Rechtbank Breda, 26-07-2007, ECLI:NL:RBBRE:2007:2926 ECLI:NL:RBBRE:2007:2927 BM6054, 06/3269
Rechtbank Breda, 26-07-2007, ECLI:NL:RBBRE:2007:2926 ECLI:NL:RBBRE:2007:2927 BM6054, 06/3269
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Breda
- Datum uitspraak
- 26 juli 2007
- Datum publicatie
- 28 mei 2010
- ECLI
- ECLI:NL:RBBRE:2007:BM6054
- Zaaknummer
- 06/3269
Inhoudsindicatie
Deze uitspraak wordt gepubliceerd op verzoek. De rechtbank had de uitspraak niet voor publicatie geselecteerd. Om die reden is er geen samenvatting.
Uitspraak
RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/3269
Uitspraakdatum: 26 juli 2007
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst Zuidwest, kantoor Roosendaal, verweerder.
Eiser en verweerder worden hierna aangeduid als respectievelijk belanghebbende en inspecteur.
De bestreden uitspraken op bezwaar
De in één geschrift vervatte uitspraken van de inspecteur van 14juli 2006 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende voor het jaar 2000 opgelegde navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen van f 17.959, alsmede de daarbij bij beschikking vastgestelde boete van f 1.502.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12juli 2007. Daarbij zijn tegelijk behandeld de zaken die bij de rechtbank zijn geregistreerd onder de nummers 06/3269, 06/3268 en 06/3267. Ter zitting zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede namens de inspecteur, mr. [gemachtigde].
1.Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond voor zover het de boete betreft;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar tegen de boetebeschikking;
- vermindert de verschuldigde boete tot f 1.164 (€ 528,20);
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 16 en wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die dit bedrag aan belanghebbende moet vergoeden;
- gelast dat de Staat het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 38 aan hem vergoedt.
2.Gronden
2.1. Belanghebbende heeft het aan hem uitgereikte aangiftebiljet inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2000 niet ingediend. Met dagtekening 25juli 2002 is aan hem ambtshalve een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd van nihil.
2.2. In 2004 is namens de inspecteur een boekenonderzoek ingesteld bij [onderneming B] te [plaats], een onderneming die volgens de inschrijving bij de Kamer van Koophandel werd gedreven voor rekening en risico van belanghebbendes dochter [naam dochter] (de dochter). Naar aanleiding van dit onderzoek heeft de inspecteur geconcludeerd dat de onderneming mede voor rekening en risico van belanghebbende werd gedreven en in verband daarmee 50% van de winst aan belanghebbende toegerekend. In het rapport van het boekenonderzoek staat onder meer vermeld dat de dochter heeft medegedeeld dat belanghebbende volledig financieel verantwoordelijk was voor de onderneming, dat belanghebbende aanwezig was bij besprekingen met potentiële opdrachtgevers, dat verkoopovereenkomsten van de onderneming mede door belanghebbende werden ondertekend en dat belanghebbende de uitbetaling van de lonen regelde. Belanghebbende heeft ter zitting gesteld dat het gehele resultaat van de onderneming aan hem moet worden toegerekend.
2.3. Het boekenonderzoek heeft geleid tot een zestal correcties op de winst van de onderneming. Op basis daarvan is de winst van de onderneming gesteld op € 35.917 waarvan de helft of € 17.959 voor belanghebbende. Bij de navorderingsaanslag is het belastbaar inkomen van belanghebbende per abuis vastgesteld op dit bedrag in guldens. Bij de uitspraak op bezwaar is de navorderingsaanslag, eveneens in guldens gehandhaafd.
2.4. Nu belanghebbende niet de vereiste aangifte heeft gedaan, dient de rechtbank het beroep ongegrond te verklaren tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op bezwaar onjuist is. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende met hetgeen hij heeft aangedragen, niet heeft bewezen dat de aanslag te hoog is. De stellingen van belanghebbende, zoals verwoord in de stukken, waaronder de nadere stukken van 11juli 2007, worden niet door enig bewijs ondersteund. Datzelfde geldt voor hetgeen belanghebbende daar ter zitting aan heeft toegevoegd. De rechtbank is tevens van oordeel dat de inspecteur niet onredelijk heeft gehandeld door het inkomen van belanghebbende te baseren op de uitkomst van het boekenonderzoek. Belanghebbende heeft immers niet bestreden dat de administratie van de onderneming gebrekkig was en heeft niet aannemelijk gemaakt dat de conclusies van het boekenonderzoek onjuist zijn. Het gegeven dat tussen partijen vaststaat dat één van de uit het boekenonderzoek voortvloeiende correcties, de correctie lease Mercedes Vito ad € 1.242, niet terecht was, kan niet leiden tot een andere conclusie nu de daardoor toe te passen verlaging van het inkomen ruimschoots is gecompenseerd door het feit dat de inspecteur een bedrag in guldens heeft gecorrigeerd dat in euro’s had moeten luiden.
2.5. Bij de navorderingsaanslag is een vergrijpboete opgelegd van f 1.502. In de uitspraak op bezwaar is de boete verminderd tot f 1.441 in verband met het terugnemen van de onder 2.4. vermelde correctie lease Mercedes Vito. Ter zitting heeft de inspecteur er mee ingestemd dat de boete als volgt moet worden berekend, uitgaande van de omstandigheid dat de correcties weliswaar in Euro’s zijn berekend, maar de navordering in guldens is vastgesteld:
Bedrag inkomstenbelasting/premies ƒ 3.220
Winstcorrecties Boete Boetebedrag
Geen afschrijving leaseauto € 8.128 25% 94
Minder verlies bulkopleggers €19.079 25% 220
Facturen Sinco €14.760 50% 340
Ontbrekende facturen €16.400 50% 378
Niet geaccepteerde brandstofkosten €11.505 25% 133
Totaal €69.872 ƒ 1.164
2.6. De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende bewust, en voor wat betreft de ontbrekende facturen opzettelijk het aan hem toekomende deel van de winst van de onderneming niet heeft aangegeven en dat het aldus aan zijn grove schuld respectievelijk opzet te wijten is dat bij de primitieve aanslag te weinig belasting en premies zijn geheven. De rechtbank acht de boete van f 1.164 onder deze omstandigheden passend en geboden.
2.7. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep voor wat betreft de navorderingsaanslag ongegrond en voor wat betreft de boete gegrond verklaard.
2.8. De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht gesteld op de reiskosten van belanghebbende voor het bijwonen van de zitting, berekend op basis van het per openbaar vervoer tweede klasse Halsteren-Breda vice versa, of € 16.
Deze uitspraak is gedaan op 26 juli 2007 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, voorzitter, mr A.A. den Hartog en mr. W. Brouwer, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. E. Woltman, griffier. Vanwege afwezigheid van de voorzitter is de uitsprak door mr. W. Brouwer ondertekend.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.