Home

Rechtbank Breda, 08-05-2008, ECLI:NL:RBBRE:2008:1530 ECLI:NL:RBBRE:2008:3005 BK4644, 07/805

Rechtbank Breda, 08-05-2008, ECLI:NL:RBBRE:2008:1530 ECLI:NL:RBBRE:2008:3005 BK4644, 07/805

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
8 mei 2008
Datum publicatie
27 november 2009
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2008:BK4644
Zaaknummer
07/805

Inhoudsindicatie

Deze uitspraak wordt gepubliceerd op verzoek. De rechtbank had de uitspraak niet voor publicatie geselecteerd. Om die reden is er geen samenvatting.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 07/805

Uitspraakdatum: 8 mei 2008

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[eiser], wonende te [woonplaats],

eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg, kantoor Buitenland,

verweerder.

Eiser en verweerder worden hierna aangeduid als respectievelijk belanghebbende en inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 16 januari 2007 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende voor het jaar 2003 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 april 2008. Aldaar zijn verschenen en gehoord, mr. [gemachtigde], verbonden aan Loyens & Loeff te Oosterbeek, als gemachtigde van belanghebbende, alsmede namens de inspecteur, [gemachtigde].

1.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2.Gronden

2.1.Belanghebbende heeft van 1 januari 1980 tot 1 mei 1986 in de Verenigde Staten gewoond en gewerkt. Op 1 mei 1986 is hij met pensioen gegaan. Van 1 mei 1986 tot 5 september 2003 heeft hij in België gewoond. Sinds 5 september 2003 is belanghebbende woonachtig in Nederland.

2.2.Belanghebbende heeft gedurende zijn werkzame leven pensioen opgebouwd bij Nationale Nederlanden. Ter zake is in totaal € 571.333 aan premies betaald. Van dit bedrag heeft een gedeelte ad € 209.759 betrekking op de periode dat belanghebbende in de Verenigde Staten woonde en werkte. Dit gedeelte is te splitsen in een werkgeversbijdrage en een werknemersbijdrage. Over de werkgeversbijdrage heeft belanghebbende in de Verenigde Staten inkomstenbelasting betaald, terwijl de werknemersbijdrage voor belanghebbende niet aftrekbaar was. De pensioenuitkeringen zijn op 1 mei 1986 ingegaan.

2.3.De pensioenuitkering over het jaar 2003 bedraagt € 124.156. Van dit bedrag heeft een gedeelte van € 39.661 betrekking op de periode dat belanghebbende in het onderhavige jaar in Nederland woonde (zijnde 115/360 maal € 124.156).

2.4.In geschil is in hoeverre dit gedeelte in het onderhavige jaar in Nederland is belast. Tussen partijen is niet in geschil dat de pensioenuitkering slechts belastbaar is voor het gedeelte dat kan worden toegerekend aan de periode dat belanghebbende in Nederland woonde, zulks conform artikel 18 van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, gesloten te Luxemburg op 5 juni 2001.

2.5.Belanghebbende heeft gesteld dat bij het belasten van de pensioenuitkering rekening dient te worden gehouden met de omstandigheid dat hij tijdens de opbouwfase belasting heeft betaald in de Verenigde Staten. Belanghebbende heeft daarbij een beroep gedaan op het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 6 augustus 2002, nr. CPP2002/784M (hierna: Besluit). Belanghebbende heeft gesteld dat uit dit Besluit volgt dat van de uitkering slechts een gedeelte van € 25.096 kan worden belast, te weten € 39.664 minus € 14.568 (€ 209.759/€ 571.333*€ 124.156*115/360). De inspecteur heeft gesteld dat het gehele bedrag van € 39.661 belast is.

2.6.Op grond van artikel 3.81 van de Wet inkomstenbelasting 2001 juncto artikel 10 van de Wet op de loonbelasting 1964 behoort de pensioenuitkering van Nationale Nederlanden tot het loon van belanghebbende. Op grond van het Besluit wordt daarbij rekening gehouden met de omstandigheid dat in de Verenigde Staten belasting is betaald over de pensioenaanspraak. Deze methode houdt in dat van de pensioenuitkeringen per jaar een gedeelte wordt toegerekend aan de buitenlandse opbouwperiode, zulks op basis van evenredigheid. Dit gedeelte wordt niet in de heffing betrokken tot het moment waarop het totaal van deze jaarlijkse gedeeltes de in het verleden belaste aanspraken overtreft. Op dat moment wordt de gehele uitkering in de heffing betrokken (saldomethode). Belanghebbende heeft ter zitting verklaard dat het moment van overtreffen is gelegen in de periode dat hij in België woonde. Naar het oordeel van de inspecteur heeft dit tot gevolg dat in het onderhavige jaar geen rekening meer kan worden gehouden met de in de Verenigde Staten betaalde belasting over de pensioenaanspraak.

2.7.Belanghebbende heeft daartegenover gesteld dat toepassing van de saldomethode eerst aan de orde kan zijn vanaf het moment waarop hij naar Nederland is verhuisd en niet vanaf de pensioeningangsdatum. Het Besluit is een uitzondering op de wettelijke regels en behelst een tegemoetkoming voor (gedeeltelijk) in het buitenland opgebouwde pensioenen. De strekking van het Besluit is dat een belastingplichtige maar eenmaal belasting dient te betalen over het door hem opgebouwde pensioen, hetzij in de opbouwfase, hetzij in de uitkeringsfase.

2.8.De rechtbank is van oordeel dat wetgeving, noch aard en strekking van het Besluit, aanknopingspunten bieden voor de stelling van belanghebbende, dat toepassing van de saldomethode eerst aan de orde is bij de aanvang van de binnenlandse belastingplicht. Nu vaststaat dat het moment waarop de pensioenuitkeringen de terzake verschuldigde premies overtroffen is gelegen op een tijdstip dat belanghebbende nog inwoner was van België is het gelijk aan de inspecteur en dient de stelling van belanghebbende te worden verworpen.

2.9.Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.

3.Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan op 8 mei 2008 door mr. D. Hund, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. J.M.J.F. Jansen, griffier.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 19 mei 2008

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.