Rechtbank Breda, 08-09-2010, BO4556, 09/497
Rechtbank Breda, 08-09-2010, BO4556, 09/497
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Breda
- Datum uitspraak
- 8 september 2010
- Datum publicatie
- 19 november 2010
- ECLI
- ECLI:NL:RBBRE:2010:BO4556
- Zaaknummer
- 09/497
Inhoudsindicatie
Aan belanghebbende is een navorderingsaanslag inkomstenbelasting 2002 opgelegd wegens niet aangegeven vermogen bij Van Lanschot Luxemburg. De rechtbank oordeelt ambtshalve in een tussenuitspraak dat in de primitieve aanslag de heffingskorting is bijgeteld in plaats van afgetrokken, zodat toen al meer is geheven dan nu bij navordering geheven zou kunnen worden bij correcte verwerking van de heffingskorting.
Uitspraak
RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 09/497
Uitspraakdatum: 8 september 2010
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/ Oost-Brabant, kantoor Eindhoven,
verweerder.
Eiser wordt hierna belanghebbende genoemd en verweerder inspecteur.
1.Ontstaan en loop van het geding
1.1De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2002 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [nummer].H27) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 97.826, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 144.495 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 18.857. Gelijktijdig is bij beschikking € 742 aan heffingsrente vastgesteld. De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 29 december 2008 de navorderingsaanslag, alsmede de heffingsrente gehandhaafd.
1.2.Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 30 januari 2009, ontvangen bij de rechtbank op 2 februari 2009, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 39. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.Partijen hebben voor de zitting nadere stukken ingediend, welke in afschrift zijn vertrekt aan de wederpartij zijn verstrekt. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 april 2010 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde mr. [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Nijmegen, alsmede namens de inspecteur, [gemachtigden].
1.4.Tijdens de zitting hebben beide partijen ieder een pleitnota overgelegd en voorgedragen. De zaken met procedurenummer 09/493 t/m 09/497 zijn gelijktijdig behandeld. De inspecteur heeft voorts nieuwe stukken overgelegd, wat de rechtbank heeft doen besluiten om het onderzoek ter zitting te schorsen om belanghebbende alsnog de mogelijkheid te bieden om te reageren op deze stukken.
1.5.Nadat beide partijen op elkaars stukken hebben kunnen reageren is het onderzoek ter zitting met toestemming van beide partijen achterwege gebleven en heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
1.6.Vervolgens heeft de rechtbank wederom het onderzoek heropend ten einde inzicht te krijgen in de opbouw van de onderhavige navorderingsaanslag. Op verzoek van de rechtbank heeft de inspecteur een onderbouwing van de aanslag toegestuurd, alsmede de voorlopige- en de definitieve aanslag over het jaar 2002. Deze stukken heeft de rechtbank aan de uitspraak gehecht. Uit deze stukken blijkt onder andere (1) dat er bij de berekening van de primitieve aanslag een fout is gemaakt omdat de heffingskorting bij de verschuldigde inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen is opgeteld in plaats van afgetrokken en (2) dat bij de primitieve aanslag een vergrijpboete is opgelegd van € 4.000.
2.Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1.Belanghebbende woonde in het onderhavige jaar in Nederland en is gehuwd met [echtgenote].
De overdracht van gegevens door de Belgische autoriteiten aan de Nederlandse autoriteiten
2.2.1.Bij brief van 18 februari 2005 heeft de Belgische Bijzondere belastinginspectie (hierna: BBI) een brief met bijlagen gezonden aan de heer (D), Hoofd van Belastingdienst/FIOD ECD/Team Internationaal, Haarlem, met als onderwerp: “Inkomstenbelastingen. Spontane uitwisseling van inlichtingen met Nederland. Van Lanschot Bankiers Luxembourg SA.”. Voor de regeling inzake de spontane uitwisseling van inlichtingen verwijst de brief naar de Richtlijn van 77/799EEG van 19 december 1977, gewijzigd bij die van 6 december 1979 betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten op het gebied van de directe belastingen en van de belasting over de toegevoegde waarde (77/7799/EEG), en voorts naar artikel 27 van het Nederlands-Belgische belastingverdrag van 19 oktober 1970.
