Home

Rechtbank Breda, 18-12-2007, ECLI:NL:RBBRE:2007:3334 BC0924, AWB 06/4743

Rechtbank Breda, 18-12-2007, ECLI:NL:RBBRE:2007:3334 BC0924, AWB 06/4743

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
18 december 2007
Datum publicatie
27 december 2007
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2007:BC0924
Zaaknummer
AWB 06/4743

Inhoudsindicatie

Vader koopt een perceel bouwgrond van een derde en verkoopt dit voor dezelfde prijs door aan belanghebbende. Het perceel wordt door de derde rechtstreeks aan belanghebbende geleverd. Een gedeelte van de koopsom wordt door vader kwijtgescholden. In geschil is of bij de bepaling van het door belanghebbende verschuldigde schenkingsrecht artikel 24, lid 5, (oud) van de Successiewet 1956 van toepassing is. De rechtbank is van oordeel dat artikel 24, lid 5, (oud) van de Successiewet 1956 geen toepassing kan vinden nu de wederpartij van belanghebbende bij de rechtshandeling ten gevolge waarvan overdrachtbelasting verschuldigd is niet dezelfde is als de wederpartij bij de rechtshandeling ten gevolge waarvan schenkingsrecht verschuldigd is.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 06/4743

Uitspraakdatum: 18 december 2007

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats], eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

Eiser en de verweerder worden hierna aangeduid als belanghebbende en de inspecteur.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2004 een aanslag schenkingsrecht opgelegd ten bedrage van € 7.656 wegens verkrijging uit de schenking van [de heer] gedaan op 7 mei 2004.

1.2. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar van 28

september 2006 de aanslag gehandhaafd.

1.3. Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 29 september 2006, ontvangen bij de rechtbank op 2 oktober 2006, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 38.

1.4. De inspecteur heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een

verweerschrift ingediend.

1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 september 2007 te Tilburg voor de enkelvoudige belastingkamer. Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende de gemachtigde, alsmede de inspecteur.

1.6. Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

1.7. De rechtbank heeft de zaak naar de meervoudige kamer verwezen. Met toestemming van partijen heeft de rechtbank bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1. Blijkens een op 28 november 2003 gesloten overeenkomst heeft [verkoper] aan [koper] en [de heer], hierna tezamen ook te noemen [kopers]., een perceel bouwgrond gelegen te [woonplaats] verkocht. De koopsom van voormeld registergoed bedroeg € 290.000.

2.2. Op grond van een op 1 mei 2004 gesloten mondelinge overeenkomst heeft [kopers]. voormeld registergoed voor een bedrag van € 290.000 doorverkocht aan belanghebbende.

2.3. Op 7 mei 2004 is het betreffende perceel bouwgrond door verkoper [verkoper] rechtstreeks geleverd aan belanghebbende. De koopsom van € 290.000 is door [kopers]. voldaan aan [verkoper]. Terzake van de koopsom die belanghebbende verschuldigd is aan [kopers]. is vervolgens overeengekomen dat hiervan € 87.500 door [kopers]. wordt kwijtgescholden, welke kwijtschelding door belanghebbende is aanvaard. Het restant van de koopsom ad € 202.500 wordt door belanghebbende schuldig gebleven aan [kopers].

2.4. Terzake van de verkrijging van het perceel bouwgrond door belanghebbende is van hem overdrachtsbelasting geheven.

3. Geschil

3.1. In geschil is het antwoord op de vraag of bij de bepaling van het door belanghebbende verschuldigde schenkingsrecht artikel 24, lid 5, (oud) van de Successiewet 1956 (SW) van toepassing is. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de inspecteur ontkennend.

3.2. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de aanslag. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

3.3. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voorzover daar ter zitting van is afgeweken wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. [verkoper] heeft het perceel bouwgrond verkocht aan [kopers]. [kopers]. heeft op zijn beurt het perceel voor dezelfde prijs doorverkocht aan zijn zoon, belanghebbende. Bij notariële akte van 7 mei 2004 levert [verkoper] het perceel rechtstreeks aan belanghebbende en bij dezelfde akte wordt een deel van de koopsom die belanghebbende is verschuldigd aan [kopers]. kwijtgescholden. Ter zake van de verkrijging van het perceel bouwgrond wordt van belanghebbende overdrachtsbelasting geheven en ter zake van de kwijtschelding van een deel van de koopsom die hij aan zijn vader was verschuldigd wordt schenkingsrecht geheven.

4.2. Artikel 24, lid 5, SW (oud) luidt als volgt: “De overdrachtsbelasting betaald over het bedrag waarover recht van schenking of recht van overgang verschuldigd is, strekt in mindering van het recht van schenking onderscheidenlijk het recht van overgang”.

4.3. Het bepaalde in artikel 24, lid 5, SW (oud) strekt ter voorkoming van dubbele belasting in gevallen waarin ter zake van één rechtshandeling of een samenstel van rechtshandelingen dat als één geheel is te beschouwen, overdrachtsbelasting en schenkingsrecht over hetzelfde bedrag zou worden geheven. Uit het arrest van de Hoge Raad van 2 juni 1982, nummer 21 108, BNB 1982/323, volgt dat van een samenloop van overdrachtsbelasting en schenkingsrecht als bedoeld in artikel 24, lid 5, SW (oud) kan worden gesproken als de overdrachtsbelasting is betaald ter zake van de verkrijging door belanghebbende van een wederpartij die eveneens partij was bij de tot hetzelfde samenstel van rechtshandelingen behorende schenking ter zake waarvan belanghebbende schenkingsrecht is verschuldigd.

4.4. In het onderhavige geval is de overdrachtsbelasting verschuldigd ter zake van de verkrijging van het perceel bouwgrond van [verkoper] en het schenkingsrecht is verschuldigd ter zake van een schenking aan belanghebbende door [kopers]. In dit geval kan artikel 24, lid 5, SW (oud) geen toepassing vinden. De wederpartij van belanghebbende bij de rechtshandeling ten gevolge waarvan overdrachtsbelasting is verschuldigd is immers niet dezelfde als de wederpartij bij de rechtshandeling ten gevolge waarvan schenkingsrecht is verschuldigd. Onderhavig geval wijkt in essentie niet af van de figuur dat een ouder een bedrag schenkt aan zijn kind, waarmee zijn kind een registergoed van een derde koopt. Ook in dat geval mist artikel 24, lid 5, SW (oud) toepassing.

4.5 Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 18 december 2007 door prof. mr. I.F.J.A. van Vijfeijken, voorzitter, mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en mr. C.A.F.M. Stassen, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.C.G. Spierings-van Kessel, griffier.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.