Home

Rechtbank Breda, 19-10-2009, BK1223, 08/2246

Rechtbank Breda, 19-10-2009, BK1223, 08/2246

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
19 oktober 2009
Datum publicatie
27 oktober 2009
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2009:BK1223
Zaaknummer
08/2246

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat facturen die betrekking hebben op een verbouwing door de VOF zijn betaald.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 08/2246

Uitspraakdatum: 12 oktober 2009

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[eiseres], domicilie kiezend te [woonplaats],

eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst Limburg/kantoor Maastricht,

verweerder.

Eiseres wordt hierna belanghebbende genoemd en verweerder inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2000 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 473.937. De inspecteur heeft bij uitspraak het tegen de aanslag gemaakte bezwaar, wegens termijnoverschrijding, niet-ontvankelijk verklaard.

1.2.Belanghebbende heeft tegen die uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij het Hof ’s-Hertogenbosch. Het Hof heeft het beroep in zijn uitspraak van 19 juli 2006, met nummer 03/01204, ongegrond verklaard.

1.3.Tegen deze uitspraak is belanghebbende in cassatie gegaan. De Hoge Raad heeft in het arrest van 22 februari 2008, met nummer 43.289, de uitspraak van het Hof vernietigd en de inspecteur opgedragen om opnieuw uitspraak te doen op het bezwaarschrift van belanghebbende.

1.4.De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 8 april 2008 de aanslag gehandhaafd.

1.5.Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 14 mei 2008, ontvangen bij de rechtbank op 15 mei 2008, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 39.

1.6.De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.7. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 juli 2009 te Breda. Aldaar is verschenen en gehoord, namens de inspecteur, mr. [gemachtigde], mr. [gemachtigde] en [gemachtigde]. Belanghebbende is, met kennisgeving van 21 juli 2009 aan de rechtbank, niet verschenen.

2.Feiten

Op grond van de stukken van het geding stelt de rechtbank als tussen partijen niet in geschil, de volgende feiten vast:

2.1.Belanghebbende exploiteerde met haar echtgenoot tot en met augustus 2000 een hotel-restaurant onder de naam V.O.F. [naam hotel-restaurant] (hierna: de VOF), gelegen aan de [adres] te [plaats]. Belanghebbende is gerechtigd tot 75% van de winst van de VOF, haar echtgenoot tot 25%.

2.2.In 2000 is de VOF gestaakt en is het pand aan de [adres] (hierna: het pand) met een boekwaarde van ƒ 430.019 verkocht voor ƒ 800.000. De stakingswinst bedraagt ƒ 369.981.

2.3.Tijdens de procedure voor het Hof heeft belanghebbende vier facturen ingebracht die naar haar zeggen betrekking hebben op verbouwingen aan het pand voor een totaal van ƒ 269.721,30. Deze facturen, die niet in de boekhouding van de VOF zijn verwerkt, zijn als volgt gespecificeerd:

Nummer Datum Bedrag BTW Totaal Betaling

20000109 09-01-2000 ƒ 79.950,00 ƒ 3.991,25 ƒ 93.941,25 11-01-2000

20000225 25-02-2000 ƒ 54.250,00 ƒ 9.493,75 ƒ 63.743,75 25-02-2000

20000330 30-03-2000 ƒ 55.850,00 ƒ 9.773,75 ƒ 65.623,75 30-03-2000

20000429 29-04-2000 ƒ 39.500,00 ƒ 6.912,50 ƒ 46.412,50 04-05-2000

ƒ 229.550,00 ƒ 40.171,25 ƒ 269.721,25

2.4.Tijdens de procedure voor het Hof heeft de inspecteur, met toestemming van het Hof, een boekenonderzoek uitgevoerd naar deze facturen. Bij het onderzoek is het volgende naar voren gekomen:

- De originele facturen zijn niet op briefpapier gedrukt.

- De datum van twee van de facturen is dezelfde als de datum waarop zou zijn betaald.

- De facturen zijn niet gespecificeerd. Er zijn ook geen achterliggende stukken.

- De aannemer is niet bekend bij de Kamer van Koophandel en bij de belastingdienst in deze periode.

- De aannemer is gedurende deze periode niet bekend op het op de facturen vermelde adres.

- Het rekeningnummer dat op de facturen staat is een privérekening, die pas vanaf 23 januari 2002 in gebruik is.

- Door de nieuwe eigenaar van het pand zijn werkzaamheden uitgevoerd cq. offertes hiervoor aangevraagd.

- Er is geen (noodzakelijke) vergunning aangevraagd door belanghebbende voor de verbouwing.

- Voor een in 1999 aan het pand uitgevoerde verbouwing was een speciale bouwrekening aanwezig, welke exact de uitgaven voor de verbouwing omvatte. Voor de verbouwing in 2000 bestaat een dergelijke rekening niet.

- De VOF heeft de op de facturen vermelde omzetbelasting niet als voorbelasting in aftrek gebracht.

- Er zijn geen schriftelijke stukken waaruit blijkt hoe de verbouwingen aan het pand zijn gefinancierd.

2.5.Op 16 april 2002 heeft de nieuwe eigenaar van hotel [naam hotel-restaurant] een bouwvergunning gekregen voor het uitbreiden en verbouwen van het hotel. De geraamde bouwkosten hiervoor bedragen € 176.325.

