Home

Rechtbank Breda, 20-01-2010, ECLI:NL:RBBRE:2010:255 ECLI:NL:RBBRE:2010:2507 BL4379, 08/4040

Rechtbank Breda, 20-01-2010, ECLI:NL:RBBRE:2010:255 ECLI:NL:RBBRE:2010:2507 BL4379, 08/4040

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
20 januari 2010
Datum publicatie
18 februari 2010
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2010:BL4379
Zaaknummer
08/4040

Inhoudsindicatie

Vennootschapsbelasting

Belanghebbende hanteert als boekjaar het 52/53-wekenstelsel. Dit systeem leidt er toe dat eenmaal in de vijf à zes jaar een lang boekjaar ontstaat (53 weken) dat begint in december van een bepaald jaar (jaar X) en eindigt in januari twee kalenderjaren later (jaar X plus twee). Naar het oordeel van de rechtbank heeft de wetgever, gezien het systeem van de Wet VPB waarin de winst in beginsel jaarlijks wordt bepaald en belast, met de voorwaarde dat sprake moet zijn van geregelde jaarlijkse afsluitingen bedoeld dat in beginsel in ieder opvolgend kalenderjaar een boekjaar wordt afgesloten. Vaststaat dat het systeem dat belanghebbende hanteert daaraan niet voldoet, omdat systematisch eens in de vijf of zes jaar een kalenderjaar wordt overgeslagen. Er is dan geen sprake van geregelde jaarlijkse afsluitingen zodat de belastbare winst moet worden bepaald per kalenderjaar (beroep ongegrond).

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 08/4040

Uitspraakdatum: 20 januari 2010

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[X] BV, gevestigd te [plaatsnaam],

eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Oost-Brabant, kantoor ‘s-Hertogenbosch,

verweerder.

Eiseres wordt hierna belanghebbende genoemd en verweerder inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 24 juli 2008 op het bezwaar van belanghebbende tegen de beschikking waarbij de inspecteur verliezen uit andere jaren heeft verrekend met de belastbare winst over 2004 alsmede de vaststelling van het in volgende jaren nog te verrekenen verlies.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 januari 2010 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, [naam], verbonden aan BDO CampsObers Accountants & Belastingadviseurs te Arnhem, alsmede namens de inspecteur, [naam]. De bij de rechtbank onder de nummers 08/4040 en 08/4041 geregistreerde procedures zijn gelijktijdig ter zitting behandeld.

1.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2.Gronden

2.1.Belanghebbende heeft over het onderhavige jaar aangifte vennootschapsbelasting (hierna: de aangifte) ingediend naar een belastbare winst van € 143.943. Met dagtekening 16 juni 2007 heeft de inspecteur de aanslag vennootschapsbelasting 2004 (hierna: de aanslag) opgelegd.

2.2.Ingevolge artikel 10d van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet VPB) zijn de in de aangifte opgevoerde rentelasten niet geaccepteerd. De belastbare winst is vastgesteld op € 306.567. Gelijktijdig met het vaststellen van de aanslag is met de belastbare winst een verlies verrekend van € 306.567, zodat het belastbare bedrag is vastgesteld op nihil. Het totaalbedrag aan nog te verrekenen verliezen is bij de aanslag vastgesteld op € 242.268. Na bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar de verliesverrekeningsbeschikking gehandhaafd. Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen.

2.3.De aandelen in belanghebbende worden gehouden door haar enig aandeelhouder [Y], welke vennootschap is gevestigd in de Verenigde Staten van Amerika en als boekjaar het 52/53-wekenstelsel hanteert. Dit systeem houdt in dat het boekjaar steeds wordt afgesloten aan het eind van een volle week. In het algemeen wordt afgesloten na 52 weken, eenmaal in de vijf á zes jaar wordt afgesloten na 53 weken.

