Home

Rechtbank Breda, 20-01-2010, BL4416, 08/1368

Rechtbank Breda, 20-01-2010, BL4416, 08/1368

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
20 januari 2010
Datum publicatie
18 februari 2010
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2010:BL4416
Formele relaties
Zaaknummer
08/1368

Inhoudsindicatie

Formeel belastingrecht

Becon-gemachtigde heeft aangifte over 2003 ingediend op 14 maart 2005. De rechtbank acht de Uitstelregeling 2004 van toepassing. De rechtbank is van oordeel dat uitdrukkelijk uitstel is verleend voor het doen van de aangifte en dat dit voor de gemachtigde kenbaar was. De termijn voor het opleggen van de aanslag duurde derhalve tot 1 april 2005 en niet tot 1 maart 2005.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 08/1368

Uitspraakdatum: 20 januari 2010

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[A] BV, gevestigd te [plaatsnaam],

eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg, kantoor Venlo,

verweerder.

Eiseres wordt hierna belanghebbende genoemd en verweerder inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 4 februari 2008 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar over het jaar 2003 opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting ten belope van € 662.244 (aanslagnummer [nummer]V.360112). De aanslag is berekend naar een belastbaar bedrag van € 1.923.168. Op de aanslag moest – na verrekening van voorheffingen – een bedrag van € 129.479 worden betaald. Tegelijk met de aanslag is bij voor bezwaar vatbare beschikking een bedrag van € 21.114 aan heffingsrente in rekening gebracht. Het desbetreffende aanslagbiljet is gedagtekend 13 oktober 2007.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 januari 2010 te Breda. Aldaar zijn tegelijkertijd behandeld de zaken die bij de rechtbank zijn geregistreerd onder de procedurenummers 08/1368 en 09/971. Ter zitting zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende [naam], verbonden aan Koenen en Co Belastingadviseurs te Sittard (hierna: de gemachtigde), alsmede namens de inspecteur, [naam].

1.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2.Gronden

2.1Belanghebbende heeft de gemachtigde opdracht gegeven de aangifte voor de vennootschapsbelasting voor het jaar 2003 te verzorgen en in te dienen bij de inspecteur. Behoudens uitstel diende de aangifte voor 1 juni 2004 bij de inspecteur te worden ingeleverd. Het kantoor van de gemachtigde is aangesloten bij Samenwerkende Registeraccountants en accountants-administratieconsulenten, een beroepsorganisatie van belastingadviseurs (hierna: SRA).

2.2De gemachtigde heeft op 29 maart 2004 een diskette met een "geleideformulier CVUUITST - 2003" ingezonden aan de Belastingdienst/Centrale invoer Heerlen, vestiging Almelo, Antwoordnummer 12000, 7600 XB Almelo met de naam, het adres en het BECON-nummer van het kantoor van de gemachtigde, de naam van de contactpersoon (mr. [naam]) met een telefoonnummer, de naam van het gebruikte softwarepakket en de mededeling dat de diskette 101 aanvragen om uitstel bevat. Een van die aanvragen betreft de onderwerpelijke aangifte. Deze uitsteldiskette is blijkens een stempelafdruk op het geleideformulier op 31 maart 2004 door de Belastingdienst/Oost, team CVU (hierna ook: CVU) ontvangen.

2.3Als bijlage bij de door belanghebbende in deze zaak ingediende conclusie van repliek behoort tot de gedingstukken een kopie van de in januari 2004 door de Belastingdienst uitgegeven brochure "Voor belastingconsulenten: uitstel en schatting". In deze brochure is uitgelegd wat de Uitstelregeling 2004 inhoudt, hoe een belastingadviseur daarvan gebruik kan maken en hoe deze door de Belastingdienst wordt toegepast. Hieruit blijkt voor zover thans van belang – het volgende (tussen haakjes is de bladzijde van de brochure vermeld waaraan de informatie is ontleend).

(blz. 7) De Uitstelregeling 2004 geldt voor aangiften inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting voor het belastingjaar 2003.

(blz. 8/9) De aangiften kunnen gespreid worden ingeleverd. Daartoe kan een elektronisch verzoek om uitstel via een bestand op diskette voor 1 april 2004 worden ingeleverd.

