Rechtbank Breda, 11-03-2011, ECLI:NL:RBBRE:2011:563, AWB-10_1042
Rechtbank Breda, 11-03-2011, ECLI:NL:RBBRE:2011:563, AWB-10_1042
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Breda
- Datum uitspraak
- 11 maart 2011
- Datum publicatie
- 8 oktober 2015
- ECLI
- ECLI:NL:RBBRE:2011:563
- Zaaknummer
- AWB-10_1042
- Relevante informatie
- Wet op de omzetbelasting 1968 [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024]
Inhoudsindicatie
Deze uitspraak wordt gepubliceerd op verzoek. De rechtbank had de uitspraak niet voor publicatie geselecteerd. Om die reden is er geen samenvatting.
Uitspraak
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 10/1042
Uitspraakdatum: 11 maart 2011
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] GmbH, gevestigd te [plaats X], Duitsland,
eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg, kantoor Buitenland,
verweerder.
Eiseres wordt hierna belanghebbende genoemd en verweerder inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Bij brief met dagtekening 17 december 2007 heeft belanghebbende de inspecteur verzocht om teruggaaf van de omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2007 tot en met 31 augustus 2007. De inspecteur heeft belanghebbendes verzoek bij brief van 7 mei 2009 afgewezen.
Met dagtekening 2 juni 2009 heeft belanghebbende daartegen bezwaar gemaakt.
De inspecteur heeft bij de uitspraak op bezwaar het bezwaar afgewezen.
Belanghebbende is bij brief van 10 maart 2010, bij de rechtbank ingekomen op 11 maart 2010, tegen die afwijzende beslissing op bezwaar in beroep gekomen. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 december 2010 te Roermond. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbendes gemachtigde [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Hengelo, alsmede namens de inspecteur, [verweerder]. Van het ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift gelijktijdig met deze uitspraak aan partijen is verzonden.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Op 24 april 2005 is een agentuurovereenkomst gesloten tussen belanghebbende en [A] ([B]) met het Duitse steuernummer: 121/5156/175. Artikel 1, eerste lid, van deze overeenkomst luidt als volgt:
"Die Firma [belanghebbende] betreibt eine Chat- und Kommunikationsplattform. Der Kooperationspartner [[B]] beteiligt sich aktiv am Erfolg dieser Plattform, in dem er Personalresourcen auf eigene Rechnung akquiriert und diese betreut.".
Op 12 februari 2006 is door [A] ([C]) per brief meegedeeld aan belanghebbende dat – zakelijk weergegeven – de overeenkomsten van [B] door [D ltd] (hierna: [D ltd]) worden voortgezet. De rol van [A] en het bankrekening nummer waarnaar de betalingen moesten plaatsvinden, zijn daarbij niet gewijzigd.
Voor belanghebbende heeft [D ltd] diensten verricht op het gebied van telefonisch ‘adult entertainment’. Belanghebbende levert, via tussenschakels, voor bellers naar belanghebbende de mogelijkheid telefonisch contact te leggen met klanten van [D ltd] in Nederland die de bellers te woord staan. [D ltd] heeft hiervoor aan belanghebbende gefactureerd met omzetbelasting terzake van deze diensten. De verschuldigdheid van de vergoeding voor deze dienst is afhankelijk van het feit of het telefoongesprek tot stand komt. De hoogte van het in rekening gebrachte bedrag is vervolgens afhankelijk van de duur van het telefoongesprek.
