Home

Rechtbank Breda, 18-06-2010, ECLI:NL:RBBRE:2010:2442 BN0305, 10/1327

Rechtbank Breda, 18-06-2010, ECLI:NL:RBBRE:2010:2442 BN0305, 10/1327

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
18 juni 2010
Datum publicatie
6 juli 2010
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2010:BN0305
Zaaknummer
10/1327

Inhoudsindicatie

Beroep tegen de fictieve weigering om uitspraak op bezwaar te doen niet-ontvankelijk, nu de uitspraaktermijn nog niet is verstreken. Gemeenten hebben een langere uitspraaktermijn dan inspecteurs der rijksbelastingen.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 10/1327

Uitspraakdatum: 18 juni 2010

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.4a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende], gevestigd te [plaatsnaam],

eiseres,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Roosendaal,

verweerder.

Eiseres wordt hierna belanghebbende genoemd.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.Verweerder heeft, met dagtekening 23 december 2009, aan belanghebbende een nota leges toegezonden.

1.2.Bij brief van 4 januari 2010, door verweerder ontvangen op 5 januari 2010, heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de nota leges. Toen een beslissing op dit bezwaar uitbleef, heeft belanghebbende verweerder, bij brief van 12 april 2010, in gebreke gesteld.

1.3.Belanghebbende heeft, bij brief van 1 april 2010, ontvangen bij de rechtbank op 2 april 2010, beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op het in 1.2 genoemde bezwaar. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 150.

2.Motivering

2.1.Ingevolge artikel 236, lid 2, van de Gemeentewet, dient verweerder, voor zover te dezen van belang, uitspraak op bezwaar te doen in het kalenderjaar waarin het bezwaarschrift is ontvangen.

2.2.Zoals weergegeven in 1.2, is het bezwaarschrift op 5 januari 2010 door verweerder ontvangen. Op basis van de in 2.1 genoemde wettelijke bepaling, dient verweerder derhalve uiterlijk op 31 december 2010 uitspraak op bezwaar te doen. Nu de uitspraaktermijn nog niet is verstreken, heeft belanghebbende prematuur beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar.

2.3.Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.

2.4.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

2.5.Ten overvloede merkt de rechtbank nog het volgende op. Belanghebbende is aangemaand de nota leges te voldoen. Belanghebbende heeft de rechtbank verzocht te bepalen dat (dwang)incasso wordt opgeschort tot zes weken na het doen van uitspraak op bezwaar. De rechtbank merkt hierover op dat het niet tot haar bevoegdheid behoort om over uitstel van betaling en incasso te oordelen. Uit de gedingstukken blijkt overigens dat verweerder bij brief van 18 februari 2010 uitstel van betaling heeft verleend voor de nota leges en dat de aanmaningskosten ambtshalve zijn afgeboekt. Van de door belanghebbende gevreesde (dwang)incasso zal dus geen sprake zijn.

3.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Aldus gedaan door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en door deze en mr. I. van Wijk, griffier, ondertekend.

De griffier, De rechter,

Uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2010.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 22 juni 2010

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.