Rechtbank Breda, 04-03-2011, ECLI:NL:RBBRE:2011:BZ4671 ECLI:NL:RBBRE:2011:955 BP9262, 10/4130
Rechtbank Breda, 04-03-2011, ECLI:NL:RBBRE:2011:BZ4671 ECLI:NL:RBBRE:2011:955 BP9262, 10/4130
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Breda
- Datum uitspraak
- 4 maart 2011
- Datum publicatie
- 25 maart 2011
- ECLI
- ECLI:NL:RBBRE:2011:BP9262
- Zaaknummer
- 10/4130
Inhoudsindicatie
Vergrijpboete terecht omdat belanghebbende niet de zorg heeft betracht die redelijkerwijs van hem mag worden verlangd bij het doen van aangifte IB/PH en bij de keuze van degene die hij zijn aangifte laat invullen.
Uitspraak
RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 10/4130
Uitspraakdatum: 4 maart 2011
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Zuidwest, kantoor Breda,
verweerder.
Eiser wordt hierna belanghebbende genoemd en verweerder inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 12 augustus 2010 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem in het kader van de aanslag inkomstenbelasting en premie volks-verzekeringen over het jaar 2007 opgelegde vergrijpboete van € 9.846.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 februari 2011 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbendes gemachtigde [gemachtigde], verbonden aan [advocatenkantoor] te Bergen op Zoom, alsmede namens de inspecteur, [gemachtigde].
1.Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2.Gronden
2.1.1.Belanghebbende heeft over 2007 aangifte inkomstenbelasting en premie volks-verzekeringen (IB/PH) gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van
€ 14.078. In de aangifte zijn de volgende gegevens vermeld:
-Loon € 37.911
-Loonheffing € 11.271
-Eigenwoningforfait € 742
-Rente schulden eigen woning € 9.900
-Ziektekosten € 3.412
-Studiekosten € 10.750
-Giften € 513
Belastbaar inkomen uit werk en woning € 14.078
2.1.2.Aan belanghebbende is conform de aangifte een voorlopige aanslag IB/PH opgelegd. Op grond van deze voorlopige aanslag is aan belanghebbende € 10.702 uitbetaald.
2.2.Belanghebbende heeft zijn aangifte laten verzorgen door een derde. In het hoorgesprek heeft belanghebbende in dit kader verklaard dat hij in 2007 werkzaam is geweest bij het bedrijf [onderneming A] en dat een collega aldaar heeft voorgesteld om de aangifte inkomstenbelasting 2007 door een vriend met de naam [X] (bijnaam [X]) in te laten vullen omdat hij kon zorgen voor een teruggave. Van deze derde zijn verder geen gegevens bekend geworden.
2.3.Op vragen van de inspecteur ter zake van de in de aangifte verantwoorde inkomsten en aftrekposten heeft belanghebbende niet geantwoord. Op 18 augustus 2009 is belanghebbende op de hoogte gesteld van de voorgenomen correcties op de aangifte en is hij in kennis gesteld van het voornemen tot het opleggen van een vergrijpboete. Dit is bij brief van 7 september 2009 aan belanghebbende bevestigd.
2.4.Met dagtekening 31 oktober 2009 is een aanslag IB/PH naar een belastbaar inkomen van € 23.037 opgelegd. Daarbij is een vergrijpboete ingevolge artikel 67d AWR van 100% zijnde € 9.846, opgelegd. Bij de bestreden uitspraak op bezwaar is de boete in verband met de betalingscapaciteit verminderd tot € 2.500. In geschil is of de boete terecht dan wel tot het juiste bedrag is opgelegd.
2.5.Niet in geschil is dat belanghebbende over het onderhavige jaar € 23.037 aan loon heeft ontvangen, dat over dit loon € 4.883 aan loonheffing is ingehouden en dat het belastbaar inkomen uit werk en woning over het onderhavige jaar € 23.037 bedraagt. Anders dan in de aangifte staat vermeld, bezit belanghebbende geen eigen woning, zodat voor aftrek van hypotheekrente geen grond bestaat. Op vragen met betrekking tot de in aftrek gebrachte bedragen bleef belanghebbende het antwoord schuldig. Blijkens de onderhavige aanslag, welke conform voormelde gegevens is vastgesteld, is belanghebbende € 4.759 aan inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen verschuldigd. De juiste aangifte had derhalve tot een teruggaaf van € 124 moeten leiden.
2.6.Uit het overwogene onder 2.5 en de feiten onder 2.1.1 en 2.1.2 volgt dat de ingediende aangifte onjuist is. Indien het aan opzet van belanghebbende is te wijten dat een onjuiste of onvolledige aangifte is ingediend kan de inspecteur op grond van artikel 67d van de AWR een boete opleggen van 100%. De bewijslast in deze rust op de inspecteur.
2.7.1.Naar het oordeel van de rechtbank is de inspecteur in de op hem rustende bewijslast geslaagd. De aangifte strookt zowel kwalitatief als kwantitatief niet met de werkelijkheid. Bovendien is omtrent de hoedanigheid en/of deskundigheid (fiscale kennis) van de onder 2.2 genoemde derde niets bekend. Belanghebbende heeft naar aanleiding van de verklaring dat deze derde door het invullen van de aangifte voor een teruggave kon zorgen, deze derde zijn aangifte in laten vullen, zonder zelf die aangifte op juistheid te controleren. Belanghebbende heeft dan niet de zorg betracht die redelijkerwijs van hem mag worden verlangd bij het doen van de aangifte en bij de keuze van degene die hij zijn aangifte laat invullen (zorgplicht). Belanghebbende blijft verantwoordelijk voor de juistheid van zijn aangifte. Door aldus te handelen heeft belanghebbende willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat er een onjuiste aangifte werd ingediend welke zou leiden tot een veel te hoge teruggaaf. Belanghebbende heeft dan opzettelijk een onjuiste aangifte gedaan zodat een boete van 50% van het bedrag van de aanslag is gerechtvaardigd.
2.7.2.De inspecteur heeft niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van valsheid en listigheid. In zoverre is er dan ook geen reden voor het in aanmerking nemen van strafverzwarende omstandigheden.
2.7.3.De rechtbank acht in de omstandigheden van het geval, een boete van € 2.500 in overeenstemming met de ernst van het vergrijp, alsmede zowel relatief als absoluut passend en geboden. Belanghebbende heeft omtrent zijn betalingscapaciteit geen bewijs aangevoerd, en de inspecteur heeft de beperktheid daarvan bestreden. De rechtbank vindt daarom geen reden de boete daarvoor verder te beperken dan de inspecteur al heeft gedaan.
2.8.Naar het oordeel van de rechtbank is het opleggen van de boete voldoende gemotiveerd, evenals de bestreden uitspraak op bezwaar. Belanghebbendes stelling dat dit niet zo is wordt dan ook verworpen.
2.9.Gelet op al het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Aldus gedaan door mr. C.A.F.M. Stassen, rechter, en door deze en drs. J.M.C. Hendriks, griffier, ondertekend.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2011.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 17 maart 2011.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.