Home

Rechtbank Breda, 29-08-2008, BF0794, AWB 08/1761

Rechtbank Breda, 29-08-2008, BF0794, AWB 08/1761

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
29 augustus 2008
Datum publicatie
15 september 2008
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2008:BF0794
Zaaknummer
AWB 08/1761

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting / vrijgesteld NATO-salaris echtgenoot telt niet mee bij berekening drempels aftrek buitengewone uitgaven en giftenaftrek / beroep gegrond

Belanghebbendes echtgenoot was in het onderhavige jaar werkzaam bij een onderdeel van de NATO en genoot een van de Nederlandse inkomstenbelasting vrijgesteld salaris. Tussen partijen is in geschil of dit salaris meetelt bij de berekening van de drempels voor aftrek van buitengewone uitgaven en voor giftenaftrek. Voor de berekening van deze drempels wordt uitgegaan van de verzamelinkomens van belanghebbende en haar echtgenoot. Het verzamelinkomen wordt onder meer gevormd door het inkomen uit werk en woning. Het inkomen uit werk en woning omvat, voor zover te dezen van belang, het belastbare loon. Naar het oordeel van de rechtbank vormt het in absolute zin vrijgestelde NATO-salaris geen onderdeel van het belastbare loon en dus niet van het verzamelinkomen. Met dat salaris hoerft dus geen rekening te worden gehouden bij de berekening van genoemde drempels.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 08/1761

Uitspraakdatum: 29 augustus 2008

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats],

eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

verweerder.

Eiseres en verweerder worden hierna aangeduid als respectievelijk belanghebbende en inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 25 maart 2008 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende voor het jaar 2005 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.139.

Zitting

Een onderzoek ter zitting is met toestemming van partijen achterwege gebleven.

1. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 8.361;

- gelast dat de Staat het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 39 aan deze vergoedt.

2. Gronden

2.1. Belanghebbendes echtgenoot was in het onderhavige jaar werkzaam bij een onderdeel van de NATO en genoot daar een van de Nederlandse inkomstenbelasting vrijgesteld salaris. Tussen partijen is in geschil of betreffend inkomen van de echtgenoot van belanghebbende meetelt bij de berekening van de drempels als bedoeld in artikel 6.18, lid 2 (aftrek van buitengewone uitgaven) en artikel 6.39, lid 1 (giftenaftrek) van de Wet IB 2001.

2.2. In lid 3 van artikel 6.18 en in lid 2 van artikel 6.39 van de Wet IB 2001 is geregeld dat, indien de belastingplichtige gedurende het gehele jaar een partner heeft, voor de berekening van de in 2.1 genoemde drempels wordt uitgegaan van de verzamelinkomens van de belastingplichtige en zijn partner vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek. Het verzamelinkomen is, ingevolge artikel 2.18 van de Wet IB 2001, het gezamenlijke bedrag van het inkomen uit werk en woning, het inkomen uit aanmerkelijk belang en het belastbare inkomen uit sparen en beleggen, verminderd met daarin begrepen te conserveren inkomen. Ingevolge artikel 3.1, tweede lid van de Wet IB 2001 is het inkomen uit werk en woning, voor zover te dezen van belang, het belastbare loon.

2.3. Naar het oordeel van de rechtbank vormt het salaris van de echtgenoot van belanghebbende, nu dat volledig is vrijgesteld van de Nederlandse belastingheffing, geen onderdeel van zijn belastbare loon en dus evenmin van zijn inkomen uit werk en woning en van zijn verzamelinkomen. Gelet op de tekst van artikel 6.18, lid 3 en artikel 6.39, lid 2, van de Wet IB 2001 behoeft, voor de berekening van de drempels van het tweede lid van artikel 6.18 en het eerste lid van artikel 6.39 van de Wet IB 2001, geen rekening te worden gehouden met het [NATO]-salaris van de echtgenoot van belanghebbende.

2.4. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond verklaard.

2.5. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld dat belanghebbende kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

Deze uitspraak is gedaan op 29 augustus 2008 door mr. J.J.J. Engel, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. I. van Wijk, griffier.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.