Rechtbank Breda, 25-11-2008, ECLI:NL:RBBRE:2008:BW2773 ECLI:NL:RBBRE:2008:4294 ECLI:NL:RBBRE:2008:4499 BG6969, AWB 08/2160
Rechtbank Breda, 25-11-2008, ECLI:NL:RBBRE:2008:BW2773 ECLI:NL:RBBRE:2008:4294 ECLI:NL:RBBRE:2008:4499 BG6969, AWB 08/2160
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Breda
- Datum uitspraak
- 25 november 2008
- Datum publicatie
- 15 december 2008
- ECLI
- ECLI:NL:RBBRE:2008:BG6969
- Zaaknummer
- AWB 08/2160
Inhoudsindicatie
Belanghebbende (Amerikaanse) is door haar Amerikaanse werkgever uitgezonden naar Nederland op basis van een ‘tax equalization’ afspraak (netto-loonafspraak). In geschil is het in Nederland belastbare loon. Partijen berekenen dat met toepassing van de dagenbreuk op basis van het gebruteerde wereldloon. In geschil is of bij de brutering rekening gehouden mag worden met de door de werkgever betaalde Amerikaanse belasting. De rechtbank acht het uitgangsunt van partijen juridisch onjuist en verwijst naar de uitspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (31 oktober 2008, nummer 07/00495) dat alleen het aan Nederland toerekenbare nettoloon moet worden gebruteerd en dat allocatie op basis van de dagenbreuk van het nettoloon moet plaatsvinden voordat wordt gebruteerd. De rechtbank oordeelt tevens dat, nu de door de werkgever betaalde bedragen aan Amerikaanse belasting uit het nettoloon zijn geëlimineerd, het in de rede ligt om ditzelfde te doen met belastingteruggaven die belanghebbende aan de werkgever heeft doorbetaald.
Uitspraak
RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 08/2160
Uitspraakdatum: 25 november 2008
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats], Verenigde Staten,
eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
verweerder.
Eiseres wordt hierna belanghebbende genoemd en verweerder inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 28 maart 2008 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende voor het jaar 2004 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 597.018.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 november 2008 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord de gemachtigden van belanghebbende, alsmede de inspecteur.
1. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 330.899;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 644 en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die dat bedrag aan belanghebbende moet vergoeden;
- gelast dat de Staat het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 39 aan haar vergoedt.
2. Gronden
2.1. Belanghebbende heeft de Amerikaanse nationaliteit en is door haar Amerikaanse werkgever uitgezonden als bestuurder naar een tot het concern behorende dochtermaatschappij, gevestigd in Nederland. Belanghebbende is uitgezonden op basis van een ‘tax equalization’ afspraak met haar werkgever. Die afspraak hield in dat belanghebbendes netto inkomen gelijk zou blijven aan het netto inkomen dat zij zou hebben verdiend als zij niet zou zijn uitgezonden.
In het jaar 2004 heeft belanghebbende 194 dagen in Nederland gewerkt en 57 dagen in de Verenigde Staten. Belanghebbende heeft recht op toepassing van de zogenaamde 30%-bewijsregel van artikel 15a, eerste lid, onderdeel j, Wet op de loonbelasting 1964 en heeft gekozen voor partiële buitenlandse belastingplicht (artikel 2.6 Wet IB 2001). Voor toepassing van het belastingverdrag tussen Nederland en de Verenigde Staten (VS) wordt zij beschouwd als inwoner van de VS.
