Home

Rechtbank Breda, 30-12-2008, ECLI:NL:RBBRE:2008:BW2769 ECLI:NL:RBBRE:2008:4186 ECLI:NL:RBBRE:2008:4336 BH1389, AWB 08/1688

Rechtbank Breda, 30-12-2008, ECLI:NL:RBBRE:2008:BW2769 ECLI:NL:RBBRE:2008:4186 ECLI:NL:RBBRE:2008:4336 BH1389, AWB 08/1688

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
30 december 2008
Datum publicatie
29 januari 2009
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2008:BH1389
Zaaknummer
AWB 08/1688

Inhoudsindicatie

Belanghebbende is door de ontvanger niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet motiveren van zijn bezwaarschrift.

De rechtbank is van oordeel dat de beschikking aansprakelijkstelling zodanig is gemotiveerd, dat belanghebbende zich redelijkerwijs niet op het standpunt kan stellen dat hij niet in staat was het pro-forma bezwaarschrift nader te motiveren. Belanghebbende had ook zonder dat hij beschikte over de processtukken met betrekking tot de onderhavige naheffingsaanslag een (begin van een) motivering kunnen indienen.

De ontvanger heeft de toenmalige gemachtigde tweemaal in de gelegenheid gesteld het bezwaarschrift nader te motiveren en heeft hem daarvoor in totaal zeven weken de tijd gegund. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. De ontvanger heeft belanghebbende dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard. Daaraan doet niet af dat in de brief van de ontvanger van 20 september 2007 de uiterste datum voor het indienen van de motivering niet is vermeld. Uit deze brief kan immers worden opgemaakt dat belanghebbende het bezwaar binnen drie weken na dagtekening van de brief dient te motiveren, te weten vóór 11 oktober 2007. Tevens doet aan dit oordeel niet af dat in deze brief niet nogmaals op een (mogelijke) niet-ontvankelijkverklaring wordt gewezen. Bij brief van 15 augustus 2007 heeft de ontvanger belanghebbende namelijk reeds op dit gevolg gewezen.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 08/1688

Uitspraakdatum: 30 december 2008

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats],

eiser,

en

de ontvanger van de Belastingdienst,

verweerder.

Eiser wordt hierna belanghebbende genoemd en verweerder ontvanger.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de ontvanger van 27 maart 2008 op het bezwaar van belanghebbende tegen de beschikking aansprakelijkstelling met kenmerk 23/8047.34.276.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 december 2008 te [woonplaats]. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, alsmede de ontvanger.

1. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2. Gronden

2.1. Belanghebbende is bij beschikking van 4 juli 2007 aansprakelijk gesteld voor de door [vennootschap] niet betaalde naheffingsaanslag omzetbelasting. Tevens is belanghebbende aansprakelijk gesteld voor de door deze vennootschap niet betaalde boete. De totale aansprakelijkstelling betreft een bedrag van € 61.377. Met betrekking tot deze naheffingsaanslag en boete is bij de rechtbank Breda een procedure gevoerd onder nummer AWB 05/4108.

2.2. Uit de beschikking blijkt dat belanghebbende ingevolge artikel 36, vijfde lid, onderdeel a, van de Invorderingswet 1990 aansprakelijk is gesteld in zijn hoedanigheid van gewezen bestuurder van de vennootschap. Tevens volgt uit de beschikking dat de vennootschap haar betalingsonmacht niet heeft gemeld en dat van een behoorlijke administratie geen sprake is.

2.3. De toenmalige gemachtigde van belanghebbende heeft bij brief van 23 juli 2007 pro-forma bezwaar aangetekend tegen deze beschikking.

2.4. Bij brief van 15 augustus 2007 heeft de ontvanger uitstel verleend voor het indienen van de gronden van het bezwaar. Daarbij is aangegeven dat het bezwaar niet-ontvankelijk wordt verklaard indien de motivering niet (voldoende) of te laat wordt ingediend. Het uitstel verliep op 15 september 2007.

