Home

Rechtbank Breda, 11-03-2011, BQ0103, 10/2133

Rechtbank Breda, 11-03-2011, BQ0103, 10/2133

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
11 maart 2011
Datum publicatie
5 april 2011
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2011:BQ0103
Formele relaties
Zaaknummer
10/2133

Inhoudsindicatie

Belanghebbende verbouwt in 2006 tot en met 2008 een huurpand tot een kookstudio. In 2006 is er geen sprake van een onderneming omdat de kans op commercieel succes van de activiteiten vanuit die kookstudio gering zijn nu er geen zakelijke huur wordt betaald, belanghebbende in 2006 geen opleiding tot kok heeft afgerond en hij de werkzaamheden verricht naast zijn werkzaamheden als maat bij en bestuursvoorzitter van een accountantsmaatschap.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 10/2133

Uitspraakdatum: 11 maart 2011

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats], eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg, kantoor Maastricht, verweerder.

Eiser wordt hierna belanghebbende genoemd en verweerder inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 10 april 2010 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem voor het jaar 2006 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 50.789 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 15.271.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 februari 2011 te Roermond. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, alsmede namens de inspecteur, [gemachtigden].

1.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2.Gronden

2.1.Belanghebbende, geboren op [datum] 1958, is gehuwd met [echtgenote].

2.2.Belanghebbende is directeur/grootaandeelhouder van [onderneming A] BV, [onderneming B] BV en [onderneming C] BV. Belanghebbende is middels één van deze vennootschappen maat in de Maatschap [maatschap] (hierna: [maatschap]). Belanghebbende is, naast zijn werkzaamheden als accountant, werkzaam als bestuursvoorzitter van [maatschap] en is tevens kantoorleider van de vestiging van [maatschap] te [woonplaats]. Belanghebbende besteedt circa 85 uur per week aan de genoemde werkzaamheden.

2.3.Belanghebbende is sinds 15 jaar lid van verschillende kookclubs. Tevens heeft hij in de avonduren een 2-jarige opleiding tot banketaannemer-traiteur gevolgd en deze in 2007 afgerond.

2.4.Op [datum] 2005 koopt [echtgenote] de onroerende zaak gelegen aan de [adres] te [woonplaats]. Deze onroerende zaak bestaat uit een winkel met bovenwoning en bakkerij. De bovenwoning wordt verhuurd aan de voormalige eigenaar van het pand, [heer X]. De huur bedraagt € 6.120 per jaar. De winkel wordt verhuurd aan [onderneming D] waarbij het recht bestaat de bakkerij gedeeltelijk te gebruiken. De huur bedraagt € 7.500 per jaar. De bakkerij wordt verhuurd aan belanghebbende. Belanghebbende betaalt € 4.500 huur per jaar. Een zakelijke huur bedraagt € 9.000 per jaar.

2.5.Belanghebbende dient op [datum] 2006 een verzoek voor een bouwvergunning in om de bakkerij te verbouwen tot keuken/kookstudio. De gevraagde vergunning wordt op [datum] 2008 door de gemeente verleend.

2.6.In 2006 is belanghebbende gestart met de verbouwing van de bakkerij. De verbouwing is in 2008 afgerond. De kosten van de verbouwing bedragen in totaal € 78.093. Belanghebbende investeert in machines en installaties in totaal € 41.853 en in inventaris totaal € 11.435. Die bedragen zijn voor het onderhavige jaar respectievelijk € 20.868, € 6.586 en € 2.500. In 2006 en 2007 worden geen opbrengsten gegenereerd.

2.7.In het najaar van 2008 start belanghebbende met het ontplooien van activiteiten in de keuken/kookstudio verbouwde bakkerij onder de naam "[kookstudio]". Deze activiteiten bestaan uit de verhuur van de kookstudio aan:

- diverse kookclubs, 1 x per week tegen een huurprijs van € 200 per avond;

- traiteur [traiteur], tegen een huurprijs van € 150 per keer dat er van de keuken/kookstudio gebruik wordt gemaakt;

- de professionele kok [kok], tegen een huurprijs van € 150 per keer dat er van de keuken/kookstudio gebruik wordt gemaakt;

- [onderneming D], per keer dat er van de keuken/kookstudio gebruik wordt gemaakt.

De gebruikers van de keuken/kookstudio dienen de ruimte schoon achter te laten. In overleg kan de schoonmaak en afwas tegen een aparte vergoeding geregeld worden.

2.8De opbrengsten van de activiteiten genoemd in 2.7 bestaan uit:

2008 2009

netto-omzet € 2.000 € 8.262

verhuur kookstudio € 3.726 € 12.502

opbrengst catering € 1.040 € 1.033

totaal € 6.766 € 21.797

De opbrengsten van de activiteiten bedragen in 2010 ongeveer € 24.000.

2.9. Het resultaat van de activiteiten bedraagt (vóór rentelasten en incidentele lasten) in 2006 € 21.469 negatief, in 2008 € 15.718 negatief en in 2009 € 158 negatief.

2.10.In de aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2006 geeft belanghebbende ter zake van de in 2.7 genoemde activiteiten € 30.445 verlies uit onderneming aan. Het verlies uit onderneming bestaat uit € 22.845 verlies uit de activiteiten en € 7.489 investeringsaftrek.

2.10.In geschil is het antwoord op de vraag of een bedrag van € 30.334 als verlies uit onderneming in aanmerking kan worden genomen. Het geschil spitst zich toe op de vraag of onder de in 2.7 genoemde activiteiten van belanghebbende als een bron van inkomen kunnen worden aangemerkt. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de inspecteur ontkennend.

2.11.Niet in geschil is dat belanghebbende met de activiteiten deelneemt aan het economisch verkeer en met de activiteiten voordeel beoogt. Rest de beantwoording van de vraag of er met de activiteiten redelijkerwijs voordeel is te verwachten. Voor beantwoording van deze vraag is relevant welke verwachting objectief gesproken bestond op het moment waarop belanghebbende zijn activiteiten startte. Factoren die voor het beoordelen van die verwachting -of anders gezegd: van de kans op commercieel succes van de activiteiten- van belang zijn, zijn onder andere de vraag naar het geboden product, de opleiding en kundigheid van belanghebbende en de organisatie van de onderneming (vergelijk conclusie Advocaat/Generaal Niessen 2010/01299 van 3 februari 2011, Vakstudienieuws vandaag 28 februari 2011, nr 2011/48).

2.12.De rechtbank acht bij de beantwoording van de in 2.11 bedoelde vraag van belang dat belanghebbende in zijn functies bij [maatschap] circa 85 uur per week werkzaam is. Tevens heeft belanghebbende bij aanvang van de verbouwing van de bakkerij de opleiding tot banketaannemer/traiteur nog niet afgerond en betaalt belanghebbende geen zakelijke huur voor de bakkerij. De rechtbank acht op grond van deze gegevens niet aannemelijk dat belanghebbende in 2006 voldoende tijd ter beschikking heeft om zijn activiteiten met een voldoende positief resultaat te ontplooien. Te meer niet nu bovendien geen sprake is van een zakelijke huur. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat in 2006 met deze activiteiten een voordeel redelijkerwijs was te verwachten.

2.13.Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.

2.14.De rechtbank ziet geen aanleiding voor het verlenen van een proceskostenvergoeding.

Aldus gedaan door mr. C.A.F.M. Stassen, rechter, en door deze en mr. M. Jansen, griffier, ondertekend.

De griffier, De rechter,

Uitgesproken in het openbaar op 11 maart 2011.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 24 maart 2011.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.