Home

Rechtbank Breda, 24-09-2007, ECLI:NL:RBBRE:2007:3484 BB5518, AWB 06/5434

Rechtbank Breda, 24-09-2007, ECLI:NL:RBBRE:2007:3484 BB5518, AWB 06/5434

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
24 september 2007
Datum publicatie
12 oktober 2007
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2007:BB5518
Zaaknummer
AWB 06/5434

Inhoudsindicatie

Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. In beroep klaagt hij erover dat de parkeersituatie ter plaatse onduidelijk was, nu de in volle bloei staande bomen hem het zicht op de bebording ontnamen. De rechtbank geeft belanghebbende gelijk. Uit de door verweerder overgelegde stukken blijkt namelijk op geen enkele wijze het tegendeel.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 06/5434

Uitspraakdatum: 24 september 2007

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats], eiser,

en

de sectormanager Burger- en Ondernemerszaken van de gemeente, verweerder.

Eiser wordt hierna aangeduid als belanghebbende.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 3 augustus 2006 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting.

Zitting

Met toestemming van partijen heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting achterwege gelaten.

1. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vernietigt de naheffingsaanslag parkeerbelasting;

- gelast dat de gemeente [woonplaats] het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 38 aan deze vergoedt.

2. Gronden

2.1 Belanghebbende woont in [woonplaats]. Op 12 juni 2006 heeft hij zijn auto, met kenteken [00-00-00], geparkeerd op een parkeerplaats aan het [adres] te [woonplaats]. Ter zake heeft hij aldaar om 09:15 uur een parkeerkaartje gekocht ten bedrage van € 6. Het kaartje vermeldt '[adres]' en was geldig tot 13:15 uur.

2.2 Het parkeerterrein aan het [adres] is door burgemeester en wethouders van [woonplaats] op grond van de Verordening parkeerbelastingen 2000 (hierna: verordening) aangewezen als plaats waar tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd. Het gedeelte van het parkeerterrein waar belanghebbende zijn auto had geparkeerd grenst aan een schoolplein. Dit gedeelte van het parkeerterrein bestond op 12 juni 2006 uit elf vergunninghoudersplaatsen (parkeervakken 1 t/m 11) en twee parkeerplaatsen waar zonder betaling van parkeerbelasting mocht worden geparkeerd (parkeervakken 12 en 13). In juli 2006 is de parkeersituatie zodanig gewijzigd dat er alleen nog vergunninghoudersplaatsen aanwezig zijn (parkeervakken 1 t/m 7). Aan de zijde van het schoolplein dat aan het parkeerterrein grenst, bevindt zich een aantal bomen.

2.3 In de parkeersituatie zoals die op 12 juni 2006 gold, was langparkeren door niet-vergunninghouders op een vergunninghoudersplaats toegestaan mits er een dagticket (€ 14,60) werd gekocht. Dit is in de nieuwe situatie ongewijzigd gebleven.

2.4 Bij een controle op de genoemde dag op het [adres] omstreeks 10:51 uur, is geconstateerd dat noch achter de voorruit van belanghebbendes auto, noch elders in de auto, een ter plaatse geldig parkeerkaartje zichtbaar aanwezig was. Wel is het kortparkeerkaartje aangetroffen. Daarop is de onderhavige naheffingsaanslag ten bedrage van € 55,60 opgelegd, bestaande uit € 8,60 parkeerbelasting en € 47 kosten. Op de aanslag is vermeld: 'Feitnr: [000]'. De toelichting bij dit feitnummer vermeldt: 'U heeft geparkeerd op vergunninghoudersplaats met een parkeerticket voor kort parkeren.'

2.5 Belanghebbende heeft gesteld dat de parkeersituatie onduidelijk was, omdat struiken en bomen hem het zicht op de bebording ontnamen. Tot de stukken behoort een foto van belanghebbende waarop de aan het schoolplein grenzende parkeerplaatsen te zien zijn. Op deze foto is een boom in volle bloei te zien. Verweerder heeft een situatieschets overgelegd waarop zowel de oude als de nieuwe situatie is aangegeven, alsmede foto’s die medio januari 2007 zijn genomen. Ook op deze foto’s zijn de betreffende parkeerplaatsen en de bomen op het schoolplein te zien. De bomen op de foto’s hebben geen bladeren. Voorts heeft verweerder gesteld dat bij de parkeerautomaat behorende bij dit gedeelte van het parkeerterrein enkel kaartjes voor langparkeren konden worden gekocht.

2.6 De bewijslast dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, rust op verweerder. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet aan deze bewijslast heeft voldaan, nu verweerder niet overtuigend heeft aangetoond dat de bebording op 12 juni 2006 goed zichtbaar was ondanks de in volle bloei staande bomen. De door verweerder overgelegde foto’s en situatieschets doen aan dit oordeel niet af, nu deze foto’s de nieuwe situatie tonen, zij bovendien bomen in het winterseizoen tonen en uit de situatieschets de zichtbaarheid van de bebording niet kan worden afgeleid. Het door verweerder gestelde omtrent de parkeerautomaat doet aan dit oordeel ook niet af. Immers, belanghebbende heeft zijn kaartje, gezien de daarop vermelde tekst, kennelijk wel gekocht bij een automaat op het betreffende parkeerterrein. Echter, niet gesteld of gebleken is dat het belanghebbende duidelijk had moeten zijn dat het bij die automaat gekochte kaartje niet geldig was voor zijn parkeerplaats. Bij het voorgaande heeft de rechtbank tevens acht geslagen op de omstandigheid dat belanghebbende vermoedelijk niet bekend was met de situatie ter plaatse.

2.7 Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond verklaard.

3. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld dat belanghebbende kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

Deze uitspraak is gedaan op 24 september 2007 door mr. D. Hund, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. J.M.J.F. Jansen, griffier.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.