Rechtbank Breda, 26-07-2007, ECLI:NL:RBBRE:2007:3093 BB2235, AWB 06/3876
Rechtbank Breda, 26-07-2007, ECLI:NL:RBBRE:2007:3093 BB2235, AWB 06/3876
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Breda
- Datum uitspraak
- 26 juli 2007
- Datum publicatie
- 23 augustus 2007
- ECLI
- ECLI:NL:RBBRE:2007:BB2235
- Zaaknummer
- AWB 06/3876
Inhoudsindicatie
Geen (dubbele) aftrek van als loonkosten aangemerkte normrente.
Belanghebbende, B.V. X, ziet af van rente op vordering die zij heeft op haar DGA. Conform het bepaalde in art. 59, lid 1 Uitvoeringsbeschikking loonbelasting 2001 wordt bij de DGA de zogenaamde ‘normrente’ als inkomen uit werk en woning belast. Vervolgens merkt belanghebbende het bedrag van de normrente aan als door haar DGA gestort informeel kapitaal en wil zij dit bedrag, als loonkosten, ten laste van haar resultaat brengen.
De rechtbank is van oordeel dat de aftrek als loonkosten reeds is geschied, nu terzake van het niet in rekening brengen van rente aan haar DGA –in diens rol van directeur- geen fiscale bijtelling heeft plaatsgehad bij belanghebbende. Voor het nogmaals in aftrek brengen van hetzelfde bedrag, nadat dit als informeel kapitaal zou zijn gestort door de DGA –ditmaal in zijn rol van aandeelhouder- bestaat geen aanleiding.
Rechtbank Breda, MK, 26 juli 2007, nr. 06/3876
Uitspraak
RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/3876
Uitspraakdatum: 26 juli 2007
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] BV, gevestigd te [woonplaats], eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.
Eiseres en verweerder worden hierna aangeduid als respectievelijk belanghebbende en inspecteur.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2001 een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 3.126.994.
1.2. Bij uitspraak op bezwaar van 24 juni 2006 heeft de inspecteur de aanslag verminderd tot een naar een belastbaar bedrag van € 3.116.620.
1.3. Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 2 augustus 2006, ontvangen bij de rechtbank op 3 augustus 2006, beroep ingesteld en dit beroep bij brief, ontvangen bij de rechtbank op 1 september 2006, nader gemotiveerd. Ter zake van het beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 281. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juni 2007 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende haar gemachtigde, alsmede de inspecteur.
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1. Alle aandelen in belanghebbende worden (middels [de Stichting]) gehouden door haar directeur, (hierna: DGA). Per 1 januari 2001 heeft belanghebbende een bestaande rekening-courantvordering op haar DGA renteloos gemaakt. Belanghebbende plaatste deze aanpassing in het kader van een herbeoordeling van het totale beloningspakket van haar DGA in zijn hoedanigheid van directeur. De in rekening- courant geleende gelden zijn door de DGA aangewend voor consumptieve bestedingen, dan wel privé-beleggingen.
2.2. Ter zake van deze renteloze lening is bij de DGA, conform het bepaalde in artikel 59, lid 1 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001, een rentevoordeel berekend ter grootte van de voor 2001 voorgeschreven “normrente” van 5.25 % over het uitstaande saldo. Het aldus becijferde bedrag aan rente, ad € 16.945, is door de DGA in 2001, als inkomen uit werk en woning, in box 1 aangegeven. Fiscale kwalificatie en bedrag zijn niet in geschil.
2.3. Belanghebbende heeft het rentebedrag ad € 16.945 aangemerkt als informele kapitaalsstorting door haar enig aandeelhouder, en over 2001 als loonkosten ten laste van haar fiscale winst gebracht.
3. Geschil
3.1. In geschil is het antwoord op de vraag of dit door haar DGA als belastbaar inkomen uit werk en woning in aanmerking genomen voordeel, bestaande uit het door belanghebbende niet bedingen van rente op haar rekening courantvordering op haar DGA, als loonkosten in mindering kan worden gebracht op de winst van belanghebbende. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de inspecteur in tegengestelde zin.
