Home

Rechtbank Breda, 30-08-2007, BB4487, AWB 06/4681

Rechtbank Breda, 30-08-2007, BB4487, AWB 06/4681

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
30 augustus 2007
Datum publicatie
28 september 2007
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2007:BB4487
Zaaknummer
AWB 06/4681

Inhoudsindicatie

Agrariër brengt na aankoop gepachte boerderij met grond de woning van de boerderij over naar zijn privévermogen. De rechtbank is van oordeel dat bij de waardedepaling van hetgeen naar privé wordt overgebracht geen rekening mag worden gehouden met een waardedruk ter zake van voormalige pacht. Beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 06/4681

Uitspraakdatum: 30 augustus 2007

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats], eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

Eiser en verweerder worden hierna aangeduid als respectievelijk belanghebbende en inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 6 juli 2006 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende voor het jaar 2002 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar, voor zover te dezen van belang, een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 26.686.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 augustus 2007 te Breda. Aldaar is verschenen en gehoord, de inspecteur.

Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 4 juli 2007 aan de gemachtigde op diens kantooradres, onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Belanghebbende, noch diens gemachtigde is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van TPG Post is gebleken dat de brief op 5 juli 2007 aan belanghebbendes gemachtigde op genoemd adres is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.

1. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2. Gronden

2.1. Vaststaat dat belanghebbende in het onderhavige jaar een agrarisch bedrijf exploiteerde, aanvankelijk in de hoedanigheid van pachter. Op 26 september 2002 koopt belanghebbende de tot dat moment door hem gepachte boerderij, bestaande uit een woonhuis, bedrijfsgebouwen en verdere aanhorigheden, met ondergrond en erf en percelen bouw- en weiland voor een prijs van € 450.000. Overdracht vindt plaats bij notariële akte van 19 december 2002. De koopsom is onderverdeeld in:

- woning met schuur en ondergrond tuin en weiland ter grootte van ongeveer één hectare (€ 35.000);

- landbouwschuur (€ 20.000) met ondergrond ter grootte van ongeveer 2.260 m2 (€ 5.000);

- landbouwgrond grootte ongeveer 37.20 hectare (€ 390.000).

2.2. Belanghebbende heeft de woning met ondergrond, welke aanvankelijk als ondernemersvermogen is aangemerkt, ter gelegenheid van de eigendomsverkrijging, overgebracht naar privé.

2.3. Bij het vaststellen van de aanslag is de inspecteur uitgegaan van de waarden zoals vastgesteld bij twee taxatierapporten van de belastingdienst van 17 november 2003, respectievelijk 10 augustus 2006. De bouwkavel van de woning, groot circa 1.000 m2,,is daarbij, aan de hand van de gerealiseerde koopsom, getaxeerd op een waarde in verpachte staat van € 27.000 en op een waarde in het economische verkeer van € 50.000. Als winst in verband met de overbrenging naar privé is derhalve een bedrag van € 23.000 in aanmerking genomen.

2.4. In geschil is, naar de rechtbank verstaat, of bij het vaststellen van de aanslag ter zake van de in 2.2 genoemde overbrenging naar privé, terecht en tot een juist bedrag ter zake van het zogenaamde pachtersvoordeel, winst in aanmerking is genomen.

2.5. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende, door direct na de aankoop de woning met ondergrond tot zijn privé-vermogen te rekenen, ten aanzien van die woning en ondergrond het pachtersvoordeel bij gelegenheid van de aankoop heeft gerealiseerd (vergelijk Hoge Raad 6 oktober 1999, nr. 34 715, onder meer gepubliceerd in BNB 2000/89). Belanghebbendes stelling dat met betrekking tot de woning en de ondergrond geen pachtersvoordeel is genoten moet derhalve, wat er ook zij van de door belanghebbende aangevoerde gronden, worden verworpen.

2.6. De rechtbank is verder van oordeel dat de inspecteur, tegenover de betwisting door belanghebbende, aannemelijk heeft gemaakt dat ter zake van het in 2.5 bedoelde voordeel een bedrag van € 23.000 in aanmerking moet worden genomen. De rechtbank neemt daarbij het volgende in aanmerking. Belanghebbende beroept zich onder meer op de door hem zelf voor de onroerende zaken betaalde koopsom. Ingeval een onroerende zaak aan het ondernemersvermogen wordt onttrokken dient deze onttrekking gewaardeerd te worden naar de waarde in het economische verkeer. Die waarde is volgens vaste rechtspraak de prijs die bij aanbieding ten verkoop op de voor de onroerende zaak meest geschikte wijze, na de beste voorbereiding, door de meest biedende gegadigde zou zijn besteed. Nu bij een dergelijke verkoop, op het moment dat belanghebbende de volle eigendom heeft, belanghebbende een woning met ondergrond vrij van pacht zou hebben kunnen verkopen, kan met de omstandigheid dat belanghebbende daarvóór de onroerende zaak pachtte, geen rekening gehouden worden. De door belanghebbende betaalde koopsom is daarom naar het oordeel van de rechtbank niet van belang.

De stelling van belanghebbende dat onvoldoende rekening wordt gehouden met de toestand van de woning wordt door de rechtbank verworpen nu de inspecteur blijkens de

in 2.3 genoemde taxatierapporten bij het vaststellen van het pachtersvoordeel geen rekening heeft gehouden met die woning, noch met de waarde daarvan.

2.7. De rechtbank verwerpt belanghebbendes beroep op de ruilarresten. Het enkel stellen dat deze arresten van toepassing zijn in verband met aangekochte grond, is in geval van betwisting van die stelling door de inspecteur, naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende.

2.8. Gelet op al het vorenoverwogene is het gelijk aan de zijde van de inspecteur en is het beroep ongegrond verklaard.

2.9. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan op 30 augustus 2007 door mr. C.A.F.M. Stassen, voorzitter, mr. J.J.J. Engel en mr. D. Hund, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.M. Dondorp-Loopstra, griffier.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.