Home

Rechtbank Breda, 10-04-2008, ECLI:NL:RBBRE:2008:1153 BD1201, AWB 07/1079

Rechtbank Breda, 10-04-2008, ECLI:NL:RBBRE:2008:1153 BD1201, AWB 07/1079

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
10 april 2008
Datum publicatie
8 mei 2008
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2008:BD1201
Zaaknummer
AWB 07/1079

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting / heffingskorting

Aan belanghebbende is een aanslag inkomstenbelasting 2003 opgelegd waarbij eerder uitbetaalde heffingskorting tot een bedrag van € 1.355 aan voorlopige teruggaaf is teruggevorderd. Zij stelt dat zij voor het onderhavige jaar geen verzoek heeft gedaan om uitbetaling van de heffingskorting en dat zij over 2003 nooit enig bedrag aan heffingskorting uitbetaald heeft gekregen.

De rechtbank overweegt dat uit de gedingstukken niet blijkt dat belanghebbendes stelling onjuist is en dat er geen reden is aan de geloofwaardigheid daarvan te twijfelen. Het lag op de weg van de inspecteur, die daartoe in staat moet worden geacht, om aannemelijk te maken dat belanghebbende om uitbetaling van de heffingskorting heeft verzocht. Daarbij kan niet worden volstaan met het overleggen van schermprints.

Uitspraak

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 07/1079

Uitspraakdatum: 10 april 2008

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats] (Marokko), eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

Eiseres en verweerder worden hierna aangeduid als respectievelijk belanghebbende en inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 25 januari 2007 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende voor het jaar 2003 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen van nihil, waarbij een gedeelte van de eerder uitbetaalde heffingskorting, tot een bedrag van € 1.355, is teruggevorderd en waarbij een bedrag aan heffingsrente is berekend van € 153.

Zitting

Een onderzoek ter zitting is met toestemming van partijen achterwege gebleven.

1. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar alsmede de aanslag en de beschikking heffingsrente;

- gelast dat de Staat het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 39 aan deze vergoedt.

2. Gronden

2.1. De inspecteur stelt dat op 28 november 2002 een verzoek is ingediend om uitbetaling van de heffingskorting en dat op basis daarvan een voorlopige teruggave is vastgesteld van € 1.758. Op 23 juni 2003 zou een tweede verzoek om uitbetaling van heffingskorting zijn ingediend. Op basis van dit tweede verzoek zou een nadere teruggave zijn gevolgd tot een bedrag van € 9.

2.2. Belanghebbende stelt dat zij voor het onderhavige jaar nooit enig verzoek om uitbetaling van heffingskorting heeft ondertekend en dat zij over het onderhavige jaar nooit enig bedrag aan heffingskorting heeft uitbetaald gekregen.

2.3. Uit de gedingstukken blijkt niet dat de in 2.2 genoemde stellingname onjuist is. De rechtbank heeft overigens geen aanleiding om aan de juistheid van betreffende stellingname te twijfelen. Gezien het in 2.2. verwoorde ligt het op de weg van de inspecteur, en hij moet daar ook toe in staat worden geacht, door het in het geding brengen van een afschrift van dat verzoek aannemelijk te maken dat belanghebbende het verzoek inderdaad heeft gedaan. Door te volstaan met schermprints waaruit niet af te leiden is dat het verzoek ook door belanghebbende is gedaan, is hij er niet in geslaagd te voldoen aan de op hem rustende bewijslast.

2.4. Op grond van het in 2.3 overwogene is de rechtbank van oordeel dat de in geding zijnde aanslag ten onrechte is opgelegd. Het beroep is derhalve gegrond verklaard.

2.5. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat gesteld noch gebleken is dat belanghebbende kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

Deze uitspraak is gedaan op 10 april 2008 door mr. A.J. Kromhout, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. I. van Wijk, griffier.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.