(blz. 10/11) Uiterlijk begin mei 2004 zendt de CVU de belastingconsulent een inleverschema waaruit blijkt hoeveel aangiften per inleverperiode moeten worden ingeleverd en een lijst met alle sofinummers waarvoor uitstel is verleend. Voor deze aangiften geldt een uitstelperiode die loopt tot 1 maart 2005. Het inleverschema is gebaseerd op de volgende percentages:

Tot en met Cumulatief percentage Aangiften

April / mei 10% IB vanaf 1 april

Juni 20% Vpb vanaf 1 juni

Juli / augustus 30% Schattingsformulieren

September 40%

Oktober 50%

November 62,5%

December 75%

Januari 87,5%

Februari 100%

Maart (5%) Onder voorwaarden resterende 5%

2.4Met betrekking tot de laatstvermelde periode van het inleverschema is in de brochure het volgende vermeld (blz. 11 en 12, onderscheidenlijk 13):

"Let op! Alleen als u per 1 maart ten minste 95% van het totaal van de aangiften heeft ingeleverd, kunt u onder voorwaarden gebruik maken van het extra uitstel tot 1 april. U krijgt één maand extra uitstel om het resterende percentage van 5% van de aangiften in te leveren. (…)"

en

"Als het u niet lukt alle aangiften vóór de gestelde datum in te leveren, mag u onder voorwaarden de maand maart gebruiken voor het restant van maximaal 5%. U hoeft hiervoor geen apart verzoek in te dienen. U mag de aangiften dan tot 1 april 2005 inleveren. U mag dit extra uitstel alleen gebruiken:

-als u op 1 maart 2005 ten minste 95% van het totaal van de aangiften heeft ingeleverd waarvoor u gewoon uitstel heeft gekregen;

-als er bij u in de lopende uitstelperiode geen aangiften zijn aangewezen;

-als u geen bijzonder of incidenteel uitstel heeft aangevraagd.

Bent u niet in staat de aangifte(n) vóór 1 april 2005 in te leveren, neem dan direct contact op met de Belastingdienst/Oost, team CVU."

2.5De Uitstelregeling 2004 is eenzijdig door de Belastingdienst vastgesteld. De inhoud ervan is onderwerp van bespreking geweest in een periodiek overleg tussen de Belastingdienst en de beroepsorganisaties van belastingconsulenten, het zogenoemde BECON-overleg. SRA is in het BECON-overleg vertegenwoordigd. Op 19 maart 2004 en op 3 juni 2004 hebben vergaderingen van het BECON-overleg plaatsgevonden. De inspecteur heeft daarvan verslagen bij zijn conclusie van dupliek overgelegd.

2.5.1In het verslag van het overleg van 19 maart 2004 is vermeld:

"Wijziging uitstelregeling

Het geactualiseerde overzicht van de wijzigingen in de uitstelregeling wordt gescheiden verzonden aan de beconorganisaties. De voornaamste wijzigingen van de regeling gaan al in het lopende jaar in (aangiften 2003), maar konden niet meer in de brochure worden verwerkt."

2.5.2In het gescheiden van het verslag van het overleg van 19 maart 2004 aan de deelnemers verzonden overzicht van de voorgenomen wijzigingen is – voor zover thans van belang – het volgende vermeld:

Onderwerp Aangiftejaar Communicatie Opmerkingen

Percentages van het inleverschema (gelijkmatiger) wijzigen 2003 Vanaf belastingjaar 2003 zal worden bewaakt overeenkomstig het nieuwe inleverschema. Ook in brochure 2004 staat het 'oude' schema. De bewaking zal plaatsvinden overeenkomstig het schema, echter de becon krijgt het 'oude' schema toegezonden, alsmede zullen overige uitingen gebaseerd zijn op het 'oude' systeem.

Uiterste inleverdatum volgens inleverschema wijzigen van 1 maart naar 1 april 2003 Vanaf belastingjaar 2003 zal worden bewaakt overeenkomstig het nieuwe inleverschema. Zie bovenstaande opmerkingen.

2.5.3In het verslag van het overleg van 3 juni 2004 is vermeld:

"Uitstelregeling

(…)

Over de wijziging van de uitstelregeling meldt [naam] [Belastingdienst/CVU Almelo, rechtbank] dat alle beoogde wijzigingen zijn doorgevoerd.

