Rechtbank Breda, 03-05-2010, ECLI:NL:RBBRE:2010:1856 BM7085, 09/912
Rechtbank Breda, 03-05-2010, ECLI:NL:RBBRE:2010:1856 BM7085, 09/912
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Breda
- Datum uitspraak
- 3 mei 2010
- Datum publicatie
- 8 juni 2010
- ECLI
- ECLI:NL:RBBRE:2010:BM7085
- Zaaknummer
- 09/912
Inhoudsindicatie
Deze uitspraak wordt gepubliceerd op verzoek. De rechtbank had de uitspraak niet voor publicatie geselecteerd. Om die reden is er geen samenvatting.
Uitspraak
RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 09/912
Uitspraakdatum: 3 mei 2010
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[eiser], wonende te [woonplaats],
eiser,
en
de ontvanger van de Belastingdienst Oost-Brabant/kantoor ‘s-Hertogenbosch,
verweerder.
Eiser wordt hierna belanghebbende genoemd en verweerder ontvanger.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de ontvanger van 22 januari 2009 op het bezwaar van belanghebbende tegen de beschikking aansprakelijkstelling met dagtekening 25 juni 2008 voor een bedrag van € 42.844 (kenmerk [kenmerk]).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 april 2010 te Breda. Aldaar is verschenen en gehoord, namens de ontvanger, mr. [gemachtigde]. Belanghebbende is, met kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen.
1.Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar, alsmede de beschikking;
- veroordeelt de ontvanger in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van
€ 2.285,53;
- gelast dat de ontvanger het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 39 aan hem vergoedt.
2.Gronden
2.1.Tussen partijen is niet langer in geschil dat de beschikking aansprakelijkstelling moet worden vernietigd. Gelet hierop is het beroep gegrond verklaard en zijn de onderhavige beschikking en uitspraak op bezwaar vernietigd.
2.2.De rechtbank vindt aanleiding de ontvanger te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Voor vergoeding van kosten van de bezwaarfase acht de rechtbank geen termen aanwezig, nu is gesteld noch gebleken dat belanghebbende om vergoeding van deze kosten heeft verzocht voordat, zoals is vereist op grond van artikel 7:15, derde lid, van de Awb, uitspraak op bezwaar is gedaan.
2.3.Belanghebbende heeft verzocht om vergoeding van de werkelijke proceskosten.
2.4.Als uitgangspunt voor de vergoeding van kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand geldt dat de hoogte van de vergoeding wordt berekend met inachtneming van de forfaitaire normen van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit). Artikel 2, derde lid, van het Besluit, biedt evenwel de mogelijkheid om in bijzondere omstandigheden af te wijken van de in het Besluit opgenomen forfaitaire normen. Voor toekenning van een proceskostenvergoeding in afwijking van de forfaitaire normen bestaat grond, indien de Belastingdienst het verwijt treft dat het een beschikking heeft gegeven terwijl op dat moment duidelijk is dat die beschikking in een daartegen ingestelde procedure geen stand zal houden (vergelijk Hoge Raad 13 april 2007, nr. 41 235, BNB 2007/260). Ter zitting heeft de ontvanger verklaard dat hij door de inspecteur onjuist is geïnformeerd in die zin dat deze hem heeft medegedeeld dat de belastingaanslagen waarvoor belanghebbende aansprakelijk is gesteld onherroepelijk vaststonden. Indien hij echter, in weerwil van die informatie zou hebben geweten dat tegen de belastingaanslagen wel bezwaar en beroep was aangetekend waardoor deze nog niet onherroepelijk vaststonden, zou hij belanghebbende niet aansprakelijk hebben gesteld. De onzorgvuldigheid in de communicatie tussen de inspecteur en de ontvanger en het tengevolge daarvan kennelijk ten onrechte nemen van een beschikking aansprakelijkstelling is in dit geval een verwijt in eerdervermelde zin dat voor rekening van de ontvanger komt. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om aan belanghebbende de werkelijke proceskosten te laten vergoeden voorzover deze betrekking hebben op de beroepsfase.
2.5.Belanghebbendes gemachtigde heeft bij faxbericht van 22 april 2010 een overzicht van de werkelijke proceskosten ad € 4.571,06 aan de rechtbank doen toekomen. Een exemplaar daarvan is ter zitting aan de ontvanger overgelegd. De ontvanger heeft dat overzicht niet betwist. In dat overzicht wordt door de gemachtigde geen onderscheid gemaakt tussen de kosten van de bezwaarfase en kosten van de beroepsfase. Gelet hierop en het in 2.2 overwogene stelt de rechtbank de werkelijke kosten van de beroepsfase in goede justitie vast op de helft van voornoemd bedrag, ofwel € 2.285,53.
Aldus gedaan door mr.drs. M.M. de Werd, voorzitter, mr. C.A.F.M. Stassen en mr. R.W. Otto, rechters, en door de voorzitter en drs. J.M.C. Hendriks, griffier, ondertekend.
De griffier, De voorzitter,
Uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2010.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 12 mei 2010
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als die onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als binnen zes weken na verzending van de uitspraak geen rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, vijfde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.