Home

Rechtbank Breda, 20-01-2010, BL4413, 09/971

Rechtbank Breda, 20-01-2010, BL4413, 09/971

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
20 januari 2010
Datum publicatie
18 februari 2010
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2010:BL4413
Zaaknummer
09/971

Inhoudsindicatie

Betekeningskosten

De rechtbank is van oordeel dat het beroep ontvankelijk is, nu de ontvanger de uitspraak op bezwaar alleen naar belanghebbende heeft gezonden, terwijl het voor hem duidelijk was dat de gemachtigde bij de behandeling van het onderhavig administratief beroep aan belanghebbende bijstand verleende. De termijnoverschrijding is daarom verschoonbaar. Voorts komt de rechtbank tot het oordeel dat de betekeningskosten terecht aan belanghebbende in rekening zijn gebracht.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 09/971

Uitspraakdatum: 20 januari 2010

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[A] BV, gevestigd te [plaatsnaam],

eiseres,

en

de ontvanger van de Belastingdienst/Limburg, kantoor Venlo,

verweerder.

Eiseres wordt hierna belanghebbende genoemd en verweerder ontvanger.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de ontvanger van 23 juli 2008 op het bezwaar van belanghebbende tegen de beschikking van 7 april 2008 waarbij aan belanghebbende een bedrag van € 10.070 aan betekeningskosten in rekening is gebracht in verband met een dwangbevel tot betaling van het op de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2003 openstaande bedrag van € 150.607 (inclusief € 14 vervolgingskosten).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 januari 2010 te Breda. Aldaar zijn tegelijkertijd behandeld de zaken die bij de rechtbank zijn geregistreerd onder de procedurenummers 08/1368 en 09/971. Ter zitting zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende [naam], verbonden aan Koenen en Co Belastingadviseurs te Sittard (hierna: de gemachtigde), alsmede namens de ontvanger, [naam].

1.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2.Gronden

2.1Met dagtekening 13 oktober 2007 is aan belanghebbende een aanslag in de vennootschapsbelasting over het jaar 2003 opgelegd. Op het desbetreffende aanslagbiljet is vermeld dat – na verrekening van voorheffingen – een bedrag van € 150.593 inclusief heffingsrente op de aanslag moest worden betaald met als uiterste betaaldatum 13 december 2007.

Bij brief van 23 november 2007 heeft de gemachtigde bij de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg (hierna: de inspecteur) bezwaar gemaakt tegen de aanslag en daarbij verzocht om uitstel van betaling totdat op het bezwaarschrift is beslist. Op 7 december 2007 heeft de ontvanger zodanig uitstel van betaling verleend.

2.2Met dagtekening 4 februari 2008 heeft de inspecteur uitspraak gedaan op het bezwaar tegen de aanslag. In een bijlage bij deze uitspraak is onder meer vermeld: "6. Als u een beroepschrift indient, kunt u in beginsel uitstel van betaling krijgen. Stuur daarvoor een verzoek aan de ontvanger van de Belastingdienst/Limburg/kantoor Venlo."

2.3In verband met de voormelde uitspraak van de inspecteur heeft de ontvanger het verleende uitstel van betaling ingetrokken en hiervan bij brief mededeling gedaan aan de belanghebbende, welke brief op 6 februari 2008 door haar is ontvangen. In die brief heeft de ontvanger te kennen gegeven dat het openstaande bedrag binnen tien dagen moest worden betaald.

2.4Naar aanleiding van die brief heeft [naam] als administrateur van belanghebbende (hierna: de administrateur) telefonisch contact opgenomen met het kantoor van de gemachtigde. Hem werd meegedeeld dat een beroepschrift zou worden ingediend met een verzoek om uitstel van betaling.

2.5Nadat de ontvanger heeft geconstateerd dat betaling van het openstaande bedrag was uitgebleven, heeft hij belanghebbende een aanmaning gezonden, gedagtekend 10 maart 2008. Daarbij is onder meer vermeld dat het openstaande bedrag, € 150.607 (inclusief aanmaningskosten) nog moet worden verhoogd met de eventueel verschuldigde invorderingsrente en binnen tien dagen moet zijn betaald.

2.6Naar aanleiding van die aanmaning heeft de administrateur op of omstreeks 10 maart 2008 opnieuw telefonisch contact opgenomen met het kantoor van de gemachtigde. Hem is verteld dat de aanslag nog niet betaald hoefde te worden omdat een beroepschrift was ingediend.

2.7Tegen de onder 2.2. vermelde uitspraak van de inspecteur van 4 februari 2008 heeft de gemachtigde bij brief van 14 maart 2008, ingekomen ter griffie van de rechtbank op 17 maart 2009, beroep bij de rechtbank ingesteld. Dat beroep is bij de rechtbank geregistreerd onder procedurenummer 08/1368. In verband hiermee heeft de gemachtigde de ontvanger telefonisch noch schriftelijk verzocht om uitstel van betaling van de aanslag.

