Home

Rechtbank Breda, 27-10-2010, BO3170, 09/4908

Rechtbank Breda, 27-10-2010, BO3170, 09/4908

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
27 oktober 2010
Datum publicatie
9 november 2010
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2010:BO3170
Zaaknummer
09/4908

Inhoudsindicatie

Rioolrecht

Verweerder maakt aannemelijk dat de (overigens gedifferentieerde) hoogte van het rioolrecht onder andere is ingegeven door de vernieuwing van het riool in de gehele gemeente. Verder staat een slecht functionerend riool aan belastingheffing niet in de weg (vergelijk Hoge Raad 27 februari 2009, nr 43.095, gepubliceerd in VN 2009/16.22).

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 09/4908

Uitspraakdatum: 27 oktober 2010

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats],

eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente [X],

verweerder.

Eiser wordt hierna belanghebbende genoemd.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 6 oktober 2009 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende voor het jaar 2009 opgelegde aanslag Rioolheffing.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2010 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, alsmede namens verweerder, [gemachtigde]. De zaken met procedurenummers 09/4906, 09/4907 en 09/4908 zijn gezamenlijk behandeld.

1.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2.Gronden

2.1.Verweerder heeft met dagtekening 28 februari 2009 aan belanghebbende voor het jaar 2009 een aanslag Rioolheffing opgelegd van € 298,32.

2.2.In geschil is het antwoord op de vraag of de aanslag tot het juiste bedrag is vastgesteld. Belanghebbende voert aan dat het bedrag te hoog is gezien de omstandigheid dat hij alleenstaande is, dat de tariefstijging sinds [woonplaats] bij [X] hoort onredelijk is en dat het riool slecht functioneert en stelselmatig voor overlast zorgt.

2.3.Op grond van artikel 229 van de Gemeentewet juncto artikel 2, lid 1 van de Verordening op de heffing en invordering van rioolrecht (verder: de Verordening rioolrecht) wordt in de gemeente [X] onder de naam ‘rioolrecht’ een recht geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd. Artikel 5 van de Verordening rioolrecht, gewijzigd in de Verordening tot 4e wijziging van de Verordening rioolrecht 2005, bepaalt dat het recht € 298,32 per jaar bedraagt voor de eerste 1.000 m³ afgevoerd water in 2009.

2.4.Ten aanzien van het tarief oordeelt de rechtbank als volgt. De vaststelling van het tarief van de onderhavige heffing is voorbehouden aan de gemeenteraad. Voor ingrijpen van de rechter in de tariefstelling is slechts plaats indien deze leidt tot een willekeurige of onredelijke belastingheffing, waarop de wetgever met het toekennen van de heffingsbevoegdheid aan de gemeentelijke wetgever niet het oog kan hebben gehad. Van dit laatste is bij de onderhavige (gedifferentieerde) tariefstelling naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Ten aanzien van de tariefstijgingen heeft verweerder gesteld dat de gemeente [X] bezig is alle riolen in de gemeente te vervangen en dat dit tot uitdrukking komt in de rioolheffing. Belanghebbendes stelling dat dit in [woonplaats] nog niet is gebeurd doet hier naar het oordeel van de rechtbank niet aan af. Immers, gesteld noch gebleken is dat de vervanging van het riool in [woonplaats] niet plaats zal vinden. Belanghebbendes stellingen ten aanzien van het tarief kunnen mitsdien niet slagen.

2.5.Belanghebbendes stelling dat het slecht functioneren van het riool de aan hem opgelegde aanslag Rioolheffing niet rechtvaardigt wordt door de rechtbank ook verworpen. De rechtbank overweegt daartoe dat het belastbare feit de aansluiting op het riool is en dit is niet in geschil. Het slechte functioneren van het riool doet hier niet aan af. (vergelijk Hoge Raad 27 februari 2009, nr 43.095, gepubliceerd in VN 2009/16.22).

2.6.Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.

2.7.De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Aldus gedaan door mr. M.L. Weerkamp, rechter, en door deze en mr. M.J.M. Mies, griffier, ondertekend.

De griffier, De rechter,

Uitgesproken in het openbaar op 27 oktober 2010.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 8 november 2010

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.