Rechtbank Breda, 27-11-2007, ECLI:NL:RBBRE:2007:2549 BJ9983, 06/16
Rechtbank Breda, 27-11-2007, ECLI:NL:RBBRE:2007:2549 BJ9983, 06/16
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Breda
- Datum uitspraak
- 27 november 2007
- Datum publicatie
- 13 oktober 2009
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBBRE:2007:BJ9983
- Zaaknummer
- 06/16
Inhoudsindicatie
Deze uitspraak wordt gepubliceerd op verzoek. De rechtbank had de uitspraak niet voor publicatie geselecteerd. Om die reden is er geen samenvatting.
Uitspraak
RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/16
Uitspraakdatum: 27 november 2007
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[eiser], wonende te ‘s-Hertogenbosch, eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst Douane Zuid, kantoor Roosendaal, verweerder.
Eiser en verweerder worden hierna aangeduid als respectievelijk belanghebbende en inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 1 december 2005 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde naheffingsaanslag in de tabaksaccijns (aanslagnummer [nummer]).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 november 2007 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende, [naam], verbonden aan Koevoets Advocaten te Rotterdam, alsmede namens de inspecteur, [naam].
1. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2. Gronden
2.1. Belanghebbende is bij uitspraak van de meervoudige strafkamer van de rechtbank te ‘s-Hertogenbosch van [datum] 2005 veroordeeld wegens het in de periode van [datum] 2002 tot en met [datum] 2003 voorhanden hebben van een (grote) hoeveelheid sigaretten welke niet overeenkomstig de bepalingen inzake de Wet op de accijns in de (belasting) heffing is betrokken.
2.2. De strafzaak vloeide voort uit een FIOD-ECD onderzoek. Tijdens dat onderzoek zijn telefoons getapt en heeft op [datum] 2003 een doorzoeking plaatsgevonden van - onder meer - de woning van belanghebbende en twee door belanghebbende gehuurde schuren. Op die adressen zijn 2.869.120 sigaretten aangetroffen die niet in de accijnsheffing waren betrokken. Deze sigaretten zijn in beslag genomen. Tevens is een summiere administratie aangetroffen. De FIOD heeft uit deze stukken afgeleid dat de administratie de verkochte hoeveelheden sigaretten weergaf, heeft de verkochte aantallen sigaretten op basis daarvan berekend op tenminste 2.562.500 stuks en wegens het voorhanden hebben van die sigaretten accijns nageheven. De naheffingsaanslag heeft, blijkens de bijlage daarbij, betrekking op de periode [datum] 2002 tot [datum] 2003 althans 2002 en 2003. Na bezwaar van belanghebbende is de naheffingsaanslag verminderd tot een voor het voorhanden hebben van 2.178.600 sigaretten.
2.3. De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur uit de bij belanghebbende aangetroffen administratie, hoe summier ook, kon afleiden dat belanghebbende de hoeveelheid van 2.178.600 sigaretten had verhandeld en derhalve voorhanden had gehad. Anders dan belanghebbende meent is niet aannemelijk geworden dat sprake is van een dubbeltelling met de in beslag genomen sigaretten nu de inspecteur slechts de geadministreerde verkopen in aanmerking heeft genomen en niet aannemelijk is geworden dat er bij de in beslag genomen sigaretten ook reeds verkochte maar nog niet geleverde partijen zaten. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat uit de telefoontaps naar voren komt dat in het algemeen sprake was van handel tegen directe, contante betalingen en dat over de in beslag genomen sigaretten geen accijns is nageheven. De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur de juistheid van de naheffingsaanslag, zoals deze in de uitspraak op bezwaar is verminderd, voldoende aannemelijk heeft gemaakt.
2.4. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.
2.5. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 27 november 2007 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, voorzitter, mr A.A. den Hartog en mr. C.A.F.M. Stassen, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.M. Dondorp-Loopstra, griffier.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 6/12/2007
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.