2.8Nadat de ontvanger had geconstateerd dat betaling van het openstaande bedrag opnieuw was uitgebleven, heeft de belastingdeurwaarder gedagtekend 7 april 2008 een dwangbevel uitgevaardigd en dit, op de voet van artikel 13, derde lid, van de Invorderingswet 1990, met bevel tot betaling aan belanghebbende betekend. Daarbij is onder meer vermeld dat het openstaande bedrag van € 150.607 plus een bedrag van € 10.070 aan betekeningskosten, binnen twee dagen moet zijn betaald. Op 8 april 2008 heeft de betaling daarvan plaatsgevonden.

2.9Bij brief van 23 april 2008, bij de ontvanger ingekomen op 25 april 2008, heeft de administrateur tegen de in rekening gebrachte betekeningskosten administratief beroep ingesteld. Bij brief van 16 mei 2008, bij de ontvanger ingekomen op 19 mei 2008, heeft de gemachtigde de motivering van het administratief beroep aangevuld. Daarna heeft de ontvanger de indiener van het administratief beroep en de gemachtigde in een hoorgesprek gelegenheid gegeven het administratief beroep toe te lichten.

2.10Vervolgens heeft de ontvanger bij uitspraak, gedagtekend 23 juni 2008, het administratief beroep tegen de betekeningskosten afgewezen. De ontvanger heeft deze uitspraak verzonden naar belanghebbende en niet naar de gemachtigde.

2.11Bij brief van 11 december 2008 heeft de gemachtigde een tweede aanvulling op het administratief beroep aan de ontvanger gezonden. Hierop heeft de ontvanger bij brief van 12 januari 2009 gereageerd met – verkort weergegeven – de mededeling dat hij reeds op 23 juli 2008 uitspraak op het administratief beroep heeft gedaan en dat die uitspraak inmiddels onherroepelijk vast staat. Vervolgens heeft de gemachtigde contact opgenomen met belanghebbende en heeft hij van haar op 23 januari 2009 per email de beschikking over de uitspraak van de ontvanger gekregen.

2.12De gemachtigde heeft bij brief van 3 maart 2009, ingekomen ter griffie van de rechtbank op 4 maart 2009, tegen de uitspraak van de ontvanger beroep ingesteld.

2.13In geschil is:

a) of het beroep te laat is ingesteld, en

b) of de betekeningskosten terecht en op de juiste wijze in rekening zijn gebracht.

Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend; de ontvanger bevestigend.

2.14Uit de uitspraak van de ontvanger blijkt dat het hem duidelijk was dat de gemachtigde als zodanig bij de behandeling van het onderhavige administratief beroep aan de belanghebbende bijstand verleende. Zulks brengt mee dat de ontvanger een afschrift van zijn uitspraak ten minste aan de gemachtigde diende te zenden. Nu de ontvanger dat in het onderhavige geval heeft nagelaten, de gemachtigde eerst op 23 januari 2009 op andere wijze de beschikking heeft gekregen over de uitspraak van de ontvanger en het onderhavige beroepschrift binnen zes weken daarna bij de rechtbank is ingekomen, is het beroep tijdig ingediend. Mitsdien verwerpt de rechtbank het andersluidende standpunt van de ontvanger.

2.15De intrekking van het uitstel van betaling en de aanmaning zijn rechtstreeks aan de belastingschuldige, derhalve aan het adres van belanghebbende gezonden. Hoewel de administrateur van belanghebbende hieromtrent steeds onverwijld met de gemachtigde contact heeft opgenomen, heeft deze laatste verzuimd de ontvanger om nader uitstel van betaling te vragen of de administrateur geadviseerd zulks te doen, dan wel verzuimd de administrateur juist in te lichten. Deze omstandigheden kunnen de ontvanger niet worden tegengeworpen. Het argument dat de mededeling van de ontvanger omtrent de beëindiging van het uitstel van betaling in elk geval ook aan de gemachtigde, die het uitstel van betaling in het bezwaarschrift tegen de aanslag had verzocht, had moeten worden gezonden, kan belanghebbende te dezen niet baten aangezien de gemachtigde onverwijld door de administrateur van de beëindiging van het uitstel en daarna ook van de aanmaning op de hoogte is gesteld.

2.16Mitsdien is de ontvanger terecht overgegaan tot het laten uitvaardigen en betekenen van het dwangbevel. Gezien de tekst op de enveloppe “Belangrijk! A.u.b. onmiddellijk openen” is de rechtbank van oordeel dat het voor belanghebbende duidelijk moest zijn dat de inhoud haar onmiddellijke aandacht behoefde. Mitsdien is voldaan aan de voorwaarden van artikel 13 van de Invorderingswet 1990. De enkele omstandigheid dat niet het telefoonnummer van de ontvanger, maar het algemene telefoonnummer van de Belastingdienst er op staat vermeld doet daar niet aan af. De door belanghebbende betwiste kosten zijn dan ook terecht en op de juiste wijze aan haar in rekening gebracht.

2.17Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.

2.18Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Aldus gedaan door mr. R.W. Otto, voorzitter, mr. C.A.F.M. Stassen en mr. drs. M.M. de Werd, rechters, en door de voorzitter en mr. M. van Es-Hinnen, griffier, ondertekend.

De voorzitter is verhinderd het proces-verbaal mede te ondertekenen.

De griffier, De voorzitter,

Uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2010.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 28 januari 2010

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.