3.Geschil

3.1.In geschil is het antwoord op de vraag of belanghebbende en haar echtgenoot voor eigen rekening en risico verbouwingswerkzaamheden hebben verricht of laten verrichten aan het pand voor een bedrag van ƒ 269.721,25 (inclusief omzetbelasting), wat leidt tot een vermindering van de stakingswinst van de VOF met eenzelfde bedrag.

Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de inspecteur ontkennend.

3.2.Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij hieraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting.

3.3.Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag tot een, berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 269.108. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4.Beoordeling van het geschil

4.1. Nu belanghebbende haar aandeel in de gestelde kosten van de verbouwing in mindering wil brengen op haar inkomen en de inspecteur gemotiveerd bestrijdt dat die verbouwing heeft plaatsgevonden en dat het bedrag is betaald, rust op belanghebbende de last te bewijzen dat die verbouwing inderdaad en tot het door haar gestelde bedrag is uitgevoerd en betaald. Bij de beoordeling of belanghebbende in dat bewijs is geslaagd, neemt de rechtbank het volgende in aanmerking:

- Belanghebbende is pas na de eerste zitting bij het Hof op 4 november 2004 met de vier facturen gekomen. Belanghebbende heeft geen afdoende verklaring gegeven voor het feit dat die facturen niet in 2000 in de administratie zijn verwerkt.

- Belanghebbende heeft helemaal geen andere correspondentie of stukken over de geclaimde verbouwing en de kosten daarvan. Gezien de uitgebreidheid van die verbouwing, zoals door belanghebbende in het beroepschrift beschreven, is onaannemelijk dat over de kosten niet zou zijn onderhandeld.

- De VOF heeft de op die facturen vermelde omzetbelasting ad ƒ 40.171,25 niet als voorbelasting in aftrek gebracht. Dat is, gezien de hoogte van het bedrag, onbegrijpelijk.

- Belanghebbende stelt dat de VOF in het jaar 2000 een bedrag van ƒ 269.721,25 heeft betaald. Dat bedrag is niet in de boekhouding van de VOF verantwoord. Gezien de hoogte van het bedrag, zeker in relatie tot de omzet van de VOF, is onaannemelijk dat het zou zijn vergeten.

- Belanghebbende heeft voor de stelling dat het bedrag is geleend van de heer [naam] geen enkel bewijs bijgebracht.

- Belanghebbende heeft geen verklaring voor het feit dat de op de facturen vermelde bankrekening in het jaar 2000 niet bestond en evenmin voor het gegeven dat de op de facturen vermelde aannemer in het jaar 2000 noch bij de belastingdienst, noch bij het Handelsregister bekend was.

4.2.Gezien al deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de VOF het bedrag van ƒ 269.721,25 op de overgelegde facturen heeft betaald. De rechtbank acht daarentegen aannemelijk dat de overgelegde facturen pas geruime tijd na het jaar 2000 zijn opgemaakt met het oog op de onderhavige procedure en dat de daarop vermelde bedragen nooit door de VOF zijn betaald.

4.3.Nu belanghebbende de betaling van de facturen niet aannemelijk heeft gemaakt, is reeds hierom het gelijk aan de inspecteur. De rechtbank laat de vraag of, en in welke mate, in 2000 verbouwingen zijn uitgevoerd, onbesproken. De rechtbank gaat aan belanghebbendes ruime getuigenaanbod ter zake voorbij, nu alle door belanghebbende opgevoerde getuigen slechts een verklaring kunnen geven over werkzaamheden die aan het pand zijn verricht en niet over de facturen en de betaling hiervan door de VOF.

4.4.Belanghebbende heeft voorts gesteld dat de stukken uit de administratie van de nieuwe eigenaar van hotel [naam hotel-restaurant] tot de gedingstukken behoren en alsnog moeten worden overgelegd. Ook stelt belanghebbende dat de belastingdienst geen genoegen had moeten nemen met de beperkte informatie die de nieuwe eigenaar heeft verschaft. Naar het oordeel van de rechtbank is het onderzoek bij de nieuwe eigenaar van enig belang, maar gezien de overige stellingen van de inspecteur van ondergeschikte betekenis geweest bij de besluitvorming in het onderhavige geval. Door toezending van de bouwvergunning van de nieuwe eigenaar heeft de inspecteur naar het oordeel van de rechtbank aan artikel 8:42 Awb voldaan. De kladstukken acht de rechtbank niet van belang voor de onderhavige aanslag nu het geschil uitsluitend ziet op de verbouwing van het pand en de betalingen daarvoor door belanghebbende zelf. Het enkele feit dat de nieuwe eigenaar andere dingen verbouwd zou kunnen hebben zegt niets over de verbouwingen die voor rekening van belanghebbende zou zijn verricht. Het belang aan deze stellingen ontvalt hiermee.

4.5.Gelet op het vorenoverwogene is het gelijk aan de zijde van de inspecteur en dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5.Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door mr. C.A.F.M. Stassen, voorzitter, mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en mr. M.L. Weerkamp, rechters, en door de voorzitter en mr. M.S.J. Pijnenburg-Braspenning, griffier, ondertekend.

De griffier, De voorzitter,

Uitgesproken in het openbaar op 12 oktober 2009.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 19 oktober 2009

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.