Home

Rechtbank Breda, 30-09-2009, BK0044, 08/2753

Rechtbank Breda, 30-09-2009, BK0044, 08/2753

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
30 september 2009
Datum publicatie
13 oktober 2009
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2009:BK0044
Zaaknummer
08/2753

Inhoudsindicatie

Omkering van de bewijslast ter zake van inkomsten uit drugshandel in coffeeshop. De omzet steeg enorm toen in 2005 de omzetten werden bijgehouden op door de inspecteur verstrekte en via waarnemingen ter plaatse gecontroleerde dagstaten. Volgens de rechtbank leidde de inspecteur daaruit terecht af dat in de voorgaande jaren niet alle omzet was verantwoord. Bh had niet de vereiste administratie bijgehouden en niet de vereiste aangifte gedaan, wat leidde tot omkering van de bewijslast. Volgens de rechtbank was de extrapolatie van de omzet 2005 naar die uit 2002, 2003 en 2004 redelijk. De boete werd verminderd wegens samenloop van de diverse jaren en undue delay.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 08/2753

Uitspraakdatum: 30 september 2009

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[eiser], wonende te [plaatsnaam], eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg, kantoor Maastricht, verweerder.

Eiser wordt hierna belanghebbende genoemd en verweerder inspecteur.

De bestreden uitspraken op bezwaar

De uitspraken van de inspecteur van 7 mei 2008 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende voor het jaar 2004 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 603.913 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 18.939 (aanslagnummer [nummer]H46) en de daarbij behorende boetebeschikking.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 september 2009 te Breda.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende, [naam] en belanghebbendes gemachtigde [naam], alsmede namens de inspecteur, [namen]. Daarbij zijn de zaken die bij de rechtbank zijn geregistreerd onder de nummers 08/2751 tot en met 08/2758 gezamenlijk behandeld.

1.Beslissing

De rechtbank:

-verklaart het beroep gegrond;

-vernietigt de uitspraken op bezwaar;

-vermindert de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 497.718 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 18.939;

-vermindert de boete tot € 39.720;

-veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van

€ 152, en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die dit bedrag aan belanghebbende moet vergoeden;

-gelast dat de Staat het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 39 aan deze vergoedt.

2.Gronden

Vooraf: ontvankelijkheid

2.1.Alvorens tot inhoudelijke behandeling van het geschil kan worden gegaan, dient eerst de vraag naar de ontvankelijkheid van belanghebbendes beroep tegen de uitspraak op het bezwaarschrift van de inspecteur te worden beantwoord.

2.2.De inspecteur heeft de gemachtigde op 7 mei 2008 de motivering van de vermindering van de onderhavige aanslag gestuurd. Hij schrijft daarin dat de uitspraak op het bezwaar binnen enkele weken wordt toegezonden en dat daarin een toelichting is opgenomen op de beroepsmogelijkheden. Nagelaten is deze verminderingsbeschikking aan te maken, zo heeft de inspecteur op 22 september 2009 de rechtbank telefonisch bericht. Partijen zijn het erover eens dat de inspecteur in de brief van 7 mei 2008 onmiskenbaar te kennen heeft gegeven op het bezwaar te beslissen en gedeeltelijk aan het bezwaar van belanghebbende tegemoet te komen zodat het beroep van belanghebbende van 16 juni 2008 niet voortijdig is ingediend. Nu de rechtbank niet is gebleken dat partijen hierbij uitgaan van een juridisch onjuist uitgangspunt zal de rechtbank partijen hierin volgen.

Inhoudelijke beoordeling

2.3.Belanghebbende en zijn echtgenote drijven een coffeeshop in [plaatsnaam] in de rechtsvorm van een vennootschap onder firma (hierna: de vof). Van de winst komt 55% toe aan belanghebbende en 45% aan zijn echtgenote.

2.4.De vof verkoopt onder meer softdrugs. In de jaarrekeningen van de vof is aan omzet drugs vermeld:

- € 572.160 over het jaar 2002;

- € 952.386 over het jaar 2003;

- € 1.185.027 over het jaar 2004.

2.5.Op voorstel van de Belastingdienst is de vof met ingang van 28 januari 2005 overgestapt naar een ander, beter controleerbaar, registratiesysteem voor de drugs, waarbij dagelijks op lijsten wordt genoteerd per drugsoort:

- de beginvoorraad van de dag;

- de verkopen gedurende de dag;

- de aankopen gedurende de dag;

- de eindvoorraad van de dag;

- de verkoopprijs.