2.5. Bij brief van 11 september 2007 heeft de toenmalige gemachtigde verzocht om nader uitstel voor het indienen van de gronden. In deze brief heeft hij de ontvanger tevens verzocht om overlegging van de processtukken met betrekking tot de onder 2.1 bedoelde procedure.

2.6. Bij brief van 20 september 2007 heeft de ontvanger drie weken extra uitstel verleend voor het indienen van de gronden van het bezwaar. Aan het verzoek om overlegging van de processtukken is niet tegemoet gekomen.

2.7. Bij brief van 16 oktober 2007 heeft de toenmalige gemachtigde de gronden van het bezwaar ingediend. In deze brief is tevens aangegeven dat belanghebbende er niet van afziet om te worden gehoord.

2.8. Bij brief van 12 november 2007 heeft de ontvanger de toenmalige gemachtigde verzocht contact met hem op te nemen voor het maken van een afspraak voor een hoorgesprek. In deze brief heeft de ontvanger tevens aangegeven dat het bezwaar niet-ontvankelijk is en dat het horen ertoe strekt om ambtshalve een zo gefundeerd mogelijke beslissing te kunnen nemen.

2.9. Het hoorgesprek heeft op 4 december 2007 plaatsgevonden. Bij brief van 27 maart 2008 heeft de ontvanger het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. De ontvanger is daarbij ook niet ambtshalve aan het bezwaar tegemoet gekomen.

2.10. In geschil is of belanghebbende terecht niet-ontvankelijk is verklaard in bezwaar. Ter zitting heeft belanghebbende de rechtbank verzocht de zaak bij gegrondverklaring terug te wijzen naar de ontvanger.

2.11. Op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb bevat het bezwaarschrift de gronden van het beroep. In artikel 6:6 van de Awb is bepaald dat, indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar, dit niet-ontvankelijk kan worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.

2.12. De rechtbank is van oordeel dat de beschikking aansprakelijkstelling zodanig is gemotiveerd, dat belanghebbende zich redelijkerwijs niet op het standpunt kan stellen dat hij niet in staat was het pro-forma bezwaarschrift nader te motiveren. Dat de ontvanger de onder 2.1 bedoelde processtukken niet heeft overgelegd, doet aan dit oordeel niet af. Belanghebbende had immers ook zonder deze processtukken een (begin van een) motivering kunnen indienen. De ontvanger heeft de toenmalige gemachtigde tweemaal in de gelegenheid gesteld het bezwaarschrift nader te motiveren en heeft hem daarvoor in totaal zeven weken de tijd gegund. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. De ontvanger heeft belanghebbende dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard. Daaraan doet niet af dat in de brief van de ontvanger van 20 september 2007 de uiterste datum voor het indienen van de motivering niet is vermeld. Uit deze brief kan immers worden opgemaakt dat belanghebbende het bezwaar binnen drie weken na dagtekening van de brief dient te motiveren, te weten vóór 11 oktober 2007. Tevens doet aan dit oordeel niet af dat in deze brief niet nogmaals op een (mogelijke) niet-ontvankelijkverklaring wordt gewezen. Bij brief van 15 augustus 2007 heeft de ontvanger belanghebbende namelijk reeds op dit gevolg gewezen.

2.13. Belanghebbende heeft verzocht om de heer [de heer] als getuige te horen. De verklaring van de heer Kneepkens zou betrekking hebben op het melden van de betalingsonmacht. De rechtbank heeft van het horen afgezien, nu de rechtbank ook bij een gegrondverklaring van het beroep niet zou toekomen aan de behandeling van het materiële geschil. Belanghebbende heeft in dat geval immers om terugwijzing verzocht.

2.14. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.

3. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan op 30 december 2008 door mr. W. Brouwer, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. J.M.J.F. Jansen, griffier.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.