2.2. Belanghebbende heeft in haar aangifte over 2004 het in Nederland te belasten loon als volgt berekend:
US Income final Aangifte IB
Regular earnings $ 275.783 $ 275.783
Bonus 104.200 104.200
Award 55.089 55.089
Auto allowance 19.200 US imputed income, geen cash
Deferred compensation -104.200
Match deferral 26.050 26.050
401 (k) -15.120
S125 deductions medical -1.450
HCRA RED -1.080
Home Leave 5.203 5.203
Overseas allowance(gross) 44.714 44.714
Hypothetical tax -94.000 -94.000
Tax prep 400 US imputed income
Salary paid in the Netherlands 39.672 39.672
Index pay 9.160 9.160
Net rent 37.319 37.319
Balances due with FED and MA returns 30.390
Prior year tax refunds
returned to the company -134.964 -134.964
Dutch taxes 286.852
Federal gross up 77.034
MA gross-up 41.678
Medicare gross-up 5.778 5.778
707.708 374.004
Gem koers $ in 2004 Euro 0.80402 300.707
Brutering
Bruto salaris 321.099
WW premie m.i.v. 1/7/2004 -835
Belastbaar loon 320.264
30% vergoeding 137.256
Loonheffing -156.813
Netto salaris 300.707
Aantal in de Verenigde Staten gewerkte dagen 56
Aantal gewerkte dagen 29
Belastbaar loon in Nederland (249-56)/249x320.264 248.237
2.3. Belanghebbende betaalt aan haar werkgever de hypothetisch in Amerika verschuldigde belasting. De feitelijk in Amerika en Nederland verschuldigde belasting wordt door de werkgever betaald. In 2004 is aan hypothetische belasting $ 94.000 verschuldigd (hypothetical tax). Het in de aangifte vermelde bedrag van $ 134.964 prior tax refunds betreft aan haar werkgever betaalde belastingteruggaven. De werkgever heeft in 2004 $ 149.102 Amerikaanse belasting (Balances due with FED and MA returns, Federal gross up, MA gross-up, State en Federal tax) betaald, waarvan $ 30.390 nog betrekking had op het belastingjaar 2003.
2.4. Tot het belastbaar inkomen uit woning en werk behoren ook het voordeel uit privé-gebruik auto (€ 6.657) en het negatieve bedrag aan inkomsten uit eigen woning (€ 11.050). Deze bedragen zijn niet in geschil. De inspecteur heeft het in Nederland belastbare loon (uiteindelijk) vastgesteld op € 454.320. Dat bedrag is als volgt berekend:
Uitgangspunt (aangifte) US $ 374.000
Bij: Tax prep 900
Balances due with FED and MA returns 30.390
Federal gross up 77.034
MA gross-up 41.678
Werkgeversbijdrage FICA 5.449
Werkgeversbijdrage Medicare 3.655
Werkgeversbijdrage 401K 4.279
basis voor herrekening 537.385
na brutering, in euro's € 587.806
dagenbreuk 251-57/251 Belastbaar loon € 454.320
2.5. Tussen partijen is in geschil of de door de werkgever betaalde Amerikaanse belastingen van $ 149.102 tot de grondslag voor de berekening van het Nederlandse loon moeten worden gerekend. De inspecteur heeft in zijn verweerschrift geconcludeerd dat de premie voor de Amerikaanse sociale verzekering (FICA) onjuist is verwerkt en dat noch de werkgeversbijdrage, noch de werknemersbijdrage meetellen voor het loon, en in verband daarmee het belastbaar inkomen uit werk en woning ambtshalve verminderd tot € 442.449. Het beroep is in zoverre dus al gegrond.
2.6. Partijen hebben ter zitting verklaard dat zij het er over eens zijn dat het volledige nettoloon van belanghebbende, berekend naar Nederlandse maatstaven, eerst moet worden gebruteerd en vervolgens met toepassing van de dagenbreuk moet worden gealloceerd aan de heffingsbevoegde staten Nederland en USA, conform het arrest van de Hoge Raad van 23 september 2005, nr. 40 179 (BNB 2006/52). De rechtbank is, zoals zij partijen ter zitting heeft meegedeeld, van oordeel dat deze wijze van toerekenen berust op een juridisch onjuist uitgangspunt aangezien het arrest betrekking heeft op een binnenlands belastingplichtige en niet op een buitenlands belastingplichtige. De rechtbank heeft daarvoor verwezen naar de uitspraak van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 31 oktober 2008, nummer 07/00495, waarin de uitspraak van deze rechtbank van 13 september 2007, met nummer 06/2028 (LJN BB4530), is bevestigd. Een kopie van de uitspraak van het gerechtshof is ter zitting aan partijen overhandigd. De rechtbank is met het gerechtshof van oordeel dat slechts het aan Nederland toerekenbare nettoloon moet worden gebruteerd en dat dus eerst allocatie moet plaatsvinden voordat wordt gebruteerd.