2.6.De gevoerde administratie resulteert voor het jaar 2005 in een omzet van € 3.879.507. Bij vijf waarnemingen ter plaatse, die namens de inspecteur in en over het jaar 2005 bij de vof zijn verricht, zijn de kas en de administratie aan de hand van de lijsten gecontroleerd en goed bevonden.

2.7.De in 2.6 genoemde omzet is door de inspecteur geëxtrapoleerd naar de jaren 2002 tot en met 2004. De inkoop is overeenkomstig de verhouding tussen de over het desbetreffende jaar verantwoorde omzet, inkoop en brutowinst, naar boven bijgesteld. Het voorgaande heeft als resultaat dat de inspecteur de omzet, respectievelijk de winst van de vof heeft verhoogd met:

- € 543.552 respectievelijk € 298.709 voor het jaar 2002;

- € 904.766 respectievelijk € 483.945 voor het jaar 2003;

- € 1.125.775 respectievelijk € 604.583 voor het jaar 2004.

Van voornoemde bedragen is 55% toegerekend aan belanghebbende.

2.8.Aan belanghebbende zijn vervolgens de volgende aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, met inbegrip van de onder 2.7. vermelde correcties:

- voor het jaar 2002 een navorderingsaanslag, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 264.620;

- voor het jaar 2003 een navorderingsaanslag, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 479.738;

- voor het jaar 2004 een aanslag, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 603.913 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 18.939.

Bij deze aanslagen zijn boeten opgelegd van 50% van de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen die verschuldigd is over de onder 2.7. vermelde winstcorrecties. De boeten zijn opgelegd wegens (voorwaardelijk) opzet en belopen respectievelijk € 42.715, € 69.204 en € 86.455.

2.9.Na bezwaar heeft de inspecteur de correcties op de omzet en winst van de vof verminderd tot € 371.904 respectievelijk € 167.542,75 voor het jaar 2002 en € 666.670,20 respectievelijk € 310.068,31 voor het jaar 2003. Als gevolg daarvan is de navorderingsaanslag 2002 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 192.479 en de navorderingsaanslag 2003 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 384.106. In verband met deze verminderingen zijn de bijbehorende boeten over deze jaren verminderd tot respectievelijk € 23.958 en € 44.339.

2.10.Na bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak van 7 mei 2008 aan belanghebbende bericht dat de correctie op de omzet en winst van de vof voor het jaar 2004 zal worden verminderd tot € 888.770 respectievelijk € 411.501. Ten tijde van de mondelinge behandeling van de zaak was deze vermindering nog niet omgezet in een cijfermatige vermindering van de aanslag en de boete. Desgevraagd heeft de inspecteur op 22 september 2009 de rechtbank per fax bericht dat de aanslag 2004 zal worden verminderd tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 497.718 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 18.939. Op 24 september 2009 heeft de inspecteur desgevraagd de rechtbank telefonisch en per fax bericht dat de bijbehorende boete zal worden verminderd tot € 58.845.

2.11.Aan belanghebbende is over het jaar 2005 een voorlopige aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met dagtekening 16 mei 2007 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 559.083. Belanghebbende heeft ook tegen de voorlopige aanslag bezwaar gemaakt. In de inmiddels ingediende aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over 2005 heeft belanghebbende een inkomen uit werk en woning vermeld dat hoger is dan het inkomen waarvan de voorlopige aanslag uitgaat. Bij uitspraak op bezwaar is de voorlopige aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 510.672.

2.12.In geschil is het antwoord op de volgende vragen.

- Is de winstcorrectie terecht en tot het juiste bedrag aangebracht?

- Is de vergrijpboete terecht en tot het juiste bedrag opgelegd?

Belanghebbende beantwoordt vorenstaande vragen ontkennend. De inspecteur beantwoordt de vragen in tegengestelde zin.

2.13.Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

2.14.Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de inspecteur, vermindering van de aanslag en vernietiging van de boetebeschikking. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep. Wat betreft de boete stelt de inspecteur zich subsidiair op het standpunt dat belanghebbende grove schuld kan worden verweten.

