Home

Rechtbank Breda, 17-07-2007, ECLI:NL:RBBRE:2007:2712 BB1190, AWB 06/2517

Rechtbank Breda, 17-07-2007, ECLI:NL:RBBRE:2007:2712 BB1190, AWB 06/2517

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
17 juli 2007
Datum publicatie
6 augustus 2007
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2007:BB1190
Zaaknummer
AWB 06/2517

Inhoudsindicatie

De inspecteur heeft belanghebbende bij uitspraak op bezwaar niet-ontvankelijk verklaard in verband met het ontbreken van een motivering. In verweer komt de inspecteur tot de conclusie dat belanghebbende ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard, in zoverre is het beroep derhalve gegrond verklaard. Voor het overige is het beroep ongegrond verklaard nu belanghebbende niet heeft bewezen dat de aanslag vennootschapsbelasting tot een te hoog bedrag is vastgesteld. De betwiste aanslag blijft derhalve in stand.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 06/2517

Uitspraakdatum: 17 juli 2007

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende] BV, gevestigd te [woonplaats], eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

Eiseres en verweerder worden hierna aangeduid als respectievelijk belanghebbende en inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 12 april 2006 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende voor het jaar 2002 opgelegde aanslag vennootschapsbelasting naar een belastbaar bedrag van € 179.614.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 juli 2007.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende haar bestuurder, alsmede de inspecteur.

De zaken, bij de rechtbank geregistreerd onder de nummers: 05/4687, 05/4591, 06/1231, 06/2518 en 06/2517 zijn gelijktijdig behandeld.

1. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- verklaart het bezwaar ontvankelijk;

- handhaaft de aanslag;

- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 966, en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die dit bedrag aan belanghebbende moet vergoeden;

- gelast dat de Staat het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 281 aan deze vergoedt.

2. Gronden

2.1. Aan belanghebbende is door de inspecteur een aangiftebiljet vennootschapsbelasting uitgereikt over het jaar 2002, dat ook na aanmaning niet ingediend. De inspecteur heeft vervolgens op de voet van artikel 11, tweede lid, AWR ambtshalve de aanslag vennoot¬schapsbelasting vastgesteld naar het bovengenoemde belastbaar bedrag.

2.2. Tegen deze aanslag is belanghebbende in bezwaar gekomen. De inspecteur heeft belanghebbende bij uitspraak op bezwaar van 12 april 2006 niet ontvankelijk verklaard met als reden dat belanghebbende haar bezwaren niet had gemotiveerd. In zijn verweerschrift heeft de inspecteur geconcludeerd dat belanghebbende alsnog ontvankelijk moet worden verklaard in haar bezwaar.

2.3. De inspecteur heeft het belastbare bedrag berekend aan de hand van, naar de rechtbank verstaat, de door belanghebbende bij de Kamer van Koophandel op 3 maart 2004 ingediende jaarstukken over 2002. De berekening is als volgt:

vermogen per 31 december 2002 € 4.422

vermogen per 1 januari 2002 -12.073

vermogens toename 16.495

pensioenvoorziening 31 12 76.553

pensioenvoorziening 1-1 - 66.353

correctie pensioen voorziening 10.200

crediteuren 31 12 302.750

crediteuren 1-1 - 158.823

correctie crediteuren 143.927

vorderingen op aandeelhouder 31 12 220.983

vorderingen op aandeelhouder 1- 1 78.771

gemiddeld saldo 149.877

gemiddelde rente 6% 8.993

belastbare winst 179.615

verrekenbare verliezen 0

belastbaar bedrag € 179.615

2.4. Met hetgeen zij heeft aangevoerd heeft belanghebbende, op wie ten deze de bewijslast rust, naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat de aangifte vennootschapsbelasting 2002 door haar werd ingediend. Belanghebbende heeft niet aannemelijk heeft gemaakt dat de aangifte op enig moment door haar ter post is bezorgd. Derhalve is niet de vereiste aangifte gedaan. Ingevolge artikel 27e Awr verklaart de rechtbank het beroep dan ongegrond, tenzij belanghebbende doet blijken dat de aanslag tot een onjuist bedrag is vastgesteld.

2.5. Met de door haar overgelegde stukken noch met hetgeen zij ter zitting heeft aangevoerd heeft belanghebbende bewezen dat de aanslag tot een te hoog bedrag werd vastgesteld. Belanghebbende heeft weliswaar gesteld dat er nog sprake was van compensabele verliezen, maar zij heeft daaromtrent geen bewijs bijgebracht. Ook overigens heeft belang¬hebbende niet bewezen dat het belastbare bedrag lager zou moeten zijn dan het door de inspecteur berekende bedrag. De rechtbank verwerpt belanghebbendes stelling dat zij niet in staat is geweest om stukken te overleggen omdat deze binnen het kader van een onderzoek door de FIOD in beslag zijn genomen, nu zij tegenover de gemotiveerde betwisting hiervan door de inspecteur, geen enkel bewijs van de gestelde inbeslagname heeft overgelegd.

2.6. De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur met de onder 2.3. weergegeven berekening een redelijke schatting van de winst heeft gemaakt.

2.7. Gelet op het onder 2.2. overwogene is het beroep gegrond omdat het bezwaar ten onrechte niet ontvankelijk is verklaard. De aanslag blijft echter in stand.

2.8. De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belang¬hebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 966 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1,5).

Deze uitspraak is gedaan op 17 juli 2007 door mr.W. Brouwer, voorzitter, mr A.A. den Hartog

en mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. L. Abbing-van Kleef, griffier.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.