2.7. De inspecteur heeft ter zitting verklaard dat hij het niet eens is met de uitspraken van de rechtbank en het gerechtshof en dat hij, indien die uitspraken worden gevolgd, nog steeds van mening is dat de door de werkgever betaalde belasting tot het Nederlandse loon moet worden gerekend. Om proceseconomische redenen hebben partijen er in toegestemd dat het Nederlandse loon in deze procedure na de zitting in onderling overleg wordt vastgesteld, rekening houdend met de genoemde uitspraken van deze rechtbank en het gerechtshof.
2.8. Belanghebbende heeft de rechtbank per brief van 21 november 2008 laten weten dat, uitgaande van de door de rechtbank aangegeven berekeningswijze, het belastbaar inkomen € 242.703 bedraagt. Daarbij zijn de door de werkgever betaalde bedragen niet in aanmerking genomen. Uit de hierna te noemen brief van de inspecteur maakt de rechtbank op dat belanghebbende ten onrechte daarbij geen rekening heeft gehouden met het, ook in punt 2.4 vermelde, voordeel uit privé-gebruik van een auto van de werkgever en negatief bedrag aan inkomsten uit eigen woning.
2.9. De inspecteur heeft in zijn brief van 21 november 2008 nogmaals tot uitdrukking gebracht dat hij het niet eens is met de uitspraken van deze rechtbank en het gerechtshof. Daarnaast heeft de inspecteur geschreven dat hij om proceseconomische redenen akkoord gaat met de berekening van belanghebbende, waarbij de door de werkgever betaalde belastingen buiten beschouwing worden gelaten, maar met een aanpassing waardoor het door belanghebbende betaalde bedrag van $ 134.964 (prior year tax refunds returned to the company) eveneens uit de grondslag wordt geëlimineerd. De inspecteur berekent het in Nederland belastbare loon op € 335.292. Belanghebbende heeft de rechtbank desgevraagd telefonisch laten weten daarmee niet akkoord te gaan.
2.10 Nu de hoogte van het Nederlandse loon, uitgaande van allocatie van het loon op basis van nettoloon, overigens niet meer in geschil is, moet de rechtbank nog beslissen of het door belanghebbende betaalde bedrag van € 134.964 tot het Nederlandse loon moet worden gerekend. Nu de door de werkgever betaalde bedragen aan Amerikaanse belasting uit het Nederlandse loon zijn geëlimineerd, ligt het in de rede om ditzelfde te doen voor de andere bedragen die verband houden met Amerikaanse belastingen. Voor dat geval is de rechtbank met de inspecteur van oordeel dat voor de berekening van het belastbaar inkomen uit werk en woning het door belanghebbende betaalde bedrag eveneens buiten beschouwing moet blijven. Nu uit de stukken van het geding niet is af te leiden welk bedrag aan nettoloon aan belanghebbende op grond van de nettoloonafspraak voor het jaar 2004 is toegezegd, zodat niet kan worden beoordeeld of de berekening van belanghebbende juist is, en uit de “assignment” overeenkomst volgt dat alle gevolgen in de belastingheffing door de uitzending volledig ten laste van de werkgever komen (bijlage 1 bij het beroepschrift) en derhalve uit het nettoloon moeten worden geëlimineerd, zal de rechtbank de berekeningswijze van de inspecteur volgen. Het aan Nederland toe te rekenen loon wordt dan € 335.292. Na bijtelling van het voordeel uit privé-gebruik van een personenauto van de werkgever en aftrek van de negatieve inkomsten uit eigen woning dient het belastbaar inkomen uit werk en woning dan te worden vastgesteld op € 330.899.
2.11. Nu het beroep gegrond is, vindt de rechtbank aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1). Voor een vergoeding van de kosten in de bezwaarfase is geen plaats, nu belanghebbende daar voor de uitspraak op bezwaar niet om heeft verzocht (artikel 7:15, derde lid van de Awb).
Deze uitspraak is gedaan op 25 november 2008 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, voorzitter, mr. C.A.F.M. Stassen en mr. N. van Duijn, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. E. Woltman, griffier.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch; dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een schriftelijke verklaring van de wederpartij gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank;
2 - tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal de rechtbank deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt de indiener de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.