Home

Rechtbank Breda, 04-06-2010, ECLI:NL:RBBRE:2010:BV4092 ECLI:NL:RBBRE:2010:2257 ECLI:NL:RBBRE:2010:2521 BM9910, 09/5062

Rechtbank Breda, 04-06-2010, ECLI:NL:RBBRE:2010:BV4092 ECLI:NL:RBBRE:2010:2257 ECLI:NL:RBBRE:2010:2521 BM9910, 09/5062

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
4 juni 2010
Datum publicatie
1 juli 2010
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2010:BM9910
Zaaknummer
09/5062

Inhoudsindicatie

Belanghebbende weigert om de gronden van zijn bezwaar kenbaar te maken aan verweerder.

Bezwaar is terecht niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 09/5062

Uitspraakdatum: 4 juni 2010

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [plaatsnaam],

eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg,

verweerder.

Eiser wordt hierna belanghebbende genoemd.

De bestreden uitspraken op bezwaar

De uitspraken van de verweerder van 6 november 2009 op het bezwaar van belanghebbende tegen de beschikking waarbij de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres x] te [plaatsnaam] (hierna: de woning), is gewaardeerd krachtens de Wet waardering onroerende zaken en de met die beschikking in één geschrift bekendgemaakte aanslag onroerende-zaakbelastingen 2009.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 mei 2010 te Tilburg.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, tot bijstand vergezeld van zijn echtgenote, [naam echtgenote], alsmede namens de verweerder, [naam].

1.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2.Gronden

2.1.Belanghebbende en zijn echtgenote hebben bij brief van 7 maart 2009, bij de verweerder ingekomen op 10 maart 2009, bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van de WOZ waarde van de woning. Op grond van artikel 30, lid 2, van de Wet WOZ wordt dit bezwaar mede geacht betrekking te hebben op de onderhavige aanslag.

2.2.In het bezwaarschrift staat vermeld: “De grondslagen van onze bezwaar zullen wij alleen aan de rechtbank kenbaar maken”.

2.3.De verweerder heeft bij brief van 25 maart 2009 de ontvangst van het bezwaarschrift bevestigd en belanghebbende in de gelegenheid gesteld om vóór 13 mei 2009 zijn motivering in te dienen. In deze brief is tevens vermeld dat indien de motivering op deze datum niet is ontvangen, het bezwaar niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Bij brieven van 19 april 2009 en 12 september 2009 herhaalt de echtgenote van belanghebbende dat zij hun reden van bezwaar alleen voor de rechtbank zullen toelichten. In een telefonisch onderhoud met [A] op 15 oktober 2009, heeft de echtgenote dit standpunt richting de verweerder herhaald

2.4.Bij de bestreden uitspraken is het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard vanwege de weigering het bezwaar te motiveren. In geschil is of dit terecht is.

2.5.1.In artikel 6:5, eerste lid, van de Awb is bepaald dat het bezwaar- of beroepschrift wordt ondertekend en ten minste bevat:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar of beroep is gericht;

d. de gronden van het bezwaar of beroep.

2.5.2.In artikel 6:6 van de Awb is bepaald dat, indien niet is voldaan aan artikel 6:5 van de Awb, het bezwaar niet-ontvankelijk kan worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.

2.6.De rechtbank stelt voorop dat artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Awb geen eisen stelt aan de gefundeerdheid van de motivering van een bezwaar. Tevens geldt dat de eisen die aan de motivering van een bezwaar kunnen worden gesteld samenhangen met de aard van de motivering van de bestreden beschikking. In het onderhavige geval is, gelet op het bezwaarschrift van belanghebbende en de daarop volgende correspondentie, van enige motivering of een begin daarvan van de zijde van belanghebbende evenwel geen sprake. Belanghebbende weigert immers uitdrukkelijk om de gronden van zijn bezwaar aan de verweerder kenbaar te maken. De gevolgen daarvan dienen voor rekening van belanghebbende te blijven. Dit geldt te meer daar de verweerder belanghebbende alsnog in de gelegenheid heeft gesteld om het bezwaar te motiveren en hem daarbij op de mogelijke gevolgen van het niet motiveren heeft gewezen. De rechtbank overweegt in dit kader ook dat indien een belastingplichtige uitdrukkelijk weigert om de gronden van zijn bezwaar kenbaar te maken, het voor het bestuursorgaan onmogelijk is om tot een zorgvuldige heroverweging te komen.

2.7.Gelet op al het vorenoverwoge is het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Aldus gedaan door mr A.A. den Hartog, rechter, en door deze en drs. J.M.C. Hendriks, griffier, ondertekend.

De griffier, De rechter,

Uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2010.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 9 juni 2010

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.