2.4.Op 26 augustus 2003 is door middel van statutenwijziging het volgende bepaald:

“Het thans lopende boekjaar eindigt op 28 december tweeduizend drie. Met ingang van negenentwintig december tweeduizend drie begint het boekjaar der vennootschap op de maandag volgende op de laatste zondag van de maand december en eindigt op de laatste zondag van de maand december van het daarop volgende jaar.”

2.5.Op 16 november 2004 is door middel van statutenwijziging het volgende bepaald:

“Het boekjaar van de vennootschap loopt van de eerste maandag van de maand januari tot en met de laatste zondag, voorafgaande aan de eerste maandag van de maand januari. Het thans lopende boekjaar, aangevangen op negenentwintig december tweeduizend drie, loopt tot en met twee januari tweeduizend vijf.”

2.6.Artikel 10d van de Wet VPB is ingevoerd bij Wet van 18 december 2003, Stb. 2004, 526 (Belastingplan 2004). Die wet is in werking getreden met ingang van 1 januari 2004 maar artikel 10d van de Wet VPB vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2004. De onder 2.5 vermelde statutenwijziging leidde ertoe dat het boekjaar van belanghebbende waarin de winst over 2004 was begrepen, niet in dat jaar aanving zodat artikel 10d van de Wet VPB niet van toepassing was.

2.7.Ter zitting heeft de inspecteur zijn stelling dat belanghebbende louter om fiscale redenen haar boekjaar heeft gewijzigd in een lang boekjaar volgens het 52/53-wekenstelsel ingetrokken.

2.8.In geschil is het antwoord op de vraag of belanghebbende het resultaat over de periode 29 december 2003 tot en met 2 januari 2005 in het onderhavige jaar tot haar belastbare winst dient te rekenen. Belanghebbende vindt van niet, de inspecteur heeft een tegenovergestelde opvatting. Meer in het bijzonder is daarbij de vraag of bij het 52/53-wekenstelsel, zoals belanghebbende dat toepast, sprake is van een boekjaar als bedoeld in artikel 7, vierde lid, van de Wet VPB. Ingeval voornoemde vraag ontkennend wordt beantwoord, is tevens in geschil of het gelijkheidsbeginsel is geschonden. Belanghebbende beantwoordt beide vragen bevestigend en de inspecteur ontkennend.

2.9.De voor het onderhavige geschil relevante regelgeving luidt, voor zover van belang, als volgt:

“Artikel 7 van de Wet VPB (tekst met ingang van 1 januari 2003)

1. Ten aanzien van binnenlandse belastingplichtigen wordt de belasting geheven naar het belastbare bedrag.

2. Het belastbare bedrag is de in een jaar genoten belastbare winst verminderd met de op de voet van Hoofdstuk IV te verrekenen verliezen.

3. Belastbare winst is de winst verminderd met de aftrekbare giften.

4. Onder jaar wordt verstaan boekjaar, dan wel, zo de belastingplichtige niet regelmatig boekhoudt met geregelde jaarlijkse afsluitingen, kalenderjaar. Indien de belastingplichtige in de loop van het boekjaar als dochtermaatschappij deel gaat uitmaken of ophoudt deel uit te maken van een fiscale eenheid als bedoeld in artikel 15, eerste lid, wordt het gedeelte van dat boekjaar waarin de belastingplichtige geen deel uitmaakt van die fiscale eenheid als afzonderlijk jaar aangemerkt.

5. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld in welke gevallen de inspecteur onder door hem te stellen voorwaarden de belastingplichtige op zijn verzoek kan toestaan het belastbare bedrag te berekenen in een andere geldeenheid dan de euro. Daarbij wordt onder meer aangegeven tegen welke koers de in de wetgeving opgenomen bedragen in euro's worden omgerekend in de andere geldeenheid en tegen welke koers het in de andere geldeenheid berekende belastbare bedrag wordt omgerekend in euro's. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.”