De inleverschema's voor de aangiften 2003 zijn inmiddels verzonden (10 inleverperiodes), indien deze door sommige becons niet mochten zijn ontvangen, kan de CVU worden gebeld. (…)"

2.6Het onderwerpelijke aangiftebiljet is op 11 maart 2005 namens belanghebbende ondertekend door [X]. Het is op 14 maart 2005 door de inspecteur ontvangen. Op het voorblad van de aangifte is vermeld dat het ingeleverd moet zijn vóór 1 maart 2005. Deze datum is door de gemachtigde ingevuld.

2.7De gemachtigde heeft de inspecteur hangende het bezwaar verzocht om een motivering waaruit blijkt dat de aanslag binnen de aanslagtermijn is opgelegd. Hierop heeft de inspecteur hem op 3 december 2007 een schermafdruk gezonden waaruit de, in het computersysteem van de CVU omtrent het uitstel opgeslagen gegevens, blijken. Voorts heeft de CVU bij brief van 29 januari 2008 aan gemachtigde een lijst met gegevens omtrent het verleende uitstel voor het indienen van aangiften voor het jaar 2003 gezonden. Hierin is vermeld dat in alle niet geweigerde gevallen, waaronder de aangifte van belanghebbende, zodanig uitstel is verleend tot 1 april 2005.

2.8Tussen partijen is in geschil of de onderwerpelijke aanslag, zoals belanghebbende stelt en de inspecteur betwist, is opgelegd na afloop van de termijn, bedoeld in artikel 11, derde lid, van de AWR.

2.9Het geschil spitst zich toe op de volgende vragen:

a)heeft de gemachtigde, zoals hij stelt, voor het doen van de onderwerpelijke aangifte uitstel verzocht tot 1 maart 2005 of, zoals de inspecteur stelt, tot 1 april 2005 althans tot en met 14 maart 2005, de datum waarop de aangifte door de inspecteur is ontvangen, en

b)was het de gemachtigde binnen drie jaren nadat de belastingschuld is ontstaan, derhalve vóór 1 januari 2007, duidelijk dat de inspecteur het verzochte uitstel heeft verleend?

2.10De gemachtigde heeft gesteld dat met de indiening van de uitsteldiskette uitstel is verzocht tot 1 maart 2005 en voorts dat hij daaromtrent vóór 1 januari 2007 geen bericht heeft ontvangen waaruit hem duidelijk was of kon zijn, dat de inspecteur het gevraagde uitstel heeft verleend. De inspecteur stelt hiertegenover dat belanghebbende via SRA op de hoogte was, althans kon zijn van de gewijzigde uitstelregeling, dat hem op 30 september 2004 vanuit de Centrale administratie van de Belastingdienst te Apeldoorn een inleverschema en een uitstellijst is gezonden en dat uit dat bericht blijkt dat het uitstel is verleend tot 1 april 2005. In verband met dit laatste wijst de inspecteur op een tot de stukken behorend emailbericht van een medewerker van de CVU, met een schermafdruk waaruit zulks kan worden afgeleid. Dat bericht had volgens de inspecteur dezelfde inhoud als de brief met bijlage die op 29 januari 2008 door de CVU aan de gemachtigde is gezonden.

2.11Voor de gronden waarop partijen hun standpunten doen steunen, verwijst de rechtbank verder naar de gedingstukken.

2.12Het beroep van belanghebbende strekt tot vernietiging van de aanslag. De inspecteur heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.

2.13Naar het oordeel van de rechtbank heeft de gemachtigde met het op 29 maart 2004 inzenden van de uitsteldiskette uitstel verzocht voor het indienen van 101 aangiften, waaronder die van belanghebbende, binnen het kader van de Uitstelregeling 2004 en wel volgens de regeling die in de hiervoor aangehaalde brochure van januari 2004 door de Belastingdienst is bekendgemaakt.

2.14De inspecteur heeft niet aannemelijk gemaakt dat de gemachtigde ten tijde van die inzending genoegzaam op de hoogte was van wijzigingen die na de publicatie in januari 2004 van de Uitstelregeling 2004 hebben plaatsgevonden. Overigens heeft de inspecteur ter zitting te kennen gegeven alleen te weten dat het aantal inleverperioden is verhoogd van negen tot tien, maar bleek hij niet op de hoogte te zijn van de volgens de vernieuwde regeling gehanteerde inleverpercentages.