2.2.2.Bij de onder 2.2.1 vermelde brief van 18 februari 2005 is een, door de belastingdienst geanonimiseerde, nota gevoegd met daarbij twaalf bijlagen (hierna: de Nota). In de Nota is het volgende, voor zover hier van belang, vermeld:
“De hierna volgende inlichtingen zijn gesteund op stukken die het Belgisch gerecht in beslag heeft genomen bij een huiszoeking bij een verdachte van andere misdrijven.
Het betreft gegevens van de Bank van Lanschot Bankiers Luxembourg.
De stukken, bestaande uit verscheidene lijsten op papier (…) werden aangetroffen en in beslag genomen bij een huiszoeking in een garagebox te W(..) uitgevoerd in het kader van een onderzoek onder leiding van Onderzoeksrechter V(…). Deze garagebox werd op dat ogenblik gehuurd door de heer P(…) en door diens bende gebruikt als uitvalsbasis voor overvallen. Met een brief van 18 december 2001 heeft de procureur-generaal aan de belastingadministratie toelating verleend tot het nemen van inzage en afschrift van het dossier (…).
Toelichting van de feiten zoals blijkt uit de verhoren.
De kopieën van de bankstukken werden door V(…) gekopieerd uit een computerbestand van de heer M(…). M(…) had als helpdeskmedewerker bij de firma L(…) te W(…) de gegevens in bezit gekregen via zijn afdelingschef, de heer J(…). P(…) is een gewezen werknemer van de bank. L(…) is een toeleveringsbedrijf van kantoorbenodigdheden aan bedrijven. De originele bankgegevens stonden op “microtape”zoals V(…) het verwoordt. Door middel van een toestel van een Duitse zusterfirma van L(…) zijn de originele bankgegevens gelezen en op een diskette gezet en vervolgens afgedrukt. (…) Tenslotte heeft V(…) de afgedrukte lijsten gefotokopieerd –ten minste een gedeelte ervan- en deze kopieën bewaard in de gehuurde garagebox, waar zij door de politie zijn aangetroffen.
Mogelijke motieven zoals blijkt uit de verhoren.
V(…) vermoedt dat M(…) en P(…) de bedoeling hadden de bank op te lichten door middel van deze stukken. V(…) verklaart dat M(…) hem en zijn dochter zou hebben bedreigd voor het geval “er iets uitkwam van deze stukken”. Het kopiëren en bewaren van de lijsten door V(…) evenals de beweerde bedreiging, kunnen ook wijzen op de intentie om de klanten van de bank aan de hand van de adreslijsten te lokaliseren met het oog op huisdiefstal.
Besluit
Dit alles betekent dat door de betrokkenen een hoge mate van geloofwaardigheid aan de stukken werd gehecht. Immers, de stukken zijn voor betrokkenen slechts nuttig onder een dubbele voorwaarde. Ten eerste moeten ze echt zijn in de zin van afkomstig van de bedrijfsadministratie van de bank. Ten tweede moeten ze accuraat zijn in de zin van overeenkomen met de werkelijkheid inzake enerzijds de namen en adressen van de rekeninghouders en anderzijds de rekeningstanden. Hieruit kan besloten worden dat de stukken zowel inzake herkomst als inhoud inderdaad een hoog gehalte aan waarachtigheid bevatten.
De stukken zijn door het Parket in beslag genomen ter gelegenheid van een huiszoeking, en bijgevolg op rechtmatige wijze verkregen. Vervolgens werd aan de administratie toelating van en inzage in en afschrift van de stukken verleend. Bijgevolg heeft de administratie de stukken verkregen op rechtmatige wijze. Bovendien betekent dit dat de oorsprong van de stukken ondubbelzinnig is.”
2.2.3.De twaalf bijlagen bevatten gegevens over rekeningstanden per 21 december 1994, 5 september 1996 en 28 november 1996. Daarnaast bevatten de bijlagen tevens namen, adreslijsten en getallen. Meerdere bijlagen hebben als aanhef “F. van Lanschot (Bankiers) Luxembourg S.A.” dan wel “FvL cliënts (amounts in mio LUF)” of bevatten het logo van de Bank van Lanschot Bankiers.
2.2.4.Op basis van de gegevens, welke door de BBI zijn verstrekt bij de brief van 18 februari 2005, is in maart 2007 binnen de Belastingdienst het project Bank Zonder Naam van start gegaan. Doel van het project Bank Zonder Naam is het op projectmatige wijze behandelen van de ontvangen gegevens, door middel van het identificeren en sofiëren van de beschikbare renseignementen, teneinde de niet aangegeven inkomens- en vermogensbestanddelen (bankrekeningen) alsnog in de belastingheffing te betrekken.
