Home

Rechtbank Breda, 24-11-2010, ECLI:NL:RBBRE:2010:4334 ECLI:NL:RBBRE:2010:5002 BV6809, 10/809

Rechtbank Breda, 24-11-2010, ECLI:NL:RBBRE:2010:4334 ECLI:NL:RBBRE:2010:5002 BV6809, 10/809

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
24 november 2010
Datum publicatie
24 februari 2012
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2010:BV6809
Zaaknummer
10/809

Inhoudsindicatie

Deze uitspraak wordt gepubliceerd op verzoek. De rechtbank had de uitspraak niet voor publicatie geselecteerd. Om die reden is er geen samenvatting.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 10/809

Uitspraakdatum: 24 november 2010

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats], eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Zuidwest, kantoor Breda, verweerder.

Eiseres wordt hierna belanghebbende genoemd en verweerder inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 20 januari 2010 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar over het jaar 2007 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 november 2010 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de echtgenoot van belanghebbende, [echtgenoot], alsmede namens de inspecteur, [gemachtigde].

1. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2. Gronden

2.1. Belanghebbende verrichte in het onderhavige jaar activiteiten als overgangsconsultente. In 2007 heeft zij 94 consulten gegeven. De omzet bedroeg € 4.446. Daarnaast was belanghebbende gedurende 22,5 uur per week in dienstbetrekking werkzaam als verpleegkundige in nacht- en weekenddiensten. Tevens heeft belanghebbende in 2007 een start gemaakt met het opzetten van een zorgboerderij voor licht dementerende ouderen.

2.2. In geschil is het antwoord op de vraag of belanghebbende in het onderhavige jaar voldoet aan het urencriterium voor de zelfstandigenaftrek, startersaftrek en de MKB-winstvrijstelling en zodoende recht heeft op die aftrek.

2.3. Ingevolge artikel 3.6, eerste lid, onderdeel a, van de Wet IB 2001 wordt onder urencriterium verstaan: het gedurende het kalenderjaar besteden van ten minste 1225 uren aan werkzaamheden voor een of meer ondernemingen waaruit de belastingplichtige als ondernemer winst geniet, indien de tijd die in totaal wordt besteed aan die ondernemingen en het verrichten van werkzaamheden in de zin van de afdelingen 3.3 en 3.4, grotendeels wordt besteed aan die ondernemingen.

2.4. De bewijslast dat is voldaan aan het urencriterium rust op belanghebbende. Daarbij geldt dat alle tijd die wordt besteed aan werkzaamheden die worden verricht met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming gelden als tijd die in beslag wordt genomen voor het drijven van een onderneming. Hierbij dient als leidraad te worden genomen dat de wijze waarop een onderneming wordt gedreven, in beginsel wordt bepaald door de ondernemer, dat het te zijner beoordeling staat of bepaalde werkzaamheden voor de onderneming nut hebben, en dat het niet gaat om werkzaamheden die bedoeld zijn om in particuliere behoeften te voorzien (vergelijk Hoge Raad 30 maart 2007, nr. 42 908, onder meer gepubliceerd in BNB 2007/185).

2.5. Belanghebbende stelt dat zij in het onderhavige jaar de navolgende uren heeft besteed aan haar activiteiten als overgangsconsulente:

Consulten 94 uur

Wachten en uitloop consult 47

Voorbereiding consult 48

Verslaglegging consult 48

Lezing verwijzer 60,5

Ordenen administratie 24

Bestelling materialen 12

Brainstormen praktijk 28

Schoonmaken praktijk 230

Info internet/vakliteratuur 240

Afspraken maken/tel consulten 60

Netwerken collega’s/verwijzers/cfw 48

Brieven/flyers rondbrengen verwijzers 147

Bellen verwijzers 140

Overleg ladys night 12

Terugkomdag 44

Consult op locatie 4

Interview krant 6

Bijscholing 33

Adressen verzamelen en in Excel 20

Jaarvergadering 14

Overleg boekhouder 8

Totaal 1367,5 uur

Belanghebbende stelt tevens 183 uur besteed te hebben aan het opstarten van een zorgboerderij. Zij heeft ter onderbouwing een kopie van haar agenda overgelegd.

Belanghebbende heeft gedurende het kalenderjaar geen registratie bijgehouden van de door haar aan de onderneming bestede uren. Belanghebbende heeft achteraf aan de hand van haar agenda de urenspecificatie opgesteld waarbij zij voor iedere werkzaamheid uitgegaan is van een vaste daaraan bestede tijdsduur.

2.6. Met betrekking tot de door belanghebbende aangeleverde urenspecificatie, zoals vermeld onder 2.5, is de rechtbank van oordeel dat de specificatie te globaal is en daarom op zichzelf onvoldoende is om, tegenover de betwisting daarvan door de inspecteur, aannemelijk te maken dat belanghebbende deze uren aan haar onderneming heeft besteed. De rechtbank neemt daarbij het volgende in aanmerking. Niet in geschil is dat de consulten met de voorbereiding en administratieve afronding daarvan per consult gemiddeld 2,5 uur in beslag nemen. In dat geval bedragen de direct aan de omzet gerelateerde uren in totaal 235. Met hetgeen belanghebbende overigens aanvoert, heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat aan de overige werkzaamheden meer dan 990 uur in het onderhavige jaar zijn besteed. De geschatte tijdsbesteding aan de hand van de agenda, de lijst van “verwijzers” en doelgroepadressen, hetgeen belanghebbende daarover heeft verklaard, en hetgeen belanghebbende heeft verklaard over schoonmaakwerkzaamheden en de acquisitie, zijn daartoe, gezien de betwisting daarvan door de inspecteur, onvoldoende.

2.7. De rechtbank laat bij vorenstaand oordeel de uren besteed aan de opstart van de zorgboerderij buiten beschouwing. De activiteit betreft immers de dagopvang van dementerende ouderen op een boerderij en staat in een te ver verband met de activiteiten van de onderneming, zijnde de therapeutische begeleiding van dames in de overgang. De rechtbank is van oordeel dat gezien het totaal van feiten en omstandigheden niet aannemelijk is dat belanghebbende ten minste 1225 uur aan haar onderneming heeft besteed.

2.8. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond.

2.9. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Aldus gedaan door mr. C.A.F.M. Stassen, rechter, en door deze en mr.drs. M.H. van Schaik, griffier, ondertekend.

De griffier, De rechter,

Uitgesproken in het openbaar op 24 november 2010.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 6 december 2010

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.