Home

Rechtbank Breda, 06-03-2008, BC9272, AWB 07/534

Rechtbank Breda, 06-03-2008, BC9272, AWB 07/534

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
6 maart 2008
Datum publicatie
10 april 2008
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2008:BC9272
Zaaknummer
AWB 07/534

Inhoudsindicatie

De rechtbank constateert dat belanghebbende bij de uitspraak op bezwaar erop is gewezen dat het bezwaar te laat is ingediend en dat zij in beroep enkel de niet-ontvankelijkheid aan kan vechten. De rechtbank heeft het beroep na vereenvoudigde behandeling ongegrond verklaard. In verzet daartegen komt belanghebbende voor het eerst met redenen waarom het bezwaar te laat was. De rechtbank is in verzet van oordeel dat die redenen in verzet te laat zijn aangevoerd en niet meer beoordeeld kunnen worden.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 07/534

Uitspraakdatum: 6 maart 2008

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55 Algemene wet bestuursrecht (Awb) op het verzet van:

[belanghebbende], wonende te [woonplaats],

opposante,

tegen de met toepassing van artikel 8:54 van de Awb gedane uitspraak van de rechtbank, met bovengenoemd procedurenummer, van 21 augustus 2007.

Opposante wordt hierna aangeduid als belanghebbende.

1. Behandeling van het verzet

1.1. Bij genoemde uitspraak van deze rechtbank is het beroep van belanghebbende met toepassing van artikel 8:54 van de Awb ongegrond verklaard, op grond van het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift.

1.2. Bij brief van 21 september 2007 heeft belanghebbende verzet gedaan tegen deze uitspraak.

1.3. Belanghebbende is in de gelegenheid gesteld over het verzet te worden gehoord. Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 18 januari 2008 aan belanghebbende op het adres [adres] [woonplaats], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu voormelde brief niet ter griffie is terugontvangen is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op regelmatige wijze aan belanghebbende is verzonden.

1.4. De rechtbank heeft het verzet behandeld ter zitting van 21 februari 2008 te [woonplaats]. Aldaar is verschenen en gehoord de inspecteur.

2. Feiten en de gronden van het verzet

2.1. De door belanghebbende bestreden aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2004, is gedagtekend 6 oktober 2006. Het bezwaarschrift van belanghebbende is gedagtekend 18 december 2006 en is door de inspecteur ontvangen op 27 december 2006. Bij uitspraak op bezwaar van 12 januari 2007 heeft de inspecteur het bezwaar van belanghebbende, wegens overschrijding van de bezwaartermijn, niet-ontvankelijk verklaard.

2.2. Bij de in verzet bestreden uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van de rechtbank is het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard.

2.3. De gronden waarop belanghebbende haar verzet baseert staan vermeld in het verzetschrift.

3. Beoordeling van het verzet

3.1. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt ingevolge artikel 6:7 van de Awb zes weken. Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het vóór het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een bezwaarschrift eveneens tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn van zes weken ter post is bezorgd en het niet later dan één week na afloop van die termijn is ontvangen (artikel 6:9 Awb).

3.2. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de aanslag pas na de dagtekening daarvan is verzonden, zodat de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is geëindigd op 17 november 2006.

3.3. Nu het bezwaarschrift eerst op 27 december 2006 is ingekomen bij de inspecteur, dus ruim na het verstrijken van de wettelijke bezwaartermijn van zes weken, blijft niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaarschrift op grond van artikel 6:11 Awb slechts dan achterwege indien redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.

3.4. Belanghebbende heeft in bezwaar en in beroep geen redenen aangevoerd waarom het bezwaarschrift buiten de termijn van zes weken is ingediend zodat niet kon worden beoordeeld of belanghebbende met betrekking tot het te laat indienen van het bezwaarschrift niet in verzuim is geweest. De rechtbank constateert dat belanghebbende bij de uitspraak op bezwaar erop is gewezen dat het bezwaar te laat is ingediend en dat zij in beroep de niet-ontvankelijkheid kan betwisten. Belanghebbende is naar het oordeel van de rechtbank daarmee in de gelegenheid gesteld om redenen aan te voeren waarom zij in het onderhavige geval niet in verzuim is geweest. Het had dan ook in de rede gelegen dat belanghebbende eventuele feiten en omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 6:11 van de Awb, zou hebben aangevoerd in haar beroepschrift. Belanghebbende heeft dit niet gedaan.

3.5. Belanghebbende heeft in haar verzetschrift voor het eerst redenen aangevoerd waarom het bezwaarschrift door haar niet te laat zou zijn ingediend. In het verzetschrift merkt belanghebbende op dat zij vermoedt dat vanwege het faillissement van haar echtgenoot de post is opgehouden door de curator.

3.6. Wat hier ook van zij, de rechtbank is van oordeel dat nu belanghebbende eerst in haar verzetschrift redenen aanvoert waarom het bezwaarschrift naar haar mening tijdig is ingediend, dit verweer haar niet meer baat. Immers in verzet staat slechts ter beoordeling of de rechtbank het beroep terecht kennelijk ongegrond heeft bevonden. Nu belanghebbende de door haar aangevoerde omstandigheden niet uiterlijk in het beroepschrift heeft vermeld, terwijl zij wel op de te late indiening van het bezwaarschrift was gewezen, kon de rechtbank redelijkerwijs oordelen dat het beroep kennelijk ongegrond was. De rechter in de verzetsprocedure kan in het onderhavige geval dan ook slechts oordelen dat de rechtbank terecht tot een vereenvoudigde behandeling van het beroep van belanghebbende is overgegaan.

3.7. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

4. Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 6 maart 2008 door mr. C.A.F.M. Stassen, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M. Jansen, griffier.

Afschrift aangetekend verzonden aan belanghebbende en de wederpartij in het bodemgeschil op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbende en de wederpartij in het bodemgeschil binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag

Bij het instellen van beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is ingesteld;

d. de gronden van het beroep in cassatie.