2.2.5.Ten behoeve van het project Bank Zonder Naam is het draaiboek Bank Zonder Naam (hierna: het Draaiboek) opgesteld. Het draaiboek bevat alle aspecten van het project Bank Zonder Naam. Het Draaiboek zoals vastgesteld op 7 maart 2007 is in geanonimiseerde vorm openbaar gemaakt door middel van publicatie op de website van de Belastingdienst en van het Ministerie van Financiën.
2.3.Op basis van de ontvangen gegevens, heeft de inspecteur belanghebbende geïdentificeerd als rekeninghouder van Van Lanschot Bankiers Luxembourg SA. (hierna: Van Lanschot)
2.4.De inspecteur heeft bij brief van 7 maart 2007 aan belanghebbende onder meer het volgende geschreven:
“De Belastingdienst is een onderzoek gestart naar Nederlandse ingezetenen die in het buitenland één of meerdere bankrekening(en) aanhouden, dan wel aan hebben gehouden, waarbij het vermoeden bestaat dat in de aangiften inkomstenbelasting en/of vermogens¬belasting geen opgaaf is gedaan van saldi en opbrengsten daarvan.
Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat u houder bent (geweest) van in het buitenland aangehouden bankrekeningen. De gegevens van deze bankrekening(en) kunnen van belang zijn voor uw belastingheffing. Daarom verzoek ik u mij de gegevens en inlichtingen te verstrekken, die in de bijlage bij deze brief worden gevraagd.
Ik wijs u erop dat u op grond van artikel 47, lid 1, letter a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) verplicht bent de gevraagde gegevens en inlichtingen te verstrekken. In artikel 49 AWR is bepaald dat deze gegevens duidelijk, stellig en zonder voorbehoud moeten worden verstrekt op de aangegeven wijze en binnen een door de inspecteur te stellen termijn. Indien u niet of niet volledig aan deze verplichtingen voldoet is op grond van artikel 25, lid 6, letter b en artikel 27e, letter b AWR omkering van de bewijslast van toepassing. In dat geval moet u in een latere procedure overtuigen aantonen dat, en in hoeverre, een hierop betrekking hebbende (navorderings)aanslag onjuist is.”
De bijlagen bevatten de formulieren “Verklaring in het buitenland aangehouden bankrekening(en)” en “Opgaaf in het buitenland aangehouden bankrekening(en)”, waarin belanghebbende wordt gevraagd om - onder vermelding van onder andere rekeningnummers, namen van buitenlandse banken en jaren van opening van de rekeningen - aan te geven van welke in het buitenland aangehouden bankrekeningen hij rekeninghouder is geweest.
2.5.Op 19 maart 2007 en op 16 april 2007 is de “Verklaring in het buitenland gehouden bankrekening(en)” met een schuine streep erdoor naar de inspecteur geretourneerd.
2.6.Nadat ook op de brief van 5 november 2007 van de inspecteur, waarin hij nogmaals heeft verzocht om inlichtingen en gegevens met betrekking tot de buitenlandse bankrekeningen, een reactie uitbleef, heeft hij op 21 november 2007 een kennisgeving gestuurd met betrekking tot het voornemen om een navorderingsaanslag en een boete op te leggen. De inspecteur heeft deze kennisgeving op 10 december 2007 nogmaals gedaan en wederom bleef een reactie uit. Met dagtekening 1 augustus 2008 heeft de inspecteur de onderhavige navorderingsaanslag opgelegd. Bij uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur de navorderingsaanslag en de vergrijpboete gehandhaafd.
2.7.Bij brief van 21 januari 2008 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de onderhavige aanslag. Op 2 september 2008 heeft er een hoorgesprek plaatsgevonden tussen de inspecteur en de gemachtigde van belanghebbende.
3.Geschil
3.1.In geschil is het antwoord op de vraag of de onderhavige navorderingsaanslag en de berekende heffingsrente terecht en naar het juiste bedrag zijn vastgesteld. Nu uit de nagekomen stukken van de inspecteur blijkt dat er geen vergrijpboete is opgelegd ter zake van de onderhavige navorderingsaanslag, is de boete verder niet meer in geschil.
3.2.Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen partijen op de zitting hebben aangevoerd, wordt verwezen naar het proces-verbaal daarvan.