Met betrekking tot de winstcorrectie

2.15.De inspecteur stelt primair dat belanghebbende niet de vereiste aangifte heeft gedaan. Hij verwijst hiervoor naar het gegeven dat de verantwoorde omzet 2005 van € 3.879.507 maar liefst € 2.694.480 hoger is dan de verantwoorde omzet 2004. De inspecteur erkent dat de omzet van belanghebbendes coffeeshop een stijgende lijn vertoont, dat de verbouwing die in 2004 heeft plaatsgevonden een voor de omzet van belanghebbende positief effect kan hebben gehad en dat de verkeerssituatie bij belanghebbendes coffeeshop is gewijzigd. Ook erkent hij dat de omzet softdrugs van coffeeshops in [plaatsnaam] in het algemeen een stijgende lijn vertoont, dat er een aanzuigende werking uitgaat van de hardere aanpak van thuisteelt, straatdealers en niet-gedoogde verkooppunten, dat sommige coffeeshops door de gemeente zijn gesloten, dat sommige andere coffeeshops geen parkeerplaatsen meer hadden en dat burgemeester [naam] van [plaatsnaam] landelijk en internationaal met dit onderwerp herhaaldelijk in de publiciteit is gekomen. Deze factoren zijn volgens de inspecteur voldoende verdisconteerd doordat de omzet van de vof over 2004 ‘slechts’ is gecorrigeerd met € 888.770,25.

2.16.Tegenover het standpunt van de inspecteur heeft belanghebbende gesteld dat de inspecteur onvoldoende rekening heeft gehouden met de onder 2.15 gememoreerde feiten en omstandigheden en dat de behaalde omzet over 2004 geheel is verantwoord.

2.17.De rechtbank is van oordeel dat de significante verschillen tussen de omzet over 2005 en de door belanghebbende verantwoorde cijfers over de jaren 2002 tot en met 2004, niet verklaard kunnen worden door de onder 2.15 vermelde feiten en omstandigheden. De rechtbank acht aannemelijk dat de omzetstijging vooral het gevolg is van de in 2005 ingevoerde wijze van verantwoording, waarbij de vof dagelijks de in- en verkopen van drugs administreerde op zodanige wijze dat de omzetten controleerbaar waren en ook feitelijk door waarnemingen ter plaatse werden gecontroleerd, zulks in tegenstelling tot de jaren vóór 2005 toen van een dagelijkse controleerbare administratie geen sprake was. De verschillen in verantwoorde omzet van enerzijds 2005 en anderzijds de jaren daarvoor zijn dermate groot, dat de rechtbank aannemelijk acht dat belanghebbende in die eerdere jaren absoluut en relatief bezien aanzienlijke bedragen aan omzet niet heeft verantwoord. Dit leidt tot de conclusie dat de vof in die eerdere jaren niet de vereiste administratie heeft gevoerd en dat belanghebbende over die eerdere jaren niet de vereiste aangifte heeft gedaan. Dit verzuim acht de rechtbank van voldoende gewicht voor toepassing van de sanctie van artikel 27e, aanhef en onderdeel a, AWR, zodat het beroep ongegrond moet worden verklaard, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraken op bezwaar tegen de aanslag onjuist zijn.

2.18.Met al hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd, heeft hij naar het oordeel van de rechtbank niet het bewijs geleverd dat en in hoeverre de uitspraken op bezwaar onjuist zijn. Het gegeven dat, gelet op de aard van de onderneming, in redelijkheid niet mag worden verwacht dat belanghebbende ter zake van de inkoop van softdrugs beschikt over facturen of gegevens betreffende de identiteit van de leverancier(s), leidt niet tot een ander oordeel.

2.19.De rechtbank dient dan nog te beoordelen of de aanslag berust op een redelijke schatting van het verschuldigde bedrag aan inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. De door de inspecteur aangebrachte correcties zijn als volgt becijferd:

-De verantwoorde omzet over 2004 van € 1.185.027 heeft hij verhoogd met een bedrag van € 803.000, te weten € 2.200 per dag, ter becijfering van de te verwachten omzet over 2005, uitgaande van een normale groei in 2005 ten opzichte van 2004. De te verwachten omzet 2005 zou dan zijn € 1.988.027.

-De feitelijk verantwoorde omzet over 2005 van € 3.879.507 overschrijdt voornoemde te verwachten omzet over 2005 met € 1.891.480 ofwel met 95%. Daaruit volgt de conclusie dat er in de jaren vóór 2005 meer omzet moet zijn geweest dan is verantwoord.

-De verzwegen omzet van de jaren 2002, 2003 en 2004 is bij de aanslagregeling gesteld op 95% van de verantwoorde omzet over die jaren. Bij bezwaar is dat percentage teruggebracht naar 65% voor 2002, 70% voor 2003 en 75% voor 2004.

-De inkoop is overeenkomstig de verhouding tussen de verantwoorde omzet, inkoop en brutowinst zoals over het onderhavige jaar verantwoord, naar boven bijgesteld.

