Home

Rechtbank Breda, 08-04-2010, BM1973, 07/469 VoVo

Rechtbank Breda, 08-04-2010, BM1973, 07/469 VoVo

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
8 april 2010
Datum publicatie
22 april 2010
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2010:BM1973
Zaaknummer
07/469 VoVo

Inhoudsindicatie

Het verzoek van belanghebbende voor het treffen van een voorlopige voorziening ter zake van het niet uitbetalen van de huurtoeslag 2008 en het niet toekennen van de heffingskorting 2010, waarbij als verweerder optreedt de inspecteur van de Belastingdienst Toeslagen/kantoor Utrecht respectievelijk de inspecteur Belastingdienst Zuidwest/kantoor Roosendaal, wordt door de voorzieningenrechter van de rechtbank (Sector Bestuursrecht) gelijktijdig - in één uitspraak - behandeld. De voorzieningenrechter wijst vervolgens beide verzoeken af.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, voorzieningenrechter

Procedurenummers: AWB 10/01140 en 10/1045

Uitspraakdatum: 8 april 2010

Uitspraak als bedoeld in titel 8.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] te [plaatsnaam], eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst Zuidwest, kantoor Roosendaal, verweerder 1, alsmede

de inspecteur van de Belastingdienst Toeslagen, kantoor Utrecht, verweerder 2, .

Eiseres wordt hierna aangeduid als belanghebbende, verweerders 1 en 2 als inspecteur 1 respectievelijk 2.

Beslissing en motivering

1. Namens belanghebbende is een voorlopige voorziening gevraagd ter zake van het niet uitbetalen van de huurtoeslag 2008 en het niet toekennen van de heffingskorting 2010 en de verrekening van de huurtoeslag 2008 met de heffingskorting 2010.

2.Aan belanghebbende zijn twee voorlopige aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2010 opgelegd: de eerste - aanslagnummer [aanslagnummer I]H.01 - strekte tot toekenning en uitbetaling van de heffingskorting ad € 1.987. Door de tweede voorlopige aanslag - aanslagnummer [aanslagnummer I]H.00 - werd de toekenning van heffingskorting weer teruggenomen. De voorzieningenrechter begrijpt dat het verzoek van belanghebbende strekt tot het alsnog toekennen van de heffingskorting.

3.Belanghebbende heeft op 4 januari 2006 huurtoeslag aangevraagd over 2006. Op grond van artikel 15, vierde lid, Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (AWIR) geldt de aanvraag ook voor volgende jaren. Op 13 maart 2008 heeft belanghebbende digitaal huurtoeslag over 2008 aangevraagd. Inspecteur 2 heeft geen voorschot of huurtoeslag toegekend.

4.Belanghebbendes verzoek strekt tot het uitbetalen van € 1.821 huurtoeslag 2008 en € 165 per maand heffingskorting 2010 omdat zij door het niet-uitbetalen in financiële problemen komt.

Heffingskorting

5.Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen ter zake van een besluit waartegen bezwaar of beroep is ingesteld. Artikel 9.5, derde lid, Wet inkomstenbelasting 2001 bepaalt met ingang van 2010 dat geen bezwaar openstaat tegen een voorlopige aanslag. Nu tegen voorlopige aanslagen geen bezwaar meer openstaat, is ook het treffen van een voorlopige voorziening niet meer mogelijk. Het verzoek dient niet-ontvankelijk te worden verklaard voor zover het de voorlopige aanslag 2010 betreft. Overigens heeft inspecteur 1 in het verweerschrift aangegeven dat hij aan het bezwaar van belanghebbende alsnog tegemoetgekomen is en dat alsnog de heffingskorting is toegekend.

Huurtoeslag 2008

6.De voorzieningenrechter stelt voorop dat een voorlopige voorziening alleen wordt verleend in spoedeisende zaken. De huurtoeslag strekt ertoe degene met een gering inkomen in staat te stellen de huur te betalen in het jaar waarop de toeslag ziet. In het geval van de huurtoeslag 2008 is dit de te betalen huur in het jaar 2008. Gelet op het tijdsverloop sindsdien, het verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot de huurtoeslag 2008 is pas in maart 2010 ingediend, kan er naar het oordeel van de rechtbank thans geen sprake zijn van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook af.

7.Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter het volgende:

7.1.De voorzieningenrechter begrijpt de stellingen van belanghebbende mede als een bezwaar tegen het niet toekennen van huurtoeslag 2008 en begrijpt dat belanghebbende daar al eerder over heeft gecorrespondeerd met inspecteur 2.

7.2.Indien de inspecteur aan belanghebbende een formeel besluit heeft gezonden dat geen huurtoeslag wordt toegekend, kon belanghebbende daartegen binnen 6 weken bezwaar maken.

7.3.Indien de inspecteur geen formeel besluit heeft genomen en de termijn waarbinnen hij dat moest doen is verlopen, kon belanghebbende tegen het niet nemen van een besluit evenzo bezwaar maken.

7.4.Indien de inspecteur niet tijdig op het bezwaar beslist, kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank met toepassing van afdeling 4.1.3. Awb.

7.5.De termijnen waarbinnen huurtoeslag moet worden toegekend, zijn vastgelegd in artikel 19 AWIR. Belanghebbende kan dus in beginsel de gewone rechtsgang volgen om een rechterlijke uitspraak te krijgen over de huurtoeslag 2008.

8. Al het vorenoverwogene leidt tot de conclusie dat het verzoek kennelijk ongegrond is. De voorzieningenrechter zal derhalve, op grond van het bepaalde in artikel 8:83 van de Awb, uitspraak doen zonder dat partijen zijn uitgenodigd ter zitting te verschijnen.

Proceskosten

9De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

10.De voorzieningenrechter

-verklaart het verzoek niet ontvankelijk voor zover het de voorlopige aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2010 betreft;

-wijst het verzoek voor het overige af.

Deze uitspraak is gedaan op 8 april 2010 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, voorzieningenrechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M. Jansen, griffier.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 3 april 2007

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.