Home

Rechtbank Breda, 16-07-2008, ECLI:NL:RBBRE:2008:2447 BK8563, 08/190

Rechtbank Breda, 16-07-2008, ECLI:NL:RBBRE:2008:2447 BK8563, 08/190

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
16 juli 2008
Datum publicatie
7 januari 2010
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2008:BK8563
Zaaknummer
08/190

Inhoudsindicatie

Deze uitspraak wordt gepubliceerd op verzoek. De rechtbank had de uitspraak niet voor publicatie geselecteerd. Om die reden is er geen samenvatting.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 08/190

Uitspraakdatum: 16 juli 2008

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[naam], wonende te [plaats],

eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst Zuidwest/kantoor Breda,

verweerder.

Eiser en verweerder worden hierna aangeduid als respectievelijk belanghebbende en inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 20 december 2007 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende voor het jaar 2005 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 11.428 [aanslagnummer].

Zitting

Een onderzoek ter zitting is met schriftelijke toestemming van partijen achterwege gebleven.

1.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2.Gronden

2.1.Belanghebbende ontving in het jaar 2005 onder meer een AOW-uitkering. Belanghebbende wordt op deze AOW-uitkering gekort tot 78% omdat hij in de periode liggende tussen juni 1963 en september 1974 in Canada heeft gewoond. In verband hiermee ontvangt belanghebbende van de Canadese overheid een “Old Age Security Pension” ter grootte van 18% van een volledige AOW-uitkering.

2.2.Op het Old Age Security Pension is door of namens de Canadese overheid belasting ingehouden. Bij het opleggen van de aanslag heeft de inspecteur de ingehouden Canadese belasting niet op de verschuldigde Nederlandse belasting in mindering gebracht, maar terzake van het Old Age Security Pension vrijstelling verleend.

2.3.Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de ingehouden Canadese belasting als voorheffing op de verschuldigde belasting in mindering moet worden gebracht. De inspecteur beantwoordt deze vraag ontkennend en belanghebbende bevestigend. Niet in geschil is dat de ingehouden Canadese belasting niet kan worden aangemerkt als een voorheffing in de zin van artikel 9.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

2.4.Terzake van voordelen ingevolge de ‘Old Age Security Act’ van Canada, waarvan hier sprake is, is ingevolge het bepaalde in artikel 18, lid 3, juncto artikel 22, lid 2, van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Canada tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen van 1986, als methode ter voorkoming van dubbele belasting vrijstelling (met progressievoorbehoud) van toepassing. Verrekening van buitenlandse belasting daarnaast is dan niet meer aan de orde. Het gelijk is in zoverre aan de inspecteur.

2.5.Ter onderbouwing van zijn standpunt beroept belanghebbende zich op het gelijkheidsbeginsel –als algemeen beginsel van behoorlijk bestuur- en op het vertrouwensbeginsel. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat, omdat hij nagenoeg een volledige AOW-uitkering ontvangt, hij hetzelfde behandeld dient te worden als een 65+-er die een volledige AOW-uitkering ontvangt. Derhalve dient de ingehouden Canadese belasting als voorheffing op de verschuldigde belasting in mindering te worden gebracht.

2.6.Belanghebbendes beroep op het gelijkheidsbeginsel wordt door de rechtbank verworpen. Schending van het gelijkheidsbeginsel kan pas aan de orde komen als sprake is van gelijke gevallen die ongelijk worden behandeld. De rechtbank is van oordeel dat de situatie waarin belanghebbende verkeert en de situatie waarin een belastingplichtige verkeert die altijd in Nederland heeft gewoond en een volledige AOW-uitkering ontvangt zowel feitelijk als rechtens van elkaar verschillen.

2.7.Voor zover belanghebbende heeft bedoeld te stellen dat er sprake is van opgewekt vertrouwen omdat de inspecteur in het verleden de Canadese belasting als voorheffing op de verschuldigde belasting mindering heeft gebracht, faalt zijn beroep. Tot de gedingstukken behoort een door de inspecteur overgelegde brief van 20 januari 2005, waarin het opgewekte vertrouwen per diezelfde datum is opgezegd.

2.8.De rechtbank merkt nog op dat de door belanghebbende gestelde gebreken bij de behandeling van zijn aangifte, wat van dit alles ook zij, niet kunnen leiden tot een verlaging van de aanslag.

2.9.Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond.

3.Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan op 16 juli 2008 door mr. D. Hund, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.C.G. Spierings-van Kessel, griffier.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 22 juli 2008

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.