Home

Rechtbank Breda, 13-09-2007, ECLI:NL:RBBRE:2007:3228 ECLI:NL:RBBRE:2007:3229 BB4511, AWB 06/4334

Rechtbank Breda, 13-09-2007, ECLI:NL:RBBRE:2007:3228 ECLI:NL:RBBRE:2007:3229 BB4511, AWB 06/4334

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
13 september 2007
Datum publicatie
28 september 2007
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2007:BB4511
Zaaknummer
AWB 06/4334

Inhoudsindicatie

Het verlies ter grootte van de waarde van vervallen optierechten bij de voormalige Britse werkgever kunnen niet in Nederland als negatief loon in aanmerking genomen worden. Van negatief loon kan alleen sprake zijn als op enig moment daaraan voorafgaand de waarde van de optierechten als loon in aanmerking is genomen. Nu dit in casu niet het geval is geweest, kan naar het oordeel van de rechtbank geen sprake zijn van negatief loon. Beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 06/4334

Uitspraakdatum: 13 september 2007

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats], eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

Eiser en verweerder worden hierna aangeduid als respectievelijk belanghebbende en inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 21 juli 2006 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende voor het jaar 2003 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 271.134 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 6.175.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2007 te Breda.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende zijn gemachtigde, alsmede de inspecteur.

1. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2. Gronden

2.1. Belanghebbende is gehuwd en was tot en met 28 september 2003 woonachtig in het Verenigd Koninkrijk. Per 29 september 2003 heeft belanghebbende het Verenigd Koninkrijk metterwoon verlaten en zich per die datum in Nederland gevestigd.

2.2. Belanghebbende was tot en met 30 september 2003 in dienstbetrekking werkzaam bij [Firma] te [woonplaats]. Per 1 oktober 2003 is belanghebbende in dienst getreden bij [bedrijf] te [woonplaats].

2.3. Tijdens het dienstverband bij [Firma] zijn aan belanghebbende voorwaardelijke optierechten toegekend. De uitoefenperiode van de optierechten beliep tien jaar, te rekenen vanaf toekenning, onder de voorwaarden dat zij niet binnen drie jaar na toekenning uitgeoefend konden worden en dat bij uitoefening de optiehouder in dienstbetrekking bij [Firma] werkzaam moest zijn.

2.4. Belanghebbende heeft, ondanks de mogelijkheid hiertoe omdat de optierechten reeds onvoorwaardelijk waren geworden, de optierechten niet uitgeoefend. De waarde van de optierechten per 30 september 2003 bedroeg in totaal € 57.442:

Optie- Aantal Uitoefen- Beurswaarde Expiratie- Waarde Waarde

toekenning opties Prijs 30-9-2003 datum (in %) (in €)

11-12-1997 5.400 € 8.918 € 39,99 11-12-2007 4 € 8.638

22-12-1998 5.400 € 41.158 € 39,99 22-12-2008 19 € 41.030

23-03-2000 4.860 € 59.540 € 39,99 23-03-2010 4 € 7.774

€ 57.442

Deze waarden zijn tussen partijen niet in geschil.

2.5. Als gevolg van het einde van het dienstverband met [Firma] heeft belanghebbende de optierechten moeten prijsgeven, omdat [Firma] niet bereid bleek, ondanks de discretionaire bevoegdheid daartoe, om het optievervalbeding ten aanzien van belanghebbende buiten werking te stellen.

2.6. In het kader van de indiensttreding bij [bedrijf] heeft belanghebbende een zogenoemde “sign-on” bonus ontvangen, welke diende ter dekking van de kosten van indiensttreding bij [bedrijf] en ter tegemoetkoming in het verlies van de in 2.4 omschreven optierechten. Deze bonus is geheel tot belanghebbendes loon uit dienstbetrekking (bij [bedrijf]) gerekend en hierover is loonheffing ingehouden en afgedragen.

2.7. Tussen partijen is in geschil of het verlies ter grootte van de waarde van de vervallen optierechten kan worden aangemerkt als negatief loon in Nederland.

2.8. Vaststaat dat belanghebbende noch ten tijde van de toekenning van de optierechten, noch op enig ander tijdstip met betrekking tot de toegekende optierechten voor enig bedrag in de belastingheffing – hetzij in het Verenigd Koninkrijk, hetzij in Nederland – is betrokken.

2.9. Loon is een algebraïsch begrip dat ook negatief kan zijn. Het nadeel als gevolg van een optievervalbeding kan onder omstandigheden worden aangemerkt als negatief loon. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 3 november 2006, nr. 41 533, onder meer gepubliceerd in BNB 2007/118, hieromtrent het volgende overwogen:

“3.4.3. (…) De uitspraak van het Hof en de gedingstukken laten geen andere conclusie toe dan dat, gelijk de toekenning van de optierechten aan belanghebbende voortvloeide uit zijn dienstbetrekking, het vervallen van die optierechten voortvloeide uit een contractueel beding in de overeenkomst met zijn werkgever dat in werking trad bij de beëindiging van zijn dienstbetrekking. Voorts is van belang dat ter zake van de toekenning van de optierechten reeds de (forfaitair bepaalde) waarde daarvan op dat moment als loon in aanmerking is genomen, zonder dat bij de waardering van de optierechten rekening is gehouden met het vervalbeding (…). Dit een en ander heeft tot gevolg dat het nadeel dat belanghebbende ondervond doordat de optierechten vervielen, als negatief loon moet worden aangemerkt.”

Negatief loon vormt in deze context in feite een terugbetaling van eerder genoten loon.

2.10. Op grond van het vorenoverwogene kan ten aanzien van vervallen optierechten alleen dan sprake zijn van negatief loon als op enig moment daaraan voorafgaand de waarde van de optierechten als loon in aanmerking is genomen. Nu bij belanghebbende nooit sprake is geweest van loon, kan daarom in 2003 ook geen sprake zijn van negatief loon.

2.11. Het in 2.10 overwogene vindt bevestiging in het arrest van de Hoge Raad van 25 november 2005, nr. 40 213, onder meer gepubliceerd in BNB 2006/94.

2.12. Belanghebbendes stelling dat belastingheffing niet feitelijk hoeft te hebben plaatsgevonden en dat voldoende is dat naar Nederlands recht sprake zou zijn geweest van belastbaar loon (ondanks onderworpenheid in Verenigd Koninkrijk) vindt naar het oordeel van de rechtbank geen steun in het recht. Naar het oordeel van de rechtbank brengt een redelijke wetstoepassing met zich mee, dat een voordeel uit dienstbetrekking dat op enig moment verloren gaat niet voor aftrek in de vorm van negatief loon in aanmerking komt, indien de waarde van het verloren gegane niet reeds eerder als loon (ofwel in Nederland ofwel in het Verenigd Koninkrijk) in aanmerking genomen is.

2.13. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.

2.14. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan op 13 september 2007 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.M. Dondorp-Loopstra, griffier.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.