Rechtbank Breda, 07-01-2009, BH1390, AWB 08/2032
Rechtbank Breda, 07-01-2009, BH1390, AWB 08/2032
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Breda
- Datum uitspraak
- 7 januari 2009
- Datum publicatie
- 29 januari 2009
- ECLI
- ECLI:NL:RBBRE:2009:BH1390
- Zaaknummer
- AWB 08/2032
Inhoudsindicatie
Nu belanghebbende na daartoe een aantal keren te zijn uitgenodigd, zijn bezwaar te motiveren, heeft nagelaten, is het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk verklaard. Dat hij niet is gehoord maakt dat niet anders, nu de mogelijkheid om gehoord te worden is bedoeld om een met de belastingdienst gerezen geschilpunt te bespreken, dan wel twijfelpunten toe te lichten. Anders dan belanghebbende kennelijk meent, is het horen niet bedoeld om mondeling inhoudt te geven aan een ter zake van een aanslag gerezen geschilpunt waarvan de inspecteur niet eerder schriftelijk in kennis is gesteld.
Uitspraak
RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 08/2032
Uitspraakdatum: 7 januari 2009
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
verweerder.
Eiser wordt hierna genoemd belanghebbende en verweerder inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 14 maart 2008 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende voor het jaar 2005 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: de aanslag) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.579 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 14.703.
Zitting
De rechtbank heeft met toestemming van partijen het onderzoek ter zitting achterwege gelaten.
1. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2. Gronden
2.1. Belanghebbende heeft op 28 september 2007 de definitieve aanslag ontvangen, die conform zijn elektronisch ingediende aangifte is opgelegd, naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.579 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 14.703.
2.2. Belanghebbende heeft op 8 november 2007 pro-forma bezwaar gemaakt tegen de aanslag alsmede de in rekening gebrachte heffingsrente. Voor de motivering van het bezwaarschrift heeft belanghebbende verzocht om uitstel. Tevens heeft hij de inspecteur verzocht om gehoord te worden alvorens deze uitspraak op bezwaar zou doen.
2.3. Nu de inspecteur, nadat hij op 23 november 2007, 8 januari 2008 en op 28 januari 2008 belanghebbende in gelegenheid heeft gesteld om het bezwaarschrift nader te motiveren, geen reactie heeft ontvangen van belanghebbende, heeft de inspecteur op 26 februari 2008 aan belanghebbende medegedeeld dat hij voornemens was het bezwaar af te wijzen. Daarbij heeft hij belanghebbende nog eenmaal in de gelegenheid gesteld om zijn bezwaarschrift vóór 12 maart 2008 nader te motiveren. Voorts heeft hij belanghebbende erop gewezen dat, als hij geen motivering binnen de gestelde termijn zou ontvangen, hij het bezwaarschrift ingevolge artikel 6.6 van de Algemene wet Bestuursrecht (hierna: Awb) niet-ontvankelijk zou verklaren.
2.4. Toen een nadere motivering van belanghebbende ook nu uitbleef, heeft de inspecteur op 14 maart 2008 het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard ingevolge artikel 6.6 van de Awb en de aanslag gehandhaafd.
2.5. In geschil is of het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk is verklaard en of belanghebbende ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord.
2.6. Ingevolge artikel 7:2 van de Awb juncto artikel 25, vierde lid, van de AWR wordt belanghebbende op zijn verzoek gehoord voordat de inspecteur op het bezwaar beslist. Ingevolge artikel 7:3 van de Awb kan van het horen worden afgezien indien:
a. het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is,
b. het bezwaar kennelijk ongegrond is,
c. de belanghebbende heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord, of
d. aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad.
2.7. Op grond van het Besluit van 7 januari 2008, nr. CPP2007/3207M, Stcrt. nr. 11 (het Besluit), dient de inspecteur belanghebbende, in afwijking van artikel 7:3 van de Awb, alsnog te horen indien er redelijkerwijs twijfel mogelijk is of het bezwaarschrift niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is.
2.8. Belanghebbende heeft op geen enkele wijze duidelijk gemaakt waaruit zijn bezwaren bestonden. De inspecteur heeft belanghebbende meerdere malen in de gelegenheid gesteld om zijn bezwaarschrift alsnog te motiveren. Bovendien heeft hij belanghebbende bij herhaling erop gewezen dat hij, zonder herstel van het verzuim, het bezwaarschrift ingevolge artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk zou verklaren. Desondanks heeft zulks geen inhoudelijke reactie van belanghebbende opgeleverd. Belanghebbende heeft daarmede de door de inspecteur gevolgde handelwijze over zichzelf afgeroepen. Onder deze omstandigheden mocht de inspecteur, naar het oordeel van de rechtbank, zowel in het licht van het bepaalde in artikel 7:3 van de Awb als op grond van het Besluit, aannemen dat het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk was en uit dien hoofde afzien van het horen van belanghebbende.
2.9. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de mogelijkheid om gehoord te worden is bedoeld om een met de belastingdienst gerezen geschilpunt te bespreken, dan wel twijfelpunten toe te lichten. Anders dan belanghebbende kennelijk meent, is het horen niet bedoeld om mondeling inhoud te geven aan een ter zake van een aanslag gerezen geschilpunt waarvan de inspecteur niet eerder schriftelijk in kennis is gesteld.
2.10. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.
Deze uitspraak is gedaan op 7 januari 2009 door mr. D. Hund en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.H. van Heel, griffier.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.