2.15Uit hetgeen is vermeld in het hiervoor onder 2.5.2 weergegeven overzicht van de voorgenomen wijzigingen blijkt dat de Belastingdienst de bekendmaking van die wijzigingen bewust achterwege heeft gelaten. Alsdan mag de inspecteur de gemachtigde in dit geding niet zonder het noemen van schragende feiten en omstandigheden tegenwerpen dat hij, de gemachtigde, via zijn beroepsorganisatie, de SRA, redelijkerwijs van die wijzigingen op de hoogte had kunnen zijn.

2.16De rechtbank kent ook onvoldoende bewijskracht toe aan het emailbericht van de medewerker van de CVU – uit welk emailbericht volgens de inspecteur blijkt dat op 30 september 2004 aan belanghebbende een Inleverschema-uitstelregeling en een Overzicht-wel-en-niet-verleend-uitstel is gezonden – omdat die datum niet strookt met de informatie in de brochure dat zulks begin mei 2004 zou geschieden en de informatie in het verslag van het BECON-overleg van 3 juni 2004 dat dergelijke berichten aan alle becons verzonden waren. Ter zitting hierop gewezen, heeft de inspecteur voor die discrepantie geen verklaring gegeven.

2.17Het hiervoor overwogene doet er evenwel niet aan af dat de aangifte eerst op 14 maart 2005 bij de inspecteur is ingeleverd. In verband hiermee heeft de gemachtigde ter zitting te kennen gegeven dat hij destijds geen reden had om aan te nemen dat daarmee een van de voor het uitstel geldende regels werd overtreden op grond waarvan de inspecteur enige voor de gemachtigde of zijn cliënte nadelige maatregel zou nemen. Op de vraag ter zitting van de rechtbank of het kantoor van de gemachtigde voldeed aan de voorwaarden van de Uitstelregeling 2004 om de laatste vijf percent van de aangiften in maart 2005 te mogen inleveren, heeft de gemachtigde te kennen gegeven dat niet te weten en voorts dat hij geen aanleiding of mogelijkheid heeft gezien de toenmalige contactpersoon, mr. Rohen, hierover te benaderen aangezien zij het kantoor heeft verlaten. Op het verzoek van de rechtbank uit te leggen hoe het, gelet op de uit de overzichten van de CVU blijkende gespreide inlevering van aangiften inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting 2003, komt dat de gemachtigde kennelijk in de veronderstelling heeft verkeerd dat zijn kantoor tot gespreide inlevering gerechtigd was, heeft hij verklaard dat een verzoek om toepassing van de voor belastingconsulenten geldende uitstelregeling pleegt te worden gehonoreerd en dat een dergelijke gang van zaken nimmer tot problemen heeft geleid.

2.18Gelet op het onder 2.17 gestelde, in combinatie met de omstandigheid dat de naam van belanghebbende op de ingeleverde uitstellijst stond, moet het naar het oordeel van de rechtbank voor de gemachtigde volstrekt duidelijk zijn geweest dat door de inspecteur uitstel was verleend op grond van de voor belastingconsulenten geldende uitstelregeling. Daarbij is de rechtbank tot de overtuiging gekomen dat de gemach¬tigde de aangiften voor het jaar 2003 waarvoor hij uitstel had verzocht, volgens het 'oude' inleverschema van de Uitstelregeling 2004 heeft ingediend, met dien verstande dat vóór 1 maart 2005 nog niet alle aangiften, maar wel ten minste 95 percent van de aangiften waren ingediend, zodat hij gerechtigd was voor de onderhavige aangifte een extra uitstel te nemen tot uiterlijk 1 april 2005. Van deze mogelijkheid tot extra uitstel heeft belanghebbende in het voorliggende geval gebruik gemaakt door het biljet op 14 maart 2005 in te leveren. Het op deze wijze 'genomen' uitstel is op grond van de Uitstelregeling 2004 automatisch en duidelijk kenbaar verleend. Dit betekent dat de inspecteur de aanslag heeft opgelegd binnen de termijn, bedoeld in artikel 11, derde lid, van de AWR.

2.19Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.

2.20Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Aldus gedaan door mr. R.W. Otto, voorzitter, mr. C.A.F.M. Stassen en mr. drs. M.M. de Werd, rechters, en door de voorzitter en mr. M. van Es-Hinnen, griffier, onderte¬kend.

De voorzitter is verhinderd het proces-verbaal mede te ondertekenen.

De griffier, De voorzitter,

Uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2010.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 28 januari 2010

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.