3.3.Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar alsmede de aanslag. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4.Beoordeling van het geschil
Ambtshalve
De aanslag is vastgesteld op 31 mei 2005. De aanslag is verminderd op 15 maart 2007. De navorderingsaanslag is gedagtekend 1 augustus 2008. Op de biljetten van aanslag, vermindering en navorderingsaanslag zijn de volgende bedragen en berekeningen vermeld:
Aanslag Vermindering Navordering
Verschuldigde ib/pv € 124.731 82.587 85.876
Af: heffingskorting € -2.596 -2.596 -2.596
Subtotaal: verschuldigd € 124.731 83.991 83.280
Af: ingehouden loonheffing € -27.029 -27.029 -27.029
Af: voorlopige aanslag € -7.195 -7.195 -7.195
Bij: vergrijpboete € 13.092 4.000 4.000
Verschuldigd excl. heff.rente € 103.599 53.767 53.056
Af: eerder vastgesteld bedrag € -49.767
Navordering € 3.289
Bij: heffingsrente € 7.889 3.796 742
Te betalen € 108.892 55.329 4.031
4.2.Omdat er evidente fouten zij gemaakt bij de vaststelling van de aanslag en de vermindering (de heffingskorting is niet meegeteld respectievelijk bijgeteld in plaats van afgetrokken), heeft de rechtbank de inspecteur om opheldering gevraagd over de berekeningen. De rechtbank leidt uit die informatie af dat de bedragen als volgt hadden moeten luiden:
Aanslag Vermindering
Verschuldigde ib/pv € 124.731 82.587
Af: heffingskorting € -2.596 -2.596
Subtotaal: verschuldigd € 122.135 79.991
Af: ingehouden loonheffing € -27.029 -27.029
Af: voorlopige aanslag € -7.195 -7.195
Bij: vergrijpboete € 13.092 4.000
Verschuldigd excl. heff.rente € 101.003 49.767
Bij: heffingsrente € 7.889 3.796
Te betalen € 108.892 53.563
4.3.Het bedrag dat in de aanslag is geheven blijft bij correcte berekening hetzelfde als feitelijk is geheven. Bij de vermindering van de aanslag is dat echter niet zo. Door fout die is gemaakt bij de vermindering is feitelijk een bedrag aan inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen en boete geheven van € 53.767 in plaats van het bedrag van € 49.767 dat geheven had moeten worden. Nu dat bedrag van € 53.767 wel feitelijk is geheven, dient bij de navordering met dat bedrag rekening te worden gehouden. Het gegeven dat, zoals de inspecteur in zijn brief van 9 september vermeldt, aan belanghebbende in het kader van de vermindering meer belasting is teruggegeven dan uit het biljet van de vermindering blijkt, doet daar niet aan af. Dat leidt dan tot de navolgende herrekening van de navorderingsaanslag
€
Verschuldigde ib/pv 85.876
Af: heffingskorting -2.596
Subtotaal: verschuldigd 83.280
Af: ingehouden loonheffing -27.029
Af: voorlopige aanslag -7.195
Bij: vergrijpboete 4.000
Verschuldigd excl. heff.rente 53.056
Af: eerder vastgesteld bedrag -53.767
Navordering nihil
4.4.Op deze ambtshalve bijgebrachte grond komt de rechtbank tot de conclusie dat de navorderingsaanslag vernietigd dient te worden, omdat hij niet tot belastingheffing leidt. Nu partijen zich hierover ter zitting niet hebben kunnen uitlaten, geeft de rechtbank hen de mogelijkheid dat alsnog te doen en doet de rechtbank een tussenuitspraak. Partijen krijgen de gelegenheid binnen 4 weken na de verzenddatum van deze uitspraak hierop te reageren en kunnen vervolgens binnen nogmaals 4 weken op elkaars reactie reageren. De rechtbank zal daarna de zaak afdoen bij definitieve uitspraak, tenzij een der partijen een nadere zitting wenst.
Aldus gedaan door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, voorzitter, mr A.A. den Hartog en mr. W. Brouwer, rechters, en door de voorzitter ondertekend. De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 16 september 2010
Tegen deze tussenuitspraak kan ingevolge artikel 27h, derde lid, van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen slechts tegelijk met hoger beroep tegen de uitspraak in de hoofdzaak hoger beroep worden ingesteld.