Home

Rechtbank Breda, 15-11-2007, BN0892, 06/3500

Rechtbank Breda, 15-11-2007, BN0892, 06/3500

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
15 november 2007
Datum publicatie
12 juli 2010
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2007:BN0892
Zaaknummer
06/3500

Inhoudsindicatie

Deze uitspraak wordt gepubliceerd op verzoek. De rechtbank had de uitspraak niet voor publicatie geselecteerd. Om die reden is er geen samenvatting.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 06/3500

Uitspraakdatum: 6 november 2007

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats], eiser,

en

[inspecteur], verweerder.

Eiser en verweerder worden hierna aangeduid als respectievelijk belanghebbende en inspecteur.

De bestreden uitspraken op bezwaar

De in één geschrift vervatte uitspraken van de inspecteur van 23 juni 2006 op de bezwaren van belanghebbende tegen de aan hem voor het jaar 2003 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van [bedrag] en tegen de boetebeschikking ten bedrage van [bedrag II].

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 oktober 2007 te Breda.

Aldaar is verschenen en gehoord, namens de inspecteur, [naam] Belanghebbende is, met kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen.

1.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2.Gronden

2.1.Belanghebbende heeft een aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2003 ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van [bedrag III]. Bij de aanslag¬regeling is de inspecteur van de aangifte afgeweken en is het belastbaar inkomen uit werk en woning vastgesteld op [bedrag]. De inspecteur heeft bij beschikking een boete vastgesteld van 50% van het bedrag van de aanslag, te weten [bedrag II].

2.2.Het procesverloop kan als volgt worden weergegeven:

Aangifte Correctie Aanslag

Winst uit onderneming 9.050 -785 8.265

Zelfstandigenaftrek -6.430 0 -6.430

2.620 -785 1.835

Looninkomsten Tempo Team 2.531 0 2.531

Looninkomsten Werkwijzer 4.266 1.318 5.584

Uitkering UWV 0 16.061 16.061

9.417 16.594 26.011

2.3.In zijn beroepschrift brengt belanghebbende een nieuwe stelling naar voren. Hij stelt zich op het standpunt dat ten onrechte geen reiskosten in de aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen zijn verwerkt.

2.4.Naar de rechtbank verstaat is tussen partijen in geschil het antwoord op de navolgende vragen:

-Is de uitkering van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (hierna: UWV) terecht niet als negatief loon aangemerkt?

-Is terecht geen rekening gehouden met door belanghebbende gemaakte reiskosten?

-Is de boete juist vastgesteld?

Met betrekking tot de UWV-uitkering

2.5.Naar de rechtbank verstaat is tussen partijen niet in geschil of sprake is van negatieve inkomsten, doch is in geschil op welk aangiftejaar de terugbetalingsverplichting betrekking heeft. Op belanghebbende rust de last aannemelijk te maken dat in het onderhavige jaar (terug)betalingen van eerder genoten inkomsten hebben plaatsgevonden. De enkele stelling dat sprake is van een schuld aan het UWV, waarvoor belanghebbende naar een betalings¬regeling zoekt, is hiertoe niet voldoende, zodat het gelijk met betrekking tot de UWV-uitkering aan de zijde van de inspecteur is. Hetgeen belanghebbende voor het overige heeft aangevoerd brengt hierin geen verandering.

Met betrekking tot de reiskosten

2.6.Met betrekking tot de reiskosten rust op belanghebbende de last aannemelijk te maken dat kosten ter zake van reizen zijn gemaakt en tot welk bedrag. Hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd is onvoldoende om tot aftrek te concluderen, gelet ook op het feit dat geen opgave is gedaan van de hoogte van de gestelde reiskosten. Het gelijk met betrekking tot de reiskosten is derhalve aan de zijde van de inspecteur. Hetgeen belanghebbende voor het overige heeft aangevoerd brengt hierin geen verandering.

Met betrekking tot de boete

2.7.De inspecteur heeft een boete vastgesteld van 50% van het bedrag van de aanslag, zijnde [bedrag II]. Deze boete is gebaseerd op artikel 67d, eerste lid, AWR. Dit artikel voorziet in de mogelijkheid om een boete op te leggen aan de belastingplichtige die de aangifte voor een aanslagbelasting opzettelijk niet, onjuist of onvolledig doet. Het bewijs dat sprake is van opzet moet door de inspecteur worden geleverd.

2.8.De inspecteur heeft aangevoerd dat belanghebbende opzettelijk geen looninkomsten op het aangifteformulier heeft ingevuld en gedurende meerdere jaren te weinig looninkomsten heeft aangegeven.

2.9.Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende bewust het risico aanvaard dat te weinig belasting zou worden geheven door ter zake van de uitkering van het UWV geen inkomsten aan te geven maar wel de ingehouden loonbelasting als voorheffing in aftrek te brengen. Nu belanghebbende voorts de stellingen van de inspecteur zoals in 2.8 omschreven niet, dan wel onvoldoende, heeft weersproken, acht de rechtbank opzet bewezen. Een boete van [bedrag II] acht de rechtbank passend en geboden.

2.10.De rechtbank verwerpt belanghebbendes stelling, dat de verlaging van de winst uit onderneming ten onrechte niet tot verlaging van de boete heeft geleid, nu in de grond¬slag voor de boete alle inkomenscorrecties zijn meegenomen, derhalve ook de verlaging van het aangegeven bedrag aan winst uit onderneming.

2.11.In belanghebbendes betoog omtrent de aan hem opgelegde boete ziet de rechtbank geen aanleiding om de boete te matigen.

Tot slot

2.12.Aan belanghebbendes stelling dat ten onrechte heffing van premies Ziekenfondswet over het jaar 2003 plaatsvindt, omdat reeds premies zijn afgedragen over de UWV-uitkering, gaat de rechtbank voorbij, nu de onderhavige beroepsprocedure is gericht tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2003 en de aanslag premie Ziekenfondswet een aparte beschikking is waartegen apart bezwaar en beroep tegen ingesteld moet worden. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de inspecteur ter zitting heeft verklaard de aanslag premie Ziekenfondswet 2003 ambtshalve te zullen herzien, mocht hij hier aanleiding toe zien.

2.13.Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.

2.14.De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan op 6 november 2007 door mr A.A. den Hartog, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr M.M. Dondorp-Loopstra, griffier.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 15-11-2007

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.