aan een kennisgroep. Hij stelt daartoe een notitie op waarin hij zich kritisch uitlaat ten aanzien van het standpunt van belanghebbende en zendt deze notitie aan de gemachtigde met het verzoek aan te geven of de in de notitie vermelde feiten en omstandigheden juist en volledig zijn. Hierop is door de gemachtigde niet meer gereageerd, reden voor de inspecteur het verzoek buiten behandeling te stellen. In de aangifte vennootschapsbelasting voor het jaar 1998 stelt belanghebbende zich expliciet op het standpunt dat het pakket aandelen niet is aan te merken als een deelneming zonder dat dit materiële gevolgen heeft voor de belastbare winst. Alvorens de aanslag vast te stellen bericht de inspecteur belanghebbende de aanslag conform de aangifte te zullen vaststellen, doch zijn standpunt ten aanzien van de kwalificatie van het aandelenpakket te willen voorbehouden tot het moment waarop e.e.a. gevolgen heeft voor de belastbare winst. In de daarop volgende jaren daalt de waarde van het aandelenpakket. De waardedaling brengt belanghebbende ten laste van het belastbare resultaat.

Tussen partijen is niet in geschil dat het aandelenpakket is aan te merken als een deelneming. Belanghebbendes beroep op het vertrouwensbeginsel wordt door de rechtbank verworpen.

Uitspraak

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 06/933

Uitspraakdatum: 5 april 2007

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende] B.V., gevestigd te [woonplaats], eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

Eiseres en verweerder worden hierna aangeduid als respectievelijk belanghebbende en inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 19 januari 2006 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende voor het jaar 2000 opgelegde aanslag vennootschapsbelasting naar een belastbaar bedrag van nihil.

en de gelijktijdig genomen beschikking tot vaststelling van het verlies voor dat jaar op ƒ 659.341 (€ 299.196).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 maart 2007 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, gemachtigde van belanghebbende, alsmede de inspecteur. Ter zitting is tevens behandeld het beroep van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar betreffende de aan haar opgelegde aanslagen in de vennootschapsbelasting casu quo de jegens haar genomen verliesbeschikkingen voor de jaren 2001 en 2002 met procedurenummers AWB 07/1289 en AWB 07/1290. Hetgeen is aangevoerd en overgelegd in die zaken geldt, voor zover van belang, tevens als aangevoerd en overgelegd in deze zaak.

1. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

2. Gronden

2.1. Aan belanghebbende zijn voor de jaren 2000, 2001 en 2002 aanslagen vennootschapsbelasting opgelegd en beschikkingen genomen tot vaststelling van het verlies voor die jaren. Tegen deze aanslagen en verliesbeschikkingen heeft belanghebbende bezwaar gemaakt waarop door de inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken is beslist. Belanghebbende heeft tegen die uitspraken beroep ingesteld. De rechtbank splitst dit beroep op in drie beroepen ieder steeds betreffende één jaar waarbij het beroep geregistreerd onder procedurenummer 06/933 betreft het jaar 2000, het beroep geregistreerd onder procedurenummer 07/1289 betreft het jaar 2001 en het beroep geregistreerd onder procedurenummer 07/1290 het jaar 2002.

2.2. Het beroep is gericht tegen de voor het onderhavige jaar genomen verliesbeschikking waarbij het verlies is vastgesteld op een bedrag groot ? 659.341 (€ 299.196).

2.3. Nu het door belanghebbende bepleite standpunt slechts kan leiden tot de vaststelling van een kleiner verlies, heeft belanghebbende geen belang bij gegrondverklaring van het beroep en dient het beroep mitsdien niet-ontvankelijk te worden verklaard.

2.4. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

2.5. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan op 5 april 2007 door mr. J.J.J. Engel, voorzitter, mr. D. Hund en mr. C.A.F.M. Stassen, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. I. van Wijk, griffier.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.