Home

Rechtbank Breda, 30-09-2009, BK0024, 09/611

Rechtbank Breda, 30-09-2009, BK0024, 09/611

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
30 september 2009
Datum publicatie
13 oktober 2009
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2009:BK0024
Zaaknummer
09/611

Inhoudsindicatie

Waardering ter beschiking gestelde kantoorruimten bij beëindiging TBS. Vanwege het complexe waarderingskarakter - de privé-gedeelten en de kantoorruimten lopen in het pand door elkaar heen - zijn partijen bij aanvang van de terbeschikkingstelling klaarblijkelijk overeengekomen dat de totale waarde in het economisch verkeer (WEV) van de kantoorruimte afgeleid kan worden van de totale WEV van het gehele pand. De rechtbank acht partijen bij het beëindigen van de terbeschikkingstelling gebonden aan deze afspraak. Nu het pand één geheel betreft dient echter wel rekening gehouden te worden met de waarde in bewoonde staat. Voor het bepalen van de waardedruk acht de rechtbank het in dit geval redelijk om het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 31 augustus 2009, nr. CPP2009/01092M naar analogie toe te passen.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 09/611

Uitspraakdatum: 30 september 2009

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[eiseres], wonende te [plaatsnaam],

eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Zuidwest, kantoor Roosendaal,

verweerder.

Eiseres wordt hierna belanghebbende genoemd en verweerder inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 20 januari 2009 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar voor het jaar 2004 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 september 2009 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde [naam], verbonden aan Visser en Konings Belastingadviseurs BV te Roosendaal, alsmede namens de inspecteur, [namen], bijgestaan door [naam], taxateur.

1.Beslissing

De rechtbank:

-verklaart het beroep gegrond;

-vernietigt de uitspraak op bezwaar;

-vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 50.674;

-veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 805, en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die dit bedrag aan belanghebbende moet vergoeden;

-gelast dat de Staat het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 39 aan deze vergoedt

2.Gronden

2.1.Belanghebbende heeft in het jaar 2001 de onroerende zaak [adres] (hierna: het pand) te [plaatsnaam] voor een bedrag van f 690.000, exclusief bijkomende kosten, in eigendom verkregen. Na de aankoop heeft belanghebbende substantiële verbouwingen doen verrichten aan het pand. De aankoopkosten, verbouwingskosten en bijkomende kosten bedroegen in totaal f 1.000.000 (hierna: stichtingskosten).

2.2.Het pand had, na de verbouwing, enerzijds een woonfunctie en anderzijds een kantoorfunctie. Van het pand was ongeveer de helft bestemd voor eigen bewoning en de andere helft was aangemerkt als kantoorruimten. In de periode 15 mei 2001 tot 4 april 2004 is het kantoorgedeelte van het pand verhuurd aan [X] BV (hierna: [X] BV). De partner van belanghebbende houdt een aanmerkelijk belang in [X] BV. De verhuur van de kantoorruimten vormde zodoende voor belanghebbende ingevolge artikel 3.92 juncto artikel 3.92 Wet IB 2001 een belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden (hierna: de terbeschikkingstelling).

2.3.Het pand bestaat uit twee adressen, met ieder een eigen voordeur. [adres 1] bestaat uitsluitend uit de begane grond en [adres 2] betreft de eerste en tweede verdieping van het pand. Het is mogelijk om via [adres 1] [adres 2] te bereiken en andersom. De begane grond ([adres 1]) is gesplitst in een kantoorkamer aan de voorzijde en de voor privédoeleinden bestemde vertrekken aan de achterzijde. De eerste verdieping ([adres 2]) was geheel bestemd voor de kantoorruimten. De tweede verdieping was, met uitzondering van het toilet, bestemd voor privégebruik.

2.4. Bij aanvang van de terbeschikkingstelling is de aanvangswaarde van het ter beschikking gestelde vermogensbestanddeel - de kantoorruimten - door belanghebbende bepaald op € 226.890, zijnde 50% van de totale aankoopkosten van het pand van f 1.000.000.

2.5.In de loop van 2004 is de verhuur van de kantoorruimten aan [X] BV beëindigd. De kantoorruimten zijn, nu verhuur aan een andere marktpartij niet mogelijk bleek, door belanghebbende voor privédoeleinden in gebruik genomen.

