Home

Rechtbank Breda, 27-02-2008, BC8833, AWB 07/3752

Rechtbank Breda, 27-02-2008, BC8833, AWB 07/3752

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
27 februari 2008
Datum publicatie
7 april 2008
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2008:BC8833
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 07/3752

Inhoudsindicatie

Belanghebbende, een maatschap met 3 vennoten, exploiteert een champignonkwekerij. Belanghebbende heeft gevraagd om een aanvullende teruggaaf van omzetbelasting ten bedrage van € 49.132. Dit betreft de omzetbelasting die in rekening is gebracht bij de bouw van een pand bij de kwekerij, dat als woonhuis in gebruik is genomen en waarin zich een kantoorruimte bevindt. Het pand is eigendom van 2 van de 3 vennoten. Belanghebbende stelt dat zij op het moment van ingebruikneming van het pand ervoor heeft gekozen het pand geheel tot haar ondernemingsvermogen te rekenen en dat daardoor recht is ontstaan op teruggaaf van de volledige voorbelasting die bij de bouw in rekening is gebracht en beroept zich op het arrest van het EG Hof van Justitie van 14 juli 2005, C-434/03, BNB 2005/284, Charles en Charles-Tijmens. Rechtbank: nu belanghebbende geen (economisch) eigenaar is van het pand, kan zij het pand niet tot haar ondernemingsvermogen rekenen en heeft zij geen recht op aftrek van de ter zake van de bouw in rekening gebrachte omzetbelasting. Belanghebbende heeft wel recht op aftrek van voorbelasting voor zover het pand is gebezigd in het kader van haar onderneming.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 07/3752

Uitspraakdatum: 27 februari 2008

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

Maatschap [belanghebbende], gevestigd

te [woonplaats],

eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

verweerder.

Eiseres en verweerder worden hierna aangeduid als respectievelijk belanghebbende en inspecteur.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. De inspecteur heeft aan belanghebbende bij beschikking een teruggaaf omzetbelasting verleend van € 911.

1.2. De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 9 juli 2007 de beschikking gehandhaafd.

1.3. Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 29 augustus 2007, ontvangen bij de rechtbank op 3 september 2007, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 285.

1.4. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 februari 2008 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, [vennoot1], vergezeld van zijn gemachtigde, alsmede de inspecteur.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1. Belanghebbende, een maatschap, is ondernemer in de zin van artikel 7 Wet op de omzetbelasting 1968 (de Wet). Belanghebbende exploiteert een champignonkwekerij.

2.2. Tot 1 januari 2006 waren de vennoten in belanghebbende: [vennoot1], [vennoot2] en [vennoot3].

2.3. De vennoten [vennoot1], [vennoot2] en [vennoot3] zijn eigenaar van de onroerende zaak waarin de champignonkwekerij wordt geëxploiteerd (de kwekerij). In de maatschapovereenkomst is opgenomen dat zij de onroerende zaak tegen een vergoeding van f 30.000 per jaar ter beschikking van de maatschap stellen.

2.4. De vennoten [vennoot1] en [vennoot2] hebben in de periode mei 2002 tot februari 2004 een pand (het pand) laten bouwen bij de kwekerij. De grond waarop het pand werd gebouwd, was hun eigendom. De voor de bouw verschuldigde bedragen zijn gefactureerd aan beide vennoten (of aan één van hen), betaald door belanghebbende en afgeboekt op de kapitaalrekeningen van beide vennoten. Het pand is in maart 2004 opgeleverd en als woonhuis in gebruik genomen. In het pand bevindt zich onder meer een kantoorruimte. Het pand wordt mede voor de onderneming van belanghebbende gebruikt.

2.5. Met ingang van 1 mei 2004 is geopteerd voor met omzetbelasting belaste verhuur van de bedrijfsgebouwen door de vennoten [vennoot1] en [vennoot2] aan belanghebbende.

2.6. Belanghebbende heeft in de aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal 2004 verzocht om teruggaaf van een bedrag van € 911. De teruggaaf is verleend bij beschikking van 16 april 2004. Belanghebbende heeft tegen de beschikking bezwaar gemaakt en gevraagd om een aanvullende teruggaaf van € 49.132. Dit betreft de omzetbelasting die in rekening is gebracht bij de bouw van het pand. Belanghebbende stelt dat zij op het moment van ingebruikneming van het pand ervoor heeft gekozen het pand geheel tot haar ondernemingsvermogen te rekenen en dat daardoor recht is ontstaan op teruggaaf van de volledige voorbelasting die bij de bouw in rekening is gebracht.

3. Geschil

3.1. In geschil is of belanghebbende recht heeft op aftrek van voorbelasting voor het pand. Niet meer in geschil is dat belanghebbende in elk geval recht heeft op aftrek van de voorbelasting die betrekking heeft op de ten behoeve van de onderneming gebruikte gedeelten van het pand, maar partijen verschillen wel van mening welk deel van het pand voor de onderneming wordt gebruikt.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken alsmede hetgeen ter zitting daaraan is toegevoegd.

3.3. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en teruggaaf van € 50.043 omzetbelasting. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. De vennoten [vennoot1] en [vennoot2] stellen het pand gedeeltelijk ter beschikking van belanghebbende. Belanghebbende heeft ter zitting geen duidelijkheid kunnen verschaffen over de vraag of sprake is van verhuur.

4.2. Belanghebbende beroept zich op het arrest van het EG Hof van Justitie van 14 juli 2005, C-434/03, BNB 2005/284, Charles en Charles-Tijmens. Blijkens dat arrest is het een belastingplichtige toegestaan een investeringsgoed dat gedeeltelijk voor bedrijfsdoeleinden en gedeeltelijk voor andere doeleinden wordt gebruikt, volledig voor zijn onderneming te bestemmen. Belanghebbendes beroep op dit arrest faalt nu het pand geen investeringsgoed is van belanghebbende maar van de vennoten [vennoot1] en [vennoot2]. Nu belanghebbende geen (economisch) eigenaar is van het pand, kan zij het pand niet tot haar ondernemingsvermogen rekenen en heeft zij geen recht op aftrek van de ter zake van de bouw in rekening gebrachte omzetbelasting.

4.3. Voor dat geval is niet in geschil dat belanghebbende recht heeft op aftrek van voorbelasting voor zover het pand is gebezigd in het kader van de onderneming van belanghebbende, conform het arrest van de Hoge Raad van 5 januari 1983, nr. 20 808 (BNB 1983/76). De inspecteur stelt de aftrekbare voorbelasting op 10% en baseert zich daarbij op de bouwtekeningen. Belanghebbende verwijst naar artikel 5a Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting (tekst 2007) en stelt de aftrekbare voorbelasting op 1/7e deel. Belanghebbende heeft het exacte gebruik niet nader gespecificeerd. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende, op wie te dezen de bewijslast rust, niet aannemelijk heeft gemaakt dat het pand voor een groter deel dan de door de inspecteur gestelde 10% in het kader van de onderneming van belanghebbende wordt gebruikt. Belanghebbende heeft recht op een aanvullende teruggaaf van € 4.914.

4.4. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 161 voor de bezwaarfase (indienen bezwaarschrift) en € 644 voor de beroepsfase (indienen van het beroepschrift en verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1). De rechtbank ziet geen aanleiding voor een hogere vergoeding, zoals door belanghebbende bepleit.

6. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- verleent aan belanghebbende een aanvullende teruggaaf van € 4.914;

- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 805 en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die dit bedrag aan belanghebbende moet vergoeden;

- gelast dat de Staat het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 285 aan deze vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan op 27 februari 2008 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. P.J.G. Tiemessen, griffier.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.