-Van de aldus berekende verzwegen winst is 55% toegerekend aan belanghebbende.

De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur aldus een redelijke schatting heeft gemaakt van de door belanghebbende behaalde niet-verantwoorde winst.

2.20Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat de berekening van het inkomen, zoals dat voortvloeit uit de uitspraak op bezwaar, niet te hoog is. Nu de inspecteur de aanslag nog niet heeft verminderd, zal de rechtbank doen wat de inspecteur had behoren te doen en het belastbaar inkomen uit werk en woning vaststellen op € 497.718.

Met betrekking tot de boete

2.21.Zoals hiervoor overwogen is de rechtbank van oordeel dat belanghebbende een gedeelte van de door hem behaalde omzet niet heeft verantwoord in de aangifte inkomstenbelasting, zodat hij willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat te weinig belasting zou worden geheven. De rechtbank is dan ook van oordeel dat belanghebbende opzettelijk een onjuiste aangifte heeft gedaan hetgeen een boete van 50% in beginsel rechtvaardigt.

2.22.Wel ziet de rechtbank aanleiding voor matiging van de boete. Aan belanghebbende zijn tegelijkertijd voor samenhangende navorderingsaanslagen over de jaren 2002 en 2003 boetes opgelegd. Voorts is de hoogte van de verschuldigde inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen bepaald met omkering van de bewijslast. Gelet op deze omstandigheden acht de rechtbank het passend en geboden de boete te beperken tot 37,5% van de over de winstcorrectie verschuldigde inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen of € 44.133. Gelet op het tijdsverloop tussen het aankondigen van de boete en deze uitspraak van de rechtbank, dient vermeld percentage met 10% te worden verlaagd zodat de boete wordt verminderd tot € 39.720.

3.Proceskosten

Met betrekking tot de kosten van bezwaar

3.1.Tot de gedingstukken behoort een brief van de gemachtigde van belanghebbende van 20 november 2007 waarin op pagina 3 tot uitdrukking is gebracht dat belanghebbende aanspraak maakt op vergoeding van de kosten, welke hij ten behoeve van professionele rechtshulp in de bezwaarfase heeft en zal moeten maken. De rechtbank stelt vast dat de inspecteur in het bestreden besluit wel is tegemoetgekomen aan het bezwaar maar heeft nagelaten een beslissing te nemen op het verzoek om proceskosten in bezwaar. De inspecteur heeft ter zitting verklaard dat hij, zo belanghebbende tijdig een verzoek daartoe zou hebben ingediend, bereid zou zijn geweest over te gaan tot vergoeding van de kosten in bezwaar. De rechtbank zal daarin zelf voorzien, zoals hierna wordt bepaald.

3.2.De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 241,50 (1 punt, te weten voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 161 maal 1,5 wegens het aantal samenhangende zaken en een wegingsfactor 1).

3.3.Met betrekking tot de zaken met procedurenummers 08/2751 tot en met 08/2758 gaat de rechtbank er van uit dat het acht samenhangende zaken zijn in de zin van artikel 3 van het Besluit. De rechtbank zal in ieder van deze zaken een vergoeding voor de kosten van bezwaar toekennen van (afgerond) € 31 (€ 241,50 gedeeld door acht zaken waarin belanghebbende en/of zijn echtgenote in bezwaar geheel of gedeeltelijk in het gelijk is gesteld).

Met betrekking tot de proceskosten in beroep

3.4.De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.

3.5.Deze kosten zijn op de voet van het Besluit voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 966 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 maal 1,5 wegens het aantal samenhangende zaken en een wegingsfactor 1). Overige kosten die op grond van het Besluit voor vergoeding in aanmerking komen zijn gesteld noch aannemelijk gemaakt.

3.6.Met betrekking tot de zaken met procedurenummers 08/2751 tot en met 08/2758 gaat de rechtbank er van uit dat het acht samenhangende zaken zijn in de zin van artikel 3 van het Besluit. De rechtbank zal in ieder van deze zaken een proceskostenvergoeding toekennen van een achtste deel ofwel (afgerond) € 121.

3.7.Gelet op hetgeen in 3.3 en 3.6 is overwogen veroordeelt de rechtbank de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 152.

Aldus gedaan door mr.drs. G.H.C. Blommers, voorzitter, mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en mr. D. Hund, rechters, en bij afwezigheid van de voorzitter door de oudste rechter en M.H.A. de Graaf, griffier, ondertekend.

De griffier, De voorzitter,

Uitgesproken in het openbaar op 30 september 2009.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 9/10/09

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.