Home

Rechtbank Breda, 24-09-2010, BN9406, 10/1703

Rechtbank Breda, 24-09-2010, BN9406, 10/1703

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
24 september 2010
Datum publicatie
5 oktober 2010
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2010:BN9406
Zaaknummer
10/1703

Inhoudsindicatie

Belanghebbende distribueert Herbalife produkten. Tussen partijen is niet in geschil dat wordt deelgenomen aan het economische verkeer en dat belanghebbende daarmee voordeel beoogt. De vraag die nog resteert is of bij belanghebbende een objectieve winstverwachting aanwezig was.

Ter zake van de distributie van produkten van Herbalife kan omzet worden behaald door het eigenhandig distribueren van produkten, alsmede door het verkrijgen van een deel van de omzet van sub-distributeurs. Belanghebbende had geen sub-distributeurs. De inspecteur heeft in dit kader ter zitting geloofwaardig verklaard dat bij multilevel organisaties zoals Herbalife de praktijk leert dat enkel degenen die vrij hoog in de organisiatie zitten en veel sub-distributeurs hebben in staat zijn om een positief resultaat te behalen. In het licht van het voorgaande en gelet op de resultaten uit belanghebbendes activiteiten, is niet aannemelijk geworden dat er bij belanghebbende een objectieve winstverwachting bestond.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 10/1703

Uitspraakdatum: 24 september 2010

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[eiseres], wonende te [woonplaats],

eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst Zuidwest/kantoor Breda,

verweerder.

Eiseres wordt hierna belanghebbende genoemd en verweerder inspecteur.

De bestreden uitspraken op bezwaar

De uitspraken van de inspecteur van 16 maart 2010 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar voor het jaar 2007 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 12.769 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 533 (aanslagnummer [aanslagnummer].H76), alsmede de beschikking heffingsrente ad € 441.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 september 2010 te Breda.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbendes echtgenote, vergezeld van zijn boekhouder, [naam boekhouder] verbonden aan Adviesgroep Almkerk, alsmede namens de inspecteur, mr. [gemachtigde].

1.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2.Gronden

2.1.Belanghebbende is in maart 2004 als onafhankelijk distributeur gestart met verkoopactiviteiten van Herbalife-produkten. Eind december 2004 heeft zij zich bij de KvK laten inschrijven. In 2008 zijn de activiteiten gestaakt. Met de verkoop is in de jaren 2005 tot en met 2008 een omzet behaald van respectievelijk € 27.031, € 22.918, € 13.200 en € 5.519. De resultaten in deze jaren waren respectievelijk € 1.061, -/- € 1.393, -/- € 1.711 en

-/- € 5.590. In 2007 heeft zij tevens een ww-uitkering genoten

2.2.Belanghebbende heeft op 26 maart 2008 aangifte IB/PH over het jaar 2007 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 741. Naar aanleiding van de ontvangst van een rapport van het UWV op 5 augustus 2008 is de inspecteur op 12 augustus 2008 een onderzoek gestart naar de vraag of belanghebbendes activiteiten voor Herbalife een bron van inkomen zijn. Daarbij is door de inspecteur toegezegd het ondernemerschap voor de jaren 2005 en 2006 niet ter discussie te stellen. Bij brief van 14 oktober 2008 is bevestigd dat de zelfstandigenaftrek over 2005 en 2006 niet zal worden teruggevorderd. Bij brief van 23 juni 2009 heeft de inspecteur aangekondigd om van de aangifte af te wijken. Belanghebbende heeft op deze brief gereageerd. Bij brief van 28 juli 2009 heeft de inspecteur belanghebbende medegedeeld dat hij bij zijn voornemen tot afwijking van de aangifte blijft.

2.3.Met dagtekening 13 november 2009 is de onderhavige aanslag opgelegd. Daarbij zijn door de inspecteur de volgende correcties op de aangifte aangebracht:

- geen zelfstandigenaftrek € 11.047

- geen MKB-winstvrijstelling € 1.275

- geen verlies uit onderneming € 1.711

- geen aftrek premie lijfrente € 545

2.4.Tussen partijen is in geschil of belanghebbendes activiteiten voor Herbalife voor

haar een bron van inkomen vormen. Zo deze vraag bevestigend moet worden beantwoord is in geschil of belanghebbendes activiteiten moeten worden aangemerkt als een onderneming en zo ja of aan het urencriterium wordt voldaan.