2.6.In geschil is de waarde van het ter beschikking gestelde vermogensbestanddeel bij het einde van de terbeschikkingstelling.

2.7.Belanghebbendes primaire en subsidiaire standpunt komen er in wezen op neer dat, gelet op de onmogelijkheid om de kantoorruimten afzonderlijk te verkopen/ te verhuren, er bij de beëindiging van de terbeschikingstelling rekening dient te worden gehouden met een waardedrukkende factor. In dat verband verwijst belanghebbende naar het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 16 mei 2001, CPP2001/1381M (hierna: het besluit).

2.8.Naar aanleiding van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht omtrent de indeling van het pand, stelt de rechtbank vast dat het kantoorgedeelte niet afsplitsbaar is. Anders gezegd, het is niet mogelijk om het kantoorgedeelte afzonderlijk te verhuren/te verkopen. Vanwege het complexe waarderingskarakter - de privé-gedeelten en de kantoorruimten lopen in het pand door elkaar heen - zijn partijen bij aanvang van de terbeschikkingstelling klaarblijkelijk overeengekomen dat de totale waarde in het economisch verkeer (hierna: WEV) van de kantoorruimte afgeleid kan worden van de totale WEV van het gehele pand. In dit geval door 50% van de WEV van het gehele pand, welke waarde werd vastgesteld aan de hand van de stichtingskosten, toe te rekenen aan de kantoorruimten. De rechtbank acht partijen, en dus ook belanghebbende, bij het beëindigen van de terbeschikkingstelling gebonden aan deze afspraak. Niet in geschil tussen partijen is dat de WEV van het gehele pand bij beëindiging van de terbeschikkingstelling € 450.000 bedraagt. De waarde van het ter beschikking gestelde vermogensbestanddeel, de kantoorruimten, zou in dat geval dan € 225.000 bedragen.

2.9.Niettegenstaande hetgeen hiervoor onder 2.8 is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat, nu het pand één geheel betreft, wel rekening dient te worden met de waarde in bewoonde staat. De rechtbank verwijst in dat verband naar de jurisprudentie die is gewezen in het kader van het overbrengen van een gedeelte van een woon-praktijkpand van zakelijk naar privé (zie bijvoorbeeld Hoge Raad 17 februari 1999, nr. 34 366, BNB 1999/177). Nu de belastingheffing ter zake van ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen zoveel mogelijk dient te geschieden op een wijze alsof het vermogensbestanddeel tot een ondernemingsvermogen behoort, ziet de rechtbank niet in waarom deze jurisprudentie hier niet van toepassing zou zijn. Dat er bij de aanvang van de terbeschikkingstelling op de openingsbalans geen rekening is gehouden met deze waardruk acht de rechtbank niet relevant. Indien er bij de aanvang van de terbeschikingstelling fouten zijn gemaakt dient de inspecteur, nog daargelaten of dat in dit geval mogelijk is, dit op grond van de foutenleer te corrigeren. De inspecteur heeft in het onderhavige geval echter geen beroep gedaan op de foutenleer. Voorts overweegt de rechtbank dat er met betrekking tot dit soort situaties geen regels zijn om de waardedruk te bepalen. De rechtbank acht het in dat geval redelijk om het besluit van staatssecretaris - inmiddels ingetrokken en laatstelijk vervangen door het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 31 augustus 2009, nr. CPP2009/01092M - naar analogie toe te passen. Alsdan bedraagt de waarde van het ter beschikking gestelde vermogensbestanddeel bij het einde van de terbeschikkingstelling € 146.250. Dit heeft tot gevolg dat het verlies uit overige werkzaamheden in verband met de beëindiging van terbeschikkingstelling, conform belanghebbendes standpunt, € 80.460 bedraagt.

2.10. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond verklaard.

2.11.De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 805 (1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 161 en een wegingsfactor 1, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1).

Aldus gedaan door mr. M.L. Weerkamp, rechter, en door deze en mr. M. Jansen, griffier, ondertekend.

De griffier, De rechter,

Uitgesproken in het openbaar op 30 september 2009.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 8/10/2009

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.