2.10.Volgens de voormelde regelgeving wordt het belastbare bedrag per boekjaar berekend. Ingeval de belastingplichtige niet regelmatig boekhoudt met geregelde jaarlijkse afsluitingen, wordt het belastbare bedrag per kalenderjaar berekend.

2.11.Ter zitting is komen vast te staan dat het 52/53 weken systeem zoals belanghebbende dat hanteert, er toe leidt dat eenmaal in de vijf à zes jaar een lang boekjaar ontstaat (53 weken) dat begint in december van een bepaald jaar (jaar X) en eindigt in januari twee kalenderjaren later (jaar X plus twee).

2.12.In de parlementaire geschiedenis is met betrekking tot het begrip “boekjaar” het volgende opgemerkt:

“MvT, Wet VPB 1969, Kamerstukken II 1959/60, 6000, nr. 3, blz. 18 l.k.

De omschrijving van het begrip 'jaar' verdient de voorkeur boven die van art. 7, eerste en tweede lid, van het besluit, omdat het hebben van een boekjaar bij aan de vennootschapsbelasting onderworpen lichamen regel is. Niet opgenomen is de uit art. 7, tweede lid, van het besluit (Bew.: bedoeld is het Besluit op de Vennootschapsbelasting 1942) af te leiden bepaling dat een boekjaar als regel twaalf maanden dient te bevatten. Gemeend wordt dat aansluiting te dezen bij de boekhouding van de lichamen de voorkeur verdient. Praktisch betekent dit dat de periode waarover de belasting wordt geheven, gelijk is aan het statutaire boekjaar. Slechts bij uitzondering komt het voor dat het boekjaar meer of minder dan twaalf maanden omvat, zoals bij oprichting en liquidatie van een lichaam of bij tussentijdse verandering van het boekjaar. Ook deze kortere of langere boekperioden zullen in het algemeen als boekjaar kunnen worden aanvaard. De bepaling van art. 7, vierde lid, van het besluit, dat in geval van liquidatie de inspecteur bevoegd is twee of drie jaren tezamen als één jaar aan te merken kon in verband hiermede worden gemist.”

2.13.Naar het oordeel van de rechtbank heeft de wetgever, gezien het systeem van de Wet VPB waarin de winst in beginsel jaarlijks wordt bepaald en belast, met de voorwaarde dat sprake moet zijn van geregelde jaarlijkse afsluitingen bedoeld dat in beginsel in ieder opvolgend kalenderjaar een boekjaar wordt afgesloten. Vaststaat dat het systeem dat belanghebbende hanteert daaraan niet voldoet, omdat systematisch eens in de vijf of zes jaar een kalenderjaar wordt overgeslagen. Er is dan geen sprake van geregelde jaarlijkse afsluitingen zodat de belastbare winst moet worden bepaald per kalenderjaar. Het gelijk is aan de inspecteur.

2.14.De bewijslast of sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel rust op belanghebbende. Schending van het gelijkheidsbeginsel kan pas aan de orde komen als sprake is van gelijke gevallen die ongelijk worden behandeld. De inspecteur heeft ter zitting gesteld dat bij de door belanghebbende genoemde belastingplichtigen het 52/53-wekenstelsel in elk opvolgend kalenderjaar wordt afgesloten en de rechtbank heeft geen reden aan de juistheid daarvan te twijfelen. De rechtbank is van oordeel dat dan geen sprake is van gelijke gevallen in bovenstaande zin. Het beroep op schending van het gelijkheidsbeginsel wordt verworpen.

2.15.Gelet op al het vorenoverwogene is het gelijk aan de zijde van de inspecteur en is het beroep ongegrond verklaard.

3.Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Aldus gedaan door mr. drs. G.H.C. Blommers, voorzitter, mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en mr. dr. M.J.G.A.M. Weerepas, rechters, en door de voorzitter en mr. W.Y. Ip, griffier, ondertekend.

De griffier, De voorzitter,

Uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2010.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 29 januari 2010

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.