Home

Rechtbank Breda, 24-02-2009, BH7586, AWB 08/3014

Rechtbank Breda, 24-02-2009, BH7586, AWB 08/3014

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
24 februari 2009
Datum publicatie
8 april 2009
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2009:BH7586
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 08/3014

Inhoudsindicatie

geen samenvatting

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 08/3014

Uitspraakdatum: 24 februari 2009

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende] BV, gevestigd te [woonplaats],

eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

verweerder.

Eiseres wordt hierna belanghebbende genoemd en verweerder inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 30 mei 2008 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende voor het jaar 2005 opgelegde naheffingsaanslag loonbelasting en premie volksverzekeringen naar een bedrag van € 39.588.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 februari 2009.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, alsmede de inspecteur.

1. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2. Gronden

2.1. Belanghebbende drijft een onderneming in het verwerken van kunststofhalffabricaten tot industriële apparaten en de handel in die halffabricaten. Bij belanghebbende heeft een boekenonderzoek plaatsgevonden naar de aanvaardbaarheid van de aangiften loonbelasting over het tijdvak 1 januari 2000 tot en met 31 december 2004. Het boekenonderzoek heeft plaatsgevonden in februari 2005. In dat jaar bestond belanghebbende 40 jaar.

2.2. Naar aanleiding van het boekenonderzoek heeft de inspecteur twee naheffingsaanslagen loonbelasting opgelegd. De eerste naheffingsaanslag betreft het tijdvak 1 januari 2000 tot en met 31 december 2004 en bestaat uit de volgende correcties aan loonbelasting:

Correctie 2000 2001 2002 2003 2004 Totaal

€ € € € €

Onkostenvergoeding 5.089 2.963 2.840 2.840 2.840

Kilometervergoeding - - - 567 2.386

Overdracht auto naar privé - - - 260 -

Verstrekte maaltijden - 114 220 252 328

Representatiekosten 4.368 2.514 4.024 3.853 2.590

Kledingkosten 375 242 245 192 333

Totaal correcties 9.832 5.833 7.329 7.964 8.477 39.435

Rente 1.851 844 818 673 420 4.606

Boete 2.458 1.458 1.832 1.991 2.119 9.858

Totaal aanslag 14.141 8.135 9.979 10.628 11.016 53.899

2.3. De tweede naheffingsaanslag betreft het tijdvak 1 januari 2005 tot en met 30 november 2005. Deze naheffingsaanslag is een zogenaamde bruteringsaanslag en bedraagt € 39.588.

2.4. Belanghebbende heeft tegen beide aanslagen bezwaar gemaakt. In de bezwaarfase heeft de heer [de heer], directeur van belanghebbende, een gesprek gehad met de inspecteur met als doel te komen tot een vaststellingsovereenkomst. Partijen zijn mondeling een bedrag van € 33.575 overeengekomen.

2.5. In de vervolgens opgemaakte vaststellingsovereenkomst heeft de inspecteur vastgelegd dat het bedrag van € 33.575 betrekking had op het tijdvak 1 januari 2000 tot en met 31 december 2004 en wat de gevolgen van de vaststellingsovereenkomst waren voor de naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2005 tot en met 30 november 2005. Aangezien [de heer] van mening was dat in het afgesproken bedrag van € 33.575 ook de loonbelasting over het jaar 2005 was begrepen, heeft hij de vaststellingsovereenkomst niet ondertekend.

2.6. Bij uitspraak op bezwaar tegen de naheffingsaanslag 2005 is de inspecteur ervan uitgegaan dat de loonbelasting die ziet op beloningen van [de heer] voor een bedrag van € 19.204 op hem zal worden verhaald. Voor de overige werknemers naast de heer [de heer] zien de correcties aan loonbelasting op de onkostenvergoeding en de verstrekte maaltijden. Deze correcties zijn door de inspecteur gehandhaafd en in de naheffingsaanslag 2005 gebruteerd. Het voorgaande heeft geresulteerd in een vermindering van de naheffingsaanslag tot € 6.248.

2.7. In geschil is of de mondelinge vaststellingsovereenkomst waarin een bedrag van € 33.575 overeengekomen is, tevens zag op de naheffingsaanslag loonbelasting 2005. Indien deze vraag ontkennend moet worden beantwoord, is in geschil of de naheffingsaanslag loonbelasting 2005 terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

2.8. Met betrekking tot de vaststellingsovereenkomst, heeft de rechtbank in de zaak met procedurenummer AWB 08/3013, waarvan een kopie aan deze uitspraak is gehecht, beslist dat belanghebbende niet aan de overeenkomst gebonden is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat met de inspecteur is overeengekomen dat de aanslag voor 2005 zou vervallen.

2.9. Vaststaat dat belanghebbende heeft besloten de over de jaren 2000 tot en met 2004 nageheven loonbelasting niet op de betreffende werknemers te verhalen. Niet in geschil is dat dit besluit in 2005 heeft plaatsgevonden. Op dat moment genieten de werknemers een voordeel ten bedrage van de voor hen betaalde, doch niet op hen verhaalde belasting (HR 19 oktober 1988, nr. 25 381, onder andere gepubliceerd in BNB 1988/336). Nu de overige werknemers een voordeel hebben genoten in verband met de niet op hen verhaalde loonbelasting, is de rechtbank van oordeel dat de naheffingsaanslag loonbelasting aan belanghebbende terecht is opgelegd.

2.10. Bij de uitspraak in de zaak met procedurenummer AWB 08/3013 heeft de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de correcties loonbelasting over het tijdvak 1 januari 2000 tot en met 31 december 2004 ongegrond verklaard. De inspecteur heeft de naheffingsaanslag 2005 gebaseerd op de naheffingsaanslag loonbelasting voor het tijdvak 2000 tot en met 31 december 2004 zoals deze na bezwaar is verminderd en is er daarbij vanuit gegaan dat de loonheffing die betrekking heeft op [de heer] op hem zal worden verhaald. Hiervan uitgaande is de naheffingsaanslag loonbelasting 2005 juist berekend. Het gelijk is aan de inspecteur.

2.11. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.

2.12. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan op 24 februari 2009 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van

mr. drs. I.E. van Eerd, griffier.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.