Home

Rechtbank Breda, 17-11-2008, ECLI:NL:RBBRE:2008:3654 BG6312, AWB 07/5173

Rechtbank Breda, 17-11-2008, ECLI:NL:RBBRE:2008:3654 BG6312, AWB 07/5173

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
17 november 2008
Datum publicatie
9 december 2008
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2008:BG6312
Zaaknummer
AWB 07/5173

Inhoudsindicatie

Baatbelasting

Aan belanghebbende is een aanslag baatbelasting opgelegd. Op ongeveer 25 meter van de perceelsgrens van de onroerende zaak van belanghebbende lag een bestaande rioleringsbuis. Verweerder heeft vervolgens de bestaande rioleringsbuis verlengd, waarna belanghebbende op de verlengde rioleringsbuis is aangesloten.

De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet in de op hem rustende bewijslast is geslaagd dat de onroerende zaak van belanghebbende door de getroffen voorzieningen is gebaat. Zowel feitelijk als beleidsmatig had belanghebbende vóór verlenging van de riolering aangesloten kunnen worden op de toen bestaande riolering. De getroffen voorzieningen brengen daarin geen verandering, zodat niet gezegd kan worden dat als gevolg hiervan de onroerende zaak van belanghebbende is gebaat. De enkele omstandigheid dat de huisaansluiting korter is dan ingeval aangesloten zou zijn op de bestaande riolering, maakt nog niet dat sprake is van een wezenlijke verbetering in de zin van de baatbelasting.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 07/5173

Uitspraakdatum: 17 november 2008

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats],

eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente [woonplaats],

verweerder.

Eiser wordt hierna belanghebbende genoemd.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 1 november 2007 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde aanslag baatbelasting 2006 van € 3.400.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 november 2008 Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, alsmede verweerder.

1. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vernietigt de aanslag;

- gelast dat de gemeente [woonplaats] het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 39 aan deze vergoedt.

2. Gronden

2.1. Aan belanghebbende is op grond van de “verordening baatbelasting riolering [adres]” (hierna: de Verordening) voor de onroerende zaak [adres] een aanslag baatbelasting opgelegd van € 3.400.

2.2. De voorzieningen die in het kader van de Verordening zijn gerealiseerd zijn de volgende:

a. het leggen van rioolleidingen;

b. het plaatsen van pompgemalen en putten;

c. het verrichten van werken en werkzaamheden voor de onderdelen a en b.

2.3. Uit de Verordening en het Aangevuld Bekostigingsbesluit Gebied [adres] blijkt dat het exploitatiegebied betrekking heeft op de onroerende zaken, die gelegen zijn aan de [adres]. Vaststaat dat aan alle eigenaren van deze onroerende zaken een bedrag van € 3.400 op grond van een exploitatieovereenkomst of op grond van een aanslag baatbelasting in rekening is gebracht.

2.4. Verweerder hanteert voor de toepassing van de baatbelasting de beleidslijn dat een onroerende zaak is gebaat als er binnen 40 meter van de grens van deze onroerende zaak een aansluitmogelijkheid op een riolering ontstaat. Indien er al een riolering aanwezig is, waardoor er binnen 40 meter een aansluitmogelijkheid is, dan is de onroerende zaak niet gebaat.

2.5. Vaststaat dat, voordat de in 2.2 vermelde voorzieningen zijn aangelegd, er al een bestaande rioleringsbuis lag, die eindigde tussen de onroerende zaken [adres] en [adres] op ongeveer 25 meter van de grens van de onroerende zaak [adres]. Ondanks diverse verzoeken daartoe, is belanghebbende nimmer aangesloten op deze bestaande rioleringsbuis. Ter zitting is vast komen te staan dat bij de aanleg van de in 2.2 vermelde voorzieningen de bestaande rioleringsbuis is verlengd, langs de onroerende zaak van belanghebbende, richting de onroerende zaak [adres], zodat alle onroerende zaken in het exploitatiegebied aangesloten konden worden op de riolering. Niet in geschil is dat door de verlenging van de rioleringsbuis de huisaansluiting veel korter is dan indien belanghebbende aangesloten zou zijn op de al bestaande rioleringsbuis.

2.6. Op verweerder rust de bewijslast om aan te tonen dat een individueel afgebakende onroerende zaak gebaat is door de getroffen voorzieningen. Verweerder heeft daartoe aangevoerd dat het aansluiten van de onroerende zaak van belanghebbende op de nieuwe rioleringsbuis doelmatiger is dan het aansluiten op de al bestaande rioleringsbuis, omdat de huisaansluiting van belanghebbende niet 25 meter maar beduidend korter kan zijn in verband met een betere werking en het voorkomen van verstopping en beschadiging. Daarnaast heeft verweerder gesteld dat een nieuwe riolering was vereist voor de onroerende zaken [adres] en dat het niet doelmatig werd geacht dat naast een nieuwe hoofdleiding ook nog een huisaansluiting moet worden gerealiseerd. Evenmin werd het doelmatig en technisch wenselijk geacht dat de riolering voor deze onroerende zaken op de huisaansluiting van belanghebbende zou worden gerealiseerd. Verweerder is dan ook van mening dat de onroerende zaak van belanghebbende, ondanks de afstand van 25 meter tot de bestaande riolering, is gebaat door aansluiting op de nieuwe riolering.

2.7. Een onroerende zaak is gebaat wanneer deze door de voorziening objectief gezien in een voordeliger positie komt te verkeren. Niet beslissend is of de voorziening per saldo voordeel of nadeel voor de onroerende zaak heeft doen ontstaan (HR 8 mei 1957, BNB 1957/198), maar of de onroerende zaak als zodanig, dat wil zeggen onafhankelijk van het gebruik dat deze belanghebbende daarvan maakt, door de voorzieningen in een betere positie is gekomen.

2.8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet in de op hem rustende bewijslast is geslaagd. Zowel feitelijk als beleidsmatig had belanghebbende vóór verlenging van de riolering aangesloten kunnen worden op de toen bestaande riolering. De verlenging van de riolering en de overige in 2.2 vermelde werkzaamheden waarover baatbelasting wordt geheven, brengen daarin geen verandering, zodat niet gezegd kan worden dat als gevolg van deze voorzieningen de onroerende zaak van belanghebbende is gebaat. De omstandigheid dat de huisaansluiting dichterbij de onroerende zaak van belanghebbende is gerealiseerd dan ingeval aangesloten zou zijn op de bestaande riolering, maakt naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat sprake is van een wezenlijke verbetering in de zin van de baatbelasting. Het overige door verweerder aangevoerde brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Het gelijk is dan ook aan belanghebbende.

2.9. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond verklaard.

3. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld dat belanghebbende kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

Deze uitspraak is gedaan op 17 november 2008 door mr. A.G.M. Zander, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M. van Es-Hinnen, griffier.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.