Rechtbank Breda, 25-10-2010, ECLI:NL:RBBRE:2010:4106 BO3773, 10/1966
Rechtbank Breda, 25-10-2010, ECLI:NL:RBBRE:2010:4106 BO3773, 10/1966
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Breda
- Datum uitspraak
- 25 oktober 2010
- Datum publicatie
- 12 november 2010
- ECLI
- ECLI:NL:RBBRE:2010:BO3773
- Zaaknummer
- 10/1966
Inhoudsindicatie
Formeel belastingrecht / Belasting van personenauto’s en motorrijwielen.
Bij het hoorgesprek was de voormalige gemachtigde niet aanwezig. Naar het oordeel van de rechtbank had de inspecteur tijdens het hoorgesprek op zijn minst aan belanghebbende moeten vragen aan wie hij de uitspraak moest sturen. Nu de inspecteur dat heeft nagelaten, en de uitspraak niet naar belanghebbende heeft gestuurd, is deze niet op de voorgeschreven wijze bekend gemaakt. Het te laat ingediende bezwaarschrift is ontvankelijk.
Geconstateerd is dat gebruik werd gemaakt van de openbare weg in Nederland met een personenauto die is geregistreerd als bestelauto. De rechtbank acht aannemelijk dat de auto reeds ten tijde van de eerste toelating beschikte over een tussenwand die niet onverbrekelijk verbonden was met de carrosserie, zodat van meet af aan sprake was van een bestelauto. Van belanghebbende, die de auto tweedehands heeft gekocht, kan dan geen BPM worden nageheven. Het beroep is gegrond.
Uitspraak
RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 10/1966
Uitspraakdatum: 25 oktober 2010
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg, kantoor Roermond,
verweerder.
Eiser wordt hierna belanghebbende genoemd en verweerder inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 16 maart 2010 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (aanslagnummer [nummer]).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 oktober 2010 te Tilburg. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn echtgenote [echtgenote], alsmede namens de inspecteur, mr. [gemachtigde].
1.Beslissing
De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt de uitspraak op bezwaar;
-vernietigt de naheffingsaanslag;
-gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 150 aan deze vergoedt.
2.Gronden
2.1.Belanghebbende is sinds 27 april 2007 houder van het motorvoertuig met het kenteken [kenteken], merk Kia (hierna: de auto).
Op 25 mei 2007 is geconstateerd dat gebruik werd gemaakt van de openbare weg in Nederland met de auto dat is geregistreerd als bestelauto en niet als personenauto, terwijl het motorvoertuig volgens artikel 3 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (Wet BPM) wel als zodanig moet worden aangemerkt.
2.2.Tijdens de controle op 25 mei 2007 werd vastgesteld dat de auto niet beschikte over de vereiste tussenwand als bedoeld in artikel 3, derde lid, onderdeel b, ten tweede, van de Wet BPM. De inspecteur heeft vervolgens een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen opgelegd, ten bedrage van € 1.489 (hierna: de naheffingsaanslag).
2.3.In geschil is of het beroep van belanghebbende ontvankelijk is. Zo ja, dan is verder in geschil of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid
2.4.Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Deze termijn vangt ingevolge artikel 22j van de AWR aan op de dag na die van dagtekening van het afschrift van een voor bezwaar vatbare beschikking, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking. Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een beroepschrift tijdig ingediend, indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
2.5.De bewijslast met betrekking tot het tijdig indienen van het beroepschrift rust op belanghebbende. Belanghebbende stelt dat de uitspraak hem niet heeft bereikt, nu de inspecteur deze niet naar hem, maar naar de voormalige gemachtigde heeft gestuurd. Ter zitting heeft belanghebbende verklaard dat gelet op hoge advieskosten geen gebruik meer werd gemaakt van de diensten van de gemachtigde. Naar de rechtbank begrijpt, bedoelt belanghebbende hiermee te stellen dat het afschrift van de uitspraak niet op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.
2.6.De rechtbank stelt voorop dat uit de stukken van het geding vaststaat dat de voormalige gemachtigde niet bij het hoorgesprek aanwezig was. Naar het oordeel van de rechtbank had de inspecteur tijdens het hoorgesprek op zijn minst aan belanghebbende moeten vragen aan wie hij de uitspraak moest sturen. Nu de inspecteur dat heeft nagelaten, en de uitspraak niet naar belanghebbende heeft gestuurd, is deze niet op de voorgeschreven wijze bekend gemaakt.
2.7.Het vorenoverwogene leidt tot de conclusie dat de termijn voor het instellen van beroep niet is aangevangen, zodat het beroep van belanghebbende ontvankelijk is.
Ten aanzien van de naheffingsaanslag
2.8.Ingevolge artikel 1, derde lid, van de Wet BPM is belasting verschuldigd voor het in een zodanige staat brengen van een geregistreerde bestelauto dat het een personenauto is.
2.9.Belanghebbende erkent dat tijdens de controle op 25 mei 2007 de vereiste tussenwand ontbrak.
Ter zitting heeft belanghebbende onweersproken verklaard dat de auto op het moment van aanschaf reeds beschikte over een demontabele tussenwand, dat dat van meet af aan zo is geweest en dat hij verder aan de auto geen ingrepen heeft verricht. Ter zitting heeft de inspecteur bevestigd dat er bestelauto’s zijn die “af fabriek”een demontabele tussenwand hebben.
2.10.De rechtbank acht, op grond van het voormelde aannemelijk dat de auto reeds ten tijde van de eerste toelating op 7 december 2000 beschikte over een tussenwand die niet onverbrekelijk verbonden is met de carrosserie. Nu de vereiste tussenwand van de auto bij de eerste toelating op 7 december 2000 demontabel was, was de auto, naar het oordeel van de rechtbank, reeds op die datum als een personenauto aan te merken. Een belastbaar feit als bedoeld in artikel 1, derde lid, van de Wet BPM heeft zich derhalve niet voorgedaan.
2.11.Het vorenoverwogene leidt tot de conclusie dat van belanghebbende geen belasting van personenauto’s en motorrijwielen kan worden nageheven, zodat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd.
Conclusie
2.12.Gelet op al het vorenoverwogene is het beroep gegrond verklaard.
3.Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld of gebleken dat belanghebbende kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
Aldus gedaan door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en door deze en mr. W.Y. Ip, griffier, ondertekend.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2010.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 5 november 2010
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtmiddel is beslist (artikel 27h, vijfde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.