Home

Rechtbank Breda, 04-03-2008, BC9279, AWB 07/2223

Rechtbank Breda, 04-03-2008, BC9279, AWB 07/2223

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
4 maart 2008
Datum publicatie
11 april 2008
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2008:BC9279
Zaaknummer
AWB 07/2223

Inhoudsindicatie

Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 14.233 wegens niet betalen. Dit bedrag was tijdig naar de belastingdienst overgemaakt vanaf de g-rekening van een met belanghebbende gelieerd bedrijf. De belastingdienst heeft die betaling geweigerd. Naar het oordeel van de rechtbank was de weigering terecht. Van een g-rekening kunnen rechtsgeldig maar een beperkt aantal belastingen worden betaald, en deze post hoorde daar niet bij. De belastingdienst had weliswaar toegezegd deze g-rekening te deblokkeren maar dat was feitelijk nog niet gebeurd. De toezegging was gedaan aan het gelieerde bedrijf en dat kon niet leiden tot bij belanghebbende gewekt, in rechte te honoreren vertrouwen dat de betaling wel zou worden geaccepteerd.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 07/2223

Uitspraakdatum: 4 maart 2008

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende] BV, gevestigd te [woonplaats],

eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

Eiseres en verweerder worden hierna aangeduid als respectievelijk belanghebbende en de inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 11 mei 2007 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende voor het tijdvak 1 oktober tot en met 31 december 2006 opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting tot een bedrag van € 14.233.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 februari 2008 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, alsmede de inspecteur.

1. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2. Gronden

2.1. Belanghebbende heeft over het tijdvak 1 oktober tot en met 31 december 2006 aangifte gedaan voor de omzetbelasting tot een bedrag van € 14.233. Op 31 januari 2007 is dit bedrag overgemaakt vanaf de g-rekening van [BV], een met belanghebbende gelieerd bedrijf, naar de belastingdienst. De betaling is door de belastingdienst niet geaccepteerd. Aan belanghebbende is met dagtekening 27 februari 2007 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd tot een bedrag van € 14.233 en een verzuimboete van 1%. Hiertegen is door belanghebbende bezwaar gemaakt. Bij de bestreden uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur de naheffingsaanslag gehandhaafd en de boete verminderd tot nihil.

2.2. In geschil is het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. De omvang van de naheffingsaanslag is niet in geschil.

2.3. Belanghebbende heeft aangevoerd dat [mevrouw] op 15 juni 2006 middels een daartoe bestemd formulier bij de belastingdienst heeft verzocht om deblokkering van de g-rekening van [BV]. Op 29 juni 2006 heeft [BV] bericht ontvangen van de Belastingdienst Centrale administratie dat de uitvoeringsinstelling en de Belastingdienst, akkoord zijn gegaan met de deblokkering van de g-rekening voor een bedrag van € 150.000 en dat de afhandeling van het verzoek drie weken in beslag zou nemen. De Belastingdienst Centrale administratie heeft [BV] hierbij schriftelijk verzocht om de bank opdracht te geven om dit bedrag naar de rekening van de Belastingdienst Centrale administratie over te maken. Op 10 juli 2006 is het bedrag door [mevrouw] overgeboekt van de g-rekening van [BV] naar de tussenrekening van de Belastingdienst Centrale administratie. Op 11 augustus 2006 is dit bedrag door de Belastingdienst Centrale administratie weer teruggeboekt op die g-rekening. Om tijdig aan de betalingsverplichtingen jegens de belastingdienst te voldoen, heeft belanghebbende de aangifte omzetbelasting over de onderhavige periode voldaan met het vrije saldo van de g-rekening van [BV]. Belanghebbende stelt voorts dat zij heeft gehandeld op basis van het opgewekte vertrouwen dat zij aan de beslissing van 29 juni 2006 mocht ontlenen.

2.4. Artikel 10 van de Uitvoeringsregeling inleners-, keten- en opdrachtgeveraansprakelijkheid bepaalt dat de ontvanger op aanvraag van de rekeninghouder van een g-rekening toestemming kan geven het saldo van die rekening geheel dan wel tot een bepaald bedrag voor andere doeleinden aan te wenden dan voor de voldoening van loon- en omzetbelasting. Vaststaat dat [BV] een verzoek heeft gedaan tot deblokkering van het saldo van de g-rekening en dat dat verzoek door de ontvanger is ingewilligd. Die inwilliging leidde er echter niet zonder meer toe dat [BV] direct vrijelijk over het op de g-rekening staande bedrag kon beschikken. Blijkens de g-rekeningovereenkomst zijn de saldi van de g-rekening uitsluitend bestemd voor betalingen als bedoeld in de artikelen 34, derde lid, en 35, vijfde lid, van de Invorderingswet 1990, en kunnen andere betalingen ten laste van de g-rekening slechts geschieden na daartoe ontvangen schriftelijke toestemming van de ontvanger. Niet is gesteld of gebleken dat de ontvanger tegelijk met de instemming tot deblokkering van de g-rekening, aan [BV] toestemming had gegeven andere betalingen van haar g-rekening te verrichten dan “betalingen als bedoeld in de artikelen 34, derde lid, en 35, vijfde lid, van de Invorderingswet 1990”. Integendeel: uit de stukken blijkt dat de ontvanger aan [BV] heeft gevraagd het saldo van de g-rekening over te boeken op een tussenrekening van de belastingdienst waarna dat saldo kon worden vrijgegeven. Nu uiteindelijk het bedrag van € 150.000 nimmer is vrijgegeven maar is teruggeboekt naar de g-rekening van [BV], heeft [BV] daar nimmer over kunnen beschikken. Naar het oordeel van de rechtbank kon [BV] in januari 2007 redelijkerwijs niet menen dat zij wel vrijelijk over (een deel van) haar saldo op de g-rekening kon beschikken. De g-rekeningovereenkomst bleef immers volledig van toepassing.

2.5. Nu de correspondentie over deblokkering van de g-rekening van [BV] zich heeft afgespeeld tussen die BV en de ontvanger en belanghebbende daarbij niet was betrokken, kon belanghebbende sowieso aan die correspondentie geen in rechte te honoreren vertrouwen ontlenen (Hoge Raad, 14 juli 2000 nr. 35549, BNB 2000/343).

2.6. Het onder 2.4. en 2.5. vermelde leidt tot de conclusie dat [BV] niet gerechtigd was betalingen als de onderhavige van haar g-rekening te verrichten zodat de ontvanger die betaling terecht heeft geweigerd en dat geen sprake is van bij belanghebbende gewekt, in rechte te honoreren vertrouwen dat die betaling wel zou worden geaccepteerd. Het gelijk is aan de inspecteur.

2.7. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.

2.8. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan op 4 maart 2008 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. P.J.G. Tiemessen, griffier.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.