Home

Rechtbank Breda, 19-05-2008, BK8540, AWB 07/2729

Rechtbank Breda, 19-05-2008, BK8540, AWB 07/2729

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
19 mei 2008
Datum publicatie
7 januari 2010
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2008:BK8540
Zaaknummer
AWB 07/2729

Inhoudsindicatie

Deze uitspraak wordt gepubliceerd op verzoek. De rechtbank had de uitspraak niet voor publicatie geselecteerd. Om die reden is er geen samenvatting.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 07/2729

Uitspraakdatum: 16 mei 2008

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[naam] en [naam], wonende te [plaats],

eisers,

en

de inspecteur van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

verweerder.

Eisers en verweerder worden hierna aangeduid als respectievelijk belanghebbenden en inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.De inspecteur heeft aan belanghebbenden met dagtekening 18 mei 2007 naheffingsaanslagen fosfaat- en stikstofheffing voor het jaar 2005 opgelegd ten bedrage van respectievelijk € 30.105 en € 0.

1.2.Belanghebbenden hebben bij brief van 4 juni 2007 bezwaar aangetekend tegen de voormelde naheffingsaanslag fosfaatheffing.

1.3.De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar d.d. 20 juni 2007 de naheffingsaanslag fosfaatheffing gehandhaafd.

1.4.Belanghebbenden hebben daartegen bij brief van 22 juni 2007, ontvangen bij de rechtbank op 25 juni 2007, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbenden een griffierecht geheven van € 285.

1.5.De inspecteur heeft met dagtekening 26 september 2007 een verweerschrift ingediend.

1.6.Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 februari 2008.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbenden, vergezeld van hun gemachtigde

[naam], alsmede namens de inspecteur, [naam].

2.Feiten

2.1.[naam] heeft op 29 december 2000 aan de inspecteur doorgegeven dat hij een bedrijf heeft overgenomen van [naam]. Door middel van het formulier ‘overdracht verrekeningsverleden’ hebben belanghebbenden aangegeven dat zij het gehele verrekeningsverleden van de onderneming van [naam] over wensen te nemen. Het voormelde formulier is op 16 juli 2003 en 2 november 2004 door de inspecteur ontvangen. Het overgenomen fosfaat- en stikstofsaldo bedraagt respectievelijk 6.377 kilogram en 12.023 kilogram.

2.2.Belanghebbenden hebben op 24 augustus 2006 voor het jaar 2005 verfijnde aangifte MINAS (hierna: de aangifte) gedaan, resulterend in een bedrag aan fosfaatheffing ad

€ 30.105 en stikstofheffing ad € 0.

2.3.Na vergelijking van de aangifte met de bij de inspecteur bekende gegevens heeft de inspecteur geconstateerd dat belanghebbenden een bedrag van € 30.105 zijn verschuldigd aan fosfaatheffing. Aangezien belanghebbenden de op aangifte verschuldigde fosfaatheffing niet volledig hebben voldaan, heeft de inspecteur met dagtekening 18 mei 2007 een naheffingsaanslag fosfaatheffing opgelegd ad € 30.105. De naheffingsaanslag stikstofheffing bedraagt € 0.

3.Geschil

3.1.In geschil is het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag fosfaatheffing terecht en naar het juiste bedrag is opgelegd. Belanghebbenden beantwoorden deze vraag ontkennend, de inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.Belanghebbenden stellen dat de aanslag ten onrechte is opgelegd aangezien hen niet voldoende kenbaar is gemaakt dat en op welke wijze het overgenomen fosfaatsaldo is verrekend.

3.3.Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken alsmede hetgeen ter zitting daaraan is toegevoegd.

3.4.Belanghebbenden concluderen tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslag fosfaatheffing.