De omzetbelasting die [D ltd] aan belanghebbende in rekening heeft gebracht voor de dienstverlening wil belanghebbende terugontvangen. Belanghebbende heeft daartoe een verzoek tot teruggaaf van de omzetbelasting ingediend over het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006 en over het tijdvak 1 januari 2007 tot 1 september 2007. De laatste facturen van [D ltd] aan belanghebbende hebben een dagtekening van 1 september 2007. Diverse facturen gedurende het jaar 2006 hebben een dagtekening welke voor het einde van de periode liggen waarvoor de diensten zijn verricht, het betreft de volgende facturen:
factuurdatum |
periode |
bedrag |
28-02-2006 |
26-02 t/m 25-03-2006 |
€ 760,79 |
28-02-2006 |
26-02 t/m 25-03-2006 |
€ 365,17 |
28-02-2006 |
26-02 t/m 25-03-2006 |
€ 42,54 |
28-02-2006 |
26-02 t/m 25-03-2006 |
€ 1.753,60 |
28-02-2006 |
26-03 t/m 25-04-2006 |
€ 7,90 |
28-02-2006 |
26-03 t/m 25-04-2006 |
€ 32,74 |
28-02-2006 |
28-02 t/m 25-04-2006 |
€ 11,61 |
Op 12 september 2007 heeft belanghebbende – zakelijk weergegeven - bij brief aan de inspecteur aangegeven dat bij het verzoek om terugbetaling is medegedeeld dat het btw nummer, te weten [nummer 1].B01, dat op alle rekeningen van [D ltd] tot augustus 2007 is gebruikt, onjuist is. Hierna geeft belanghebbende aan dat zij eerst op 11 september 2007 het geldige btw-nummer: [nummer 2].B01 heeft ontvangen. Tevens heeft belanghebbende in de brief van 12 september 2007 verzocht mee te delen sinds wanneer laatstgenoemd btw-nummer aan [D ltd] is toegekend en om informatie of [D ltd] correct omzetbelasting afdraagt.
Bij brief van 18 september 2007 bevestigt de inspecteur dat vanaf 1 januari 2006 het btw-nummer: [nummer 2].B01 toebehoort aan [D ltd].
Bij brief van 28 februari 2008 heeft de inspecteur aangegeven dat het verzoek om teruggaaf over het tijdvak 2006 in behandeling is genomen en verzoekt hij onder meer om kopieën van diverse facturen van [D ltd] aan belanghebbende en betalingsbewijzen.
Op 21 maart 2008 worden diverse facturen door gemachtigde [gemachtigde 2] uit het kalenderjaar 2006 aan de belastingdienst gezonden (eerste set facturen), waarop het btw-nummer [nummer 1].B01 is vermeld.
Na een nadere briefwisseling waarbij steeds de gevraagde informatie is verstrekt, heeft de inspecteur het verzoek afgewezen met als redenen, kort en zakelijk weergegeven:
- -
-
plaats van dienst is niet Nederland;
- -
-
agentuurovereenkomst is niet gesloten met [D ltd] maar met [B];
- -
-
doordat factuurdata van enkele facturen gelegen zijn in de periode waarop de factuur ziet, kan aan de betrouwbaarheid van die factuur worden getwijfeld; en
- -
-
aanvankelijk onjuist btw-nummer wordt pas op juistheid onderzocht, nadat de laatste factuur is ontvangen.
In mei 2008 heeft een belastingcontrole bij [D ltd] plaatsgevonden. Hieruit blijkt dat [D ltd] geen aangiften omzetbelasting heeft ingediend en de aan belanghebbende in rekening gebrachte omzetbelasting niet heeft voldaan of verrekend.
Bij aanvulling op het beroepschrift met dagtekening 8 april 2010 heeft belanghebbende 39 facturen van [D ltd] aan belanghebbende overgelegd met betrekking tot de periode 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006, alsmede 25 facturen met betrekking tot de periode 1 januari 2007 tot en met 31 augustus 2007. Alle facturen bevatten het btw-nummer: [nummer 2].B01. Deze tweede set facturen week af van de eerste set, in die zin dat de schrijfwijze van de dagtekening anders is, onderdelen die aanvankelijk tot nihil-bedragen leidden verwijderd zijn en enkel op de eerste set facturen handgeschreven aantekeningen zijn aangebracht.
3 Geschil
Tussen partijen is in geschil of de inspecteur het verzoek van belanghebbende om teruggaaf van omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2007 tot en met 31 augustus 2007 terecht heeft afgewezen. Meer in het bijzonder is in geschil het antwoord op de volgende vragen:
I Is de enkele vermelding van de omzetbelasting op de factuur al voldoende voor de aftrek/teruggaaf van die omzetbelasting?
II Ter zake van welke feitelijke werkzaamheden (dienst) is aan belanghebbende gefactureerd?
III Waar vindt de in antwoord II gegeven dienst plaats, waarbij beslissend is of de dienst kwalificeert als dienst in de zin van artikel 6, tweede lid, onderdeel c, sub 1 dan wel als dienst in de zin van onderdeel d, sub 8, sub 10 of sub 12, van de Wet op de omzetbelasting 1968, tekst 2006 (hierna: de Wet).
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd ter zitting en in de van hen afkomstige stukken.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en verlening van teruggaaf van € 19.486. De inspecteur concludeert tot ongegrondheid van het beroep.