3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Ter zitting hebben zij daaraan het volgende toegevoegd:
Belanghebbende: de feiten zijn duidelijk. De DGA heeft zowel de hoedanigheid van directeur als die van aandeelhouder. Belanghebbende laat zich rente ontgaan ten behoeve van haar directeur. Deze brengt het als salaris belaste bedrag niet in rekening aan belanghebbende in zijn hoedanigheid van aandeelhouder. Als iets aan de ene kant belastbaar is, moet het aan de andere kant aftrekbaar zijn, het moet rondlopen.
De inspecteur: het loopt ook rond. Enerzijds wordt de gemiste rente bij belanghebbende niet belast, anderzijds wordt het aldus aan de DGA toegekende voordeel bij hem belast. Als ik het als salaris bij de DGA belaste bedrag in aftrek toe zou laten zou aldus tweemaal aftrek worden verleend.
3.3. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar bedrag van € 3.099.675.
3.4. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. De rechtbank verstaat het aan haar voorgelegde geschil als rechtstreeks voortvloeiend uit de beide hoedanigheden die de DGA van belanghebbende bezit. Enerzijds wordt hem een voordeel toegekend in zijn hoedanigheid van werknemer, doordat belanghebbende afziet van het in rekening brengen van rente op de vordering die zij op haar DGA heeft, becijferd op € 16.945. Anderzijds stelt belanghebbende dat de DGA, ditmaal in zijn hoedanigheid van aandeelhouder, haar een voordeel heeft doen toekomen tot ditzelfde bedrag, doordat zij het bij de DGA als arbeidsbeloning belaste rentevoordeel niet als zodanig aan hem heeft hoeven uit te keren. Aldus heeft de DGA, in de visie van belanghebbende, informeel kapitaal in belanghebbende gestort ter grootte van € 16.945, welk bedrag belanghebbende als arbeidskosten op haar belastbaar bedrag in mindering wenst te brengen.
4.2 Anders dan belanghebbende meent, dienen naar het oordeel van de rechtbank beide, door belanghebbende als één geheel gepresenteerde elementen van het feitencomplex, afzonderlijk op hun fiscale merites te worden beoordeeld. Waar sprake is van het afzien, door belanghebbende, van rente op haar vordering op haar DGA is, zoals de DGA terecht in zijn aangifte voor de inkomstenbelasting heeft verwerkt, en niet ter discussie staat, sprake van een vorm van loon in natura.
4.3. Daartegenover dient het niet tot de belastbare winst rekenen van de niet bedongen rente bij belanghebbende in een tweetal fiscaal relevante feiten gesplitst te worden: in de eerste plaats dient het bedrag aan gederfde rente, als voortvloeiend uit deze transactie, bij haar fiscaal resultaat te worden gevoegd. In de tweede plaats kan zij een aftrekpost opvoeren voor hetzelfde bedrag, ter zake van aan haar DGA fictief betaald loon. Per saldo heeft een en ander geen invloed op haar belastbaar bedrag.
4.4. Daarmee zijn, naar het oordeel van de rechtbank, de fiscale aspecten van de transactie vergolden. Belanghebbende kan worden toegegeven dat in abstracto de stelling dat zij wordt bevoordeeld, doordat zij een in de sfeer van de loonbelasting als salaris aangemerkt bestanddeel fysiek niet hoeft te betalen, juist is. Belanghebbende miskent evenwel dat daaraan voorafgaand een identiek bedrag aan gederfde rente bij haar niet als winst in aanmerking is genomen. Voor een vervolgtraject in de sfeer van informeel kapitaal, zoals door belanghebbende voorgestaan, is, naar het oordeel van de rechtbank, nu van een vermogensverschuiving van haar aandeelhouder naar belanghebbende per saldo geen sprake is, geen ruimte.
4.5. Belanghebbendes stelling dat het feit dat zij zich rente heeft doen ontgaan leidt tot een waardevermindering van haar aandelen, is op zichzelf juist. Deze waardevermindering wordt evenwel ongedaan gemaakt doordat belanghebbende zich fictieve salariskosten tot hetzelfde bedrag heeft kunnen besparen, als gevolg waarvan het waardedrukkend effect per saldo niet optreedt.
4.6. Kennisneming van de door belanghebbende ter ondersteuning van haar standpunt aangevoerde jurisprudentie inzake informeel kapitaal leidt de rechtbank niet tot een andere gevolgtrekking.
4.7. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 26 juli 2007 door mr. D. Hund, voorzitter, mr. A.J. Kromhout en mr.drs. G.H.C. Blommers, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.J. van Balkom, griffier.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.