2.5.Volgens vaste jurisprudentie is sprake van een bron van inkomen indien:

a. wordt deelgenomen aan het economische verkeer;

b. voordeel wordt beoogd;

c. redelijkerwijs voordeel kan worden verwacht.

2.6.Tussen partijen is niet in geschil dat met de activiteiten wordt deelgenomen aan het economische verkeer en dat belanghebbende daarmee voordeel beoogt. De vraag die nog resteert is of bij belanghebbende een objectieve winstverwachting aanwezig was. Ter zitting is komen vast te staan dat ter zake van de distributie van produkten van Herbalife omzet kan worden behaald door het eigenhandig verkopen of distribueren van de produkten, alsmede door het verkrijgen van een deel van de omzet uit de verkopen van zogenaamde sub-distributeurs. Belanghebbende had in de jaren 2005 tot en met 2008 geen sub-distributeurs. De inspecteur heeft in dit kader ter zitting geloofwaardig verklaard dat bij multilevel organisaties zoals Herbalife de praktijk leert dat enkel degenen die vrij hoog in de organisiatie zitten en veel sub-distributeurs hebben in staat zijn om een positief resultaat te behalen. In het licht van het voorgaande en gelet op het feit dat met uitzondering van een gering positief resultaat in 2005 de resultaten uit belanghebbendes activiteiten in de jaren 2006 tot en met 2008 negatief zijn, is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden dat er in 2007 bij belanghebbende een objectieve winstverwachting bestond. Dat belanghebbende zelf een positieve opbrengst van de activiteiten verwachtte en daardoor gemotiveerd was om met gedrevenheid aan de zaak te werken maakt het voorgaande niet anders.

2.7.Belanghebbende heeft gesteld dat er bij de start van het bedrijf ten aanzien van het kunnen toepassen van de zelfstandigenaftrek en later tijdens een gesprek met twee ambtenaren van de belastingdienst ten aanzien van de hoogte van de aanslag verwachtingen zijn gewekt. Naar het oordeel van de rechtbank is met betrekking tot het kunnen toepassen van de zelfstandigenaftrek geen sprake van een bewuste standpuntbepaling van de inspecteur, althans dat is niet aannemelijk geworden. Niet aannemelijk is dat de inspecteur ooit eerder een standpunt heeft ingenomen over het bestaan van een bron van inkomen. Belanghebbende heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat de inspecteur voor wat betreft het kunnen toepassen van de zelfstandigenaftrek over het onderhavige jaar een toezegging heeft gedaan. De opmerking van de inspecteur tijdens een gesprek dat belanghebbende tengevolge van de correcties € 2.500 verschuldigd zou zijn, terwijl in werkelijkheid € 4.489 is verschuldigd is, naar het oordeel van de rechtbank, niet een omstandigheid die tot een in rechte te beschermen vertrouwen leidt. De betreffende opmerking had niet het karakter van een toezegging door de inspecteur, maar is eerder een door de inspecteur verstrekte inlichting welke een onjuistheid bevat. Deze onjuistheid komt voort uit het het feit dat bij het genoemde bedrag van € 2.500 geen rekening is gehouden met het feit dat belanghebbende een voorlopige teruggave heeft gehad, welke achteraf bezien onterecht is geweest. Het zou in strijd zijn met een juiste wetstoepassing om bij het vaststellen van de verschuldigde belasting geen rekening te houden met de onterechte voorlopige teruggave.

2.8.Op grond van artikel 30f, eerste lid, van de AWR wordt heffingsrente berekend ingeval een voorlopige aanslag, een aanslag of een navorderingsaanslag wordt vastgesteld. Nu in het onderhavige geval sprake is van een aanslag IB/PH is de onderhavige beschikking in zoverre terecht. De berekening van het bedrag aan heffingsrente als zodanig wordt door belanghebbende niet bestreden. In de feiten en omstandigheden genoemd onder 2.2 en 2.3 vindt de rechtbank ook geen termen om de regeling van de heffingsrente geheel of gedeeltelijk buiten toepassing te laten.

2.9.Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Aldus gedaan door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en door deze en drs. J.M.C. Hendriks, griffier, ondertekend.

De griffier, De rechter,

Uitgesproken in het openbaar op 24 september 2010.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 28 september 2010

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.