Home

Rechtbank Breda, 09-12-2009, BK8068, 09/436

Rechtbank Breda, 09-12-2009, BK8068, 09/436

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
9 december 2009
Datum publicatie
31 december 2009
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2009:BK8068
Zaaknummer
09/436

Inhoudsindicatie

De aanleg van een kade/containerterminal voldoet aan de door de gemeente Moerdijk in de Verordening gegeven omschrijving van het begrip infrastructurele voorziening. Nu de kosten voor de infrastructurele voorziening ingevolge de Verordening niet zijn begrepen onder de bouwkosten, heeft verweerder ten onrechte bouwleges in rekening gebracht.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 09/436

Uitspraakdatum: 9 december 2009

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[eiseres], gevestigd te [plaatsnaam],

eiseres,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Moerdijk,

verweerder.

Eiseres wordt hierna belanghebbende genoemd.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 18 december 2008 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar in rekening gebrachte bouwleges met dagtekening 20 augustus 2008.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 november 2009 te Breda.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende, [namen], alsmede namens verweerder, [naam].

1.Beslissing

De rechtbank:

-verklaart het beroep gegrond;

-vernietigt de uitspraak op bezwaar;

-vermindert de in rekening gebrachte bouwleges tot nihil;

-veroordeelt verweerder in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 644;

-gelast dat verweerder het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 288 aan deze vergoedt.

2.Gronden

2.1.Met dagtekening 20 augustus 2008 zijn aan belanghebbende bouwleges (fase 2) in rekening gebracht in verband met de aanleg van een kadevoorziening/containerterminal aan de [adres X] op het industrieterrein Moerdijk. De bouwleges bedroegen in eerste instantie € 70.932 en zijn berekend op grond van een heffingsgrondslag (hierna: bouwkosten) van € 6.168.000. Bij de uitspraak op bezwaar van 18 december 2008 heeft verweerder de bouwkosten verminderd tot € 4.164.242,15 en de bouwleges overeenkomstig verminderd naar € 47.888,30.

2.2. In geschil is het antwoord op de vraag of de leges naar het juiste bedrag aan bouwkosten zijn geheven. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de aanleg van een kade/containerterminal onder het begrip ‘infrastructurele voorziening’ valt. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, verweerder ontkennend.

2.3.Artikel 5.1.2 van de tarieventabel 2008 behorende bij de Verordening op de heffing en invordering van leges 2008 van de gemeente Moerdijk (hierna: de Verordening) vermeldt, voor zover hier van belang, het volgende ten aanzien van de bouwkosten:

Het berekenen van de leges gebeurd op basis van de door het college van Burgemeester en Wethouders vastgestelde bouwkostenlijst Moerdijk, inclusief de daarin opgenomen uitgangspunten. Onder bouwkosten wordt verstaan: alle kosten die betrekking hebben op de bouw, behalve:

-Grondkosten (verwervingskosten van het terrein, kosten voor infrastructurele voorzieningen en kosten voor bouwrijp maken)

-Inrichtingskosten (bedrijfsinstallaties en -apparatuur)

-Honoraria voor architecten en adviseurs

-Kosten voor grondonderzoek

-Verzekeringspremies

-Omzetbelasting en andere heffingen

2.4. Verweerder heeft in het verweerschrift weergegeven dat onder infrastructurele voorzieningen in het algemeen worden verstaan vaste, steeds aanwezige technische voorzieningen van belang voor de logistiek, zoals (spoor)wegen, bruggen, vliegvelden, havens, bekabeling, riolering etc. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat in zijn visie van belang is dat de voorziening openbaar is zoals bijvoorbeeld een openbare weg of brug. Hiervan is bij de kade/containerterminal geen sprake.

2.5. Ter zitting hebben belanghebbende en zijn gemachtigde verklaard dat het gaat om een kade ter grootte van 300 meter en dat de containerterminal gezien moet worden als een betonnen parkeerplaats, gebouwd ten behoeve van het overslaan van containers. Daarnaast heeft de gemachtigde van belanghebbende ter zitting gemotiveerd weersproken dat een voorziening openbaar moet zijn om te kunnen voldoen aan het begrip infrastructurele voorziening.

2.6.De rechtbank is van oordeel dat de kade/containerterminal voldoet aan de door verweerder gegeven omschrijving van het begrip infrastructurele voorziening. De kade/containerterminal is een vaste, steeds aanwezige technische voorziening die van belang is voor de logistiek en hiermee een essentieel onderdeel vormt van de haven. Anders dan verweerder acht de rechtbank het niet van doorslaggevend belang dat de voorziening openbaar is. De Verordening stelt die eis immers niet.

2.7. Nu de kosten voor de infrastructurele voorziening ingevolge de Verordening niet zijn begrepen onder de bouwkosten, heeft verweerder ten onrechte bouwleges in rekening gebracht.

2.8.Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard en behoeven de overige grieven van belanghebbende geen behandeling.

3. Proceskosten

De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1). Voor een kostenvergoeding in de bezwaarfase is geen plaats, nu niet gesteld of aannemelijk geworden is dat belanghebbende daar vóór de uitspraak op bezwaar om heeft verzocht (artikel 7:15, derde lid van de Awb).

Aldus gedaan door mr. M.L. Weerkamp, rechter, en door deze en mr. T.A. Mandemakers, griffier, ondertekend.

De griffier, De rechter,

Uitgesproken in het openbaar op 9 december 2009.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 15 december 2009

Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als die onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als binnen zes weken na verzending van de uitspraak geen rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtmiddel is beslist. (artikel 27h, vijfde lid en artikel 28, zevende lid AWR)

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.