De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.Bij brief van 25 maart 2005 heeft de inspecteur belanghebbenden geïnformeerd over de verwerking van het door belanghebbende overgenomen fosfaatsaldo. In deze brief geeft de inspecteur aan dat een eventueel overschot op de aangifte van belanghebbenden zal worden meegenomen onder de post ‘uitgeschaarde dieren’ en dat een eventueel saldo zal worden meegenomen onder de post ‘ingeschaarde dieren’. In de voormelde brief wordt verwezen naar een bijgevoegde specificatie waaruit blijkt dat onder post 23 van de verfijnde aangifte bij het onderdeel ‘ingeschaarde dieren’ een bedrag van 6.377 kilogram fosfaat is opgenomen. Dit bedrag betreft het overgenomen fosfaatsaldo.

4.2.Belanghebbenden stellen dat zij niet zijn geïnformeerd over de verrekening van het overgenomen fosfaatsaldo. Gelet op het feit dat belanghebbenden in hun beroepschrift verwijzen naar de onder punt 4.1. vermelde brief en zij ter zitting hebben verklaard dat het mogelijk is dat zij de brief hebben ontvangen maar dat zij deze over het hoofd hebben gezien, is het naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk dat belanghebbenden de voormelde brief wel degelijk hebben ontvangen. De stelling van belanghebbenden faalt dan ook.

4.3.Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur door in de voormelde brief te verwijzen naar de specificatie voldoende kenbaar gemaakt dat en op welke wijze het overgenomen fosfaatsaldo is verwerkt in de aangifte.

4.4.In de periode van 1 januari 1998 tot en met 31 december 2005 kende de meststoffen-wet het zogenaamde mineralenaangiftesysteem (MINAS). Dit systeem heeft voor de

bepaling van de heffingsgrondslag de keuze tussen een forfaitaire aangifte en een verfijnde aangifte. Bij de verfijnde aangifte geldt als uitgangspunt dat de mineralenheffing zoveel mogelijk wordt gebaseerd op de werkelijke hoeveelheden stikstof en fosfaat. Zoals vermeld onder 2.2 hebben belanghebbenden gekozen voor de verfijnde aangifte. Ingevolge de Regeling hoeveelheidsbepaling dierlijke en overige organische meststoffen (Staatscourant 1997, 240/pagina 20) vindt de vaststelling van stikstof- en fosfaatgehaltes plaats door middel van een steekproefonderzoek.

4.5.Ter zitting heeft de inspecteur verklaard dat stikstof en fosfaat in dierlijke mest aanwezige mineralen zijn die niet van elkaar zijn los te koppelen. Een bepaalde hoeveelheid dierlijke mest bevat derhalve altijd zowel een (bepaalde) hoeveelheid stikstof als fosfaat. De inspecteur heeft echter geen verklaring kunnen geven voor het feit dat in het onderhavige geval wèl fosfaatheffing is verschuldigd maar géén stikstofheffing. Voor de onderbouwing van de naheffingsaanslag fosfaatheffing verwijst de inspecteur enkel naar de analyse-resultaten van het steekproefonderzoek en de daarop toegepaste berekeningssystematiek.

4.6.Gelet op de afwezigheid van een aannemelijke verklaring van de inspecteur voor het feit dat belanghebbenden wel fosfaatheffing zijn verschuldigd doch geen stikstofheffing, terwijl deze mineralen onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden, kan de rechtbank niet anders concluderen dan dat de naheffingsaanslag fosfaatheffing in het onderhavige geval niet op de juiste wijze kan zijn vastgesteld en deze deswege moet worden vernietigd.

4.7.Gelet op het vorenoverwogene dien het beroep gegrond te worden verklaard

5.Proceskosten

De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbenden in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs hebben moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1).

6.Beslissing

De rechtbank:

-verklaart het beroep gegrond;

-vernietigt de uitspraak op bezwaar;

-vernietigt de naheffingsaanslag fosfaatheffing;

-veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbenden ten bedrage van

€ 644, en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die dit bedrag aan belanghebbenden moet vergoeden;

-gelast dat de Staat het door belanghebbenden betaalde griffierecht ad € 285 aan deze vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan op 16 mei 2008 door mr. J.J.J. Engel, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.C.W. Hermus, griffier.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 19 mei 2008

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.