Rechtbank Breda, 04-03-2008, ECLI:NL:RBBRE:2008:734 BC8986, AWB 07/2028
Rechtbank Breda, 04-03-2008, ECLI:NL:RBBRE:2008:734 BC8986, AWB 07/2028
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Breda
- Datum uitspraak
- 4 maart 2008
- Datum publicatie
- 9 april 2008
- ECLI
- ECLI:NL:RBBRE:2008:BC8986
- Zaaknummer
- AWB 07/2028
Inhoudsindicatie
Belanghebbende exploiteert een melkveebedrijf. Zij heeft geopteerd voor het niet toepassen van de landbouwregeling met ingang van het jaar 2000 en in dat kader bij de aangiften over de tijdvakken 2000, 2001 2002 en 2003 verzocht om herziening van omzetbelasting. In geschil is of herziening van omzetbelasting in verband met de verbouwing van de stal mogelijk is en of de herziening voor het vee moet plaatsvinden in één keer in 2000. Voor wat betreft de verbouwing uit 1997 rust op belanghebbende als meest gerede partij de bewijslast dat daarbij sprake is geweest van een levering en niet van een dienst. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat de uitgave van € 10.197 in 1997 betrekking had op de levering van een gebouw. Gezien de relatief geringe hoogte van het bedrag acht de rechtbank aannemelijk dat sprake is geweest van een verbouwing waardoor niet een nieuwe onroerende zaak is voortgebracht. Voor wat betreft het vee rust op belanghebbende de bewijslast dat een hoger bedrag aan herziening gerechtvaardigd is, dan voortvloeit uit artikel 13, derde lid, Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting. Belanghebbende heeft dit naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt.
Uitspraak
RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 07/2028
Uitspraakdatum: 4 maart 2008
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
Maatschap [belanghebbende], gevestigd te [woonplaats], eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.
Eiseres en verweerder worden hierna aangeduid als respectievelijk belanghebbende en inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 2 mei 2007 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende voor het tijdvak 11 februari 2000 tot en met 31 december 2003 opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 februari 2008. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbendes gemachtigde, alsmede de inspecteur. De zaken die bij de rechtbank zijn geregistreerd onder de nummers 07/2027 en 07/2028 zijn gezamenlijk behandeld.
1. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag tot € 3.192;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 322 en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die dit bedrag aan belanghebbende moet vergoeden;
- gelast dat de Staat het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 285 aan deze vergoedt.
2. Gronden
2.1. Belanghebbende exploiteert een melkveebedrijf (melkgeiten). Zij heeft geopteerd voor het niet toepassen van de landbouwregeling met ingang van het jaar 2000 (artikel 27, zesde lid, Wet op de omzetbelasting 1968) en in dat kader bij de aangiften over de tijdvakken 2000, 2001, 2002 en 2003 verzocht om herziening van omzetbelasting tot een bedrag van in totaal € 19.325. Door de onderhavige naheffingsaanslag van € 4.730 is het bedrag van de herziening gecorrigeerd en beperkt tot € 14.595.
2.2. De inspecteur heeft in het verweerschrift aangegeven dat de aanslag sowieso € 1.187 te hoog is.
2.3. Niet meer in geschil is dat voor het jaar 2000 herziening mogelijk is vanaf 1 januari, derhalve voor 12 maanden. In verband hiermee moet de naheffingsaanslag worden verminderd met € 256 (machines) en € 95 (vee) of totaal € 351.
2.4. In geschil is nog of herziening van omzetbelasting in verband met de verbouwing van de stal mogelijk is en of de herziening voor het vee moet plaatsvinden in één keer in 2000.
2.5. Voor wat betreft de verbouwing uit 1997 rust op belanghebbende als meest gerede partij de bewijslast dat daarbij sprake is geweest van een levering en niet van een dienst. Herziening van omzetbelasting ter zake van diensten is immers niet mogelijk. Belanghebbende heeft gesteld dat geïnvesteerd is in de ombouw van een schapenstal tot geitenstal. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat de uitgave van € 10.197 in 1997 betrekking had op de levering van een gebouw. Gezien de relatief geringe hoogte van het bedrag acht de rechtbank aannemelijk dat sprake is geweest van een verbouwing waardoor niet een nieuwe onroerende zaak is voortgebracht.
2.6. Voor wat betreft het vee rust op belanghebbende de bewijslast dat een hoger bedrag aan herziening gerechtvaardigd is dan voortvloeit uit de toepassing van artikel 13, derde lid, Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting. Belanghebbende heeft gesteld maar tegenover de betwisting door de inspecteur niet bewezen dat de hele geitenstapel binnen twee jaar is vervangen. Ook overigens heeft belanghebbende geen gegevens overgelegd omtrent verkopen van vee binnen de herzieningsperiode van 5 jaar. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat herziening in een kortere periode moet plaatsvinden.
2.7. Het vorenoverwogene leidt tot de conclusie dat de naheffingsaanslag moet worden verminderd met € 1.187 plus € 351 tot € 3.192.
2.8. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond verklaard.
2.9. De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644 (voor het indienen van het beroepschrift en het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1) voor de samenhangende zaken 07/2027 en 07/2028, derhalve voor elke zaak € 322.
Deze uitspraak is gedaan op 4 maart 2008 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. P.J.G. Tiemessen, griffier.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.