Rechtbank Breda, 28-07-2010, ECLI:NL:RBBRE:2010:3193 BN3676, 09/4355
Rechtbank Breda, 28-07-2010, ECLI:NL:RBBRE:2010:3193 BN3676, 09/4355
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Breda
- Datum uitspraak
- 28 juli 2010
- Datum publicatie
- 11 augustus 2010
- ECLI
- ECLI:NL:RBBRE:2010:BN3676
- Zaaknummer
- 09/4355
Inhoudsindicatie
Belanghebbende exploiteerde samen met haar echtgenoot in de rechtsvorm van een vennootschap onder firma een schoonheidssalon. De inspecteur heeft de arbeidsbeloning van belanghebbende gecorrigeerd. Hierdoor resulteerde een verlies uit werk en woning. Belanghebbende heeft in bezwaar en beroep gesteld dat de winst uit onderneming hoger moet zijn. Naar het oordeel van de rechtbank kan bezwaar en beroep tegen een bij beschikking vastgesteld verlies niet leiden tot een verlaging van dat verlies. Nu de inspecteur het bezwaar niet-ontvankelijk had moeten verklaren in plaats van ongegrond, is het beroep op formele redenen gegrond verklaard.
Uitspraak
RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 09/4355
Uitspraakdatum: 28 juli 2010
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[eiseres], wonende te [woonplaats],
eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Zuidwest, kantoor Roosendaal,
verweerder.
Eiseres wordt hierna belanghebbende genoemd en verweerder inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 6 oktober 2009 op het bezwaar van belanghebbende tegen het bij beschikking vastgestelde verlies uit werk en woning over het jaar 2006 van € 6.797 (aanslagnummer [aanslagnummer].H66).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juli 2010.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde, [gemachtigde], verbonden aan Administratiekantoor V/H J. Zwagemakers te Steenbergen, alsmede namens de inspecteur, [gemachtigden].
1.Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 437;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 41 aan deze vergoedt.
2.Gronden
2.1.Belanghebbende exploiteert samen met haar echtgenoot in de rechtsvorm van een vennootschap onder firma (hierna: vof) een schoonheidssalon. De salon werd voorheen door belanghebbende geëxploiteerd in de rechtsvorm van een eenmanszaak. De vof is per 1 september 2006 aangegaan.
2.2.Uit de opgemaakte firma-akte volgt de volgende winstverdeling, waarbij met de vennoot sub 1 belanghebbende wordt bedoeld en met de vennoot sub 2 de echtgenoot van belanghebbende:
- rentevergoeding kapitaal
- arbeidsvergoeding
- overwinst: de vennoot sub 1 75%
de vennoot sub 2 25%
- oververlies: de vennoot sub 1 10%
de vennoot sub 2 90%
2.3.Het resultaat uit de vof bedroeg volgens belanghebbende in 2006 € 1.807. Partijen zijn het erover eens dat het resultaat gecorrigeerd moet worden naar € 2.611.
2.4.Achteraf is aan belanghebbende een arbeidsvergoeding van € 15.000 toegekend. Hierdoor resteerde voor de vof een verlies, waarvan op grond van de winstverdeling 10% aan belanghebbende werd toegekend. Belanghebbende heeft als winst aangegeven € 15.000 (arbeidsbeloning) min € 1.319 (aandeel verlies) = € 13.681.
2.5.De inspecteur heeft de winst van de vof € 2.611 voor 80% (€ 2.088) toegerekend aan belanghebbende en voor 20% aan de echtgenoot. Belanghebbende heeft in bezwaar en beroep gesteld dat de winst € 13.681 moet zijn.
2.6.Het is vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dat bezwaar en beroep tegen een aanslag niet kan leiden tot een verhoging van die aanslag. Evenmin kan bezwaar en beroep tegen een bij beschikking vastgesteld verlies leiden tot een verlaging van dat verlies. Belanghebbendes bezwaar strekt daar echter wel toe nu zij wil dat de winst hoger wordt vastgesteld dan de inspecteur heeft gedaan. Dit heeft tot gevolg dat de inspecteur het bezwaar niet-ontvankelijk had moeten verklaren in plaats van ongegrond. Gelet hierop heeft de rechtbank het beroep op formele redenen gegrond verklaard: de uitspraak is immers onjuist. Dat leidt echter niet tot een wijziging van het vastgestelde verlies.
2.7.Nu het beroep, zij het op puur formele gronden, gegrond is, ziet de rechtbank reden de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Besluit) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 874 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1). De zaken met procedurenummers AWB 09/4354 en 09/4355 worden door de rechtbank aangemerkt als samenhangende zaken in de zin van artikel 3 van het Besluit, zodat in elk van deze zaken een proceskostenvergoeding wordt toegekend van € 437.
Aldus gedaan door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en door deze en mr. drs. I.E. Rijsdijk-van Eerd, griffier, ondertekend.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2010.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 6 augustus 2010
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.