Rechtbank Breda, 23-03-2011, ECLI:NL:RBBRE:2011:BW1696 ECLI:NL:RBBRE:2011:1278 ECLI:NL:RBBRE:2011:4130 BQ1608, 10/1489
Rechtbank Breda, 23-03-2011, ECLI:NL:RBBRE:2011:BW1696 ECLI:NL:RBBRE:2011:1278 ECLI:NL:RBBRE:2011:4130 BQ1608, 10/1489
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Breda
- Datum uitspraak
- 23 maart 2011
- Datum publicatie
- 18 april 2011
- ECLI
- ECLI:NL:RBBRE:2011:BQ1608
- Zaaknummer
- 10/1489
Inhoudsindicatie
Verzoek om teruggaaf van energiebelasting niet-ontvankelijk nu het niet is gedaan binnen dertien weken na afloop van de verbruiksperiode.
De bestreden uitspraak dient echter te worden vernietigd nu het niet tijdig indienen van het verzoek geen grond vormt om het betreffende bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren.
Uitspraak
RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 10/1489
Uitspraakdatum: 23 maart 2010
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
Sportstichting [belanghebbende], gevestigd te [woonplaats],
eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Noord, kantoor Emmen Team Energie,
verweerder.
Eiseres wordt hierna belanghebbende genoemd en verweerder inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 2 maart 2010 op het bezwaar van belanghebbende tegen de beschikking waarbij het verzoek om teruggaaf van energiebelasting over de verbruiksperiode 1 januari 2005 tot en met 31 december 2005 is afgewezen.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 maart 2011 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbendes gemachtigde, [gemachtigde], verbonden aan [accountantskantoor] te Gorinchem, alsmede namens de inspecteur, [gemachtigde].
1.Beslissing
De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt de uitspraak op bezwaar, alsmede de beschikking;
-verklaart het verzoek niet-ontvankelijk;
-veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van
€ 437.
2.Gronden
Vooraf
2.1.De inspecteur heeft het verzoek van belanghebbende afgewezen en het daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het verzoek niet binnen dertien weken na afloop van de verbruiksperiode is gedaan. Indien een verzoek om teruggaaf niet tijdig is gedaan, kan dit reden zijn om het betreffende verzoek niet-ontvankelijk te verklaren. Een daartegen gemaakt bezwaar kan dan om reden dat het verzoek inderdaad niet tijdig was ongegrond worden verklaard. Het niet tijdig indienen van het verzoek vormt echter geen grond om het betreffende bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren, gelijk de inspecteur ter zitting ook heeft geconcludeerd. In zoverre is het beroep gegrond en dient de bestreden uitspraak te worden vernietigd. Nu partijen de rechtbank hebben verzocht om zelf in de zaak te voorzien zal de rechtbank partijen daarin volgen en de zaak niet terugwijzen naar de inspecteur.
Ten gronde
2.2.Ingevolge artikel 36l, elfde lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag in verbinding met het zevende lid van genoemd artikel en artikel 8c, negende lid, van het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag dient een verzoek om teruggaaf als het onderhavige te worden gedaan binnen dertien weken na afloop van de verbruiksperiode van twaalf maanden.
2.3.Belanghebbende heeft met dagtekening 18 november 2009, ingekomen bij de inspecteur op 23 november 2009, verzocht om teruggaaf van energiebelasting betreffende de verbruiksperiode 1 januari tot en met 31 december 2005. Gelet hierop is belanghebbendes verzoek niet gedaan binnen de onder 2.2 genoemde termijn. De stelling van belanghebbende dat bij een eerste verzoek om teruggaaf een termijn van vijf jaren geldt, vindt geen steun in het recht. Nu het verzoek niet tijdig is gedaan, is het niet-ontvankelijk. Ook indien wordt aanvaard dat de teruggaaf enkel wordt verleend indien een eindfactuur wordt overgelegd en dat deze derhalve bij het verzoek moet worden gevoegd, zodat de dagtekening van deze factuur bepalend is voor de aanvang van de onder 2.2 genoemde termijn is er geen sprake van een tijdig verzoek. De betreffende factuur is immers gedagtekend op 4 april 2006.
2.4.Gelet op al het vorenoverwogene is beslist als voormeld.
2.5.De rechtbank hecht er aan te vermelden dat de inspecteur ter zitting heeft
verklaard dat indien belanghebbende in de procedure bij de rechtbank geregistreerd onder nummer 10/1491 in het gelijk wordt gesteld, hij de onderhavige teruggaaf ambtshalve alsnog zal verlenen.
2.6.De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die
belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn in de samenhangende zaken bij de rechtbank geregistreerd onder nummer 10/1488 en 10/1489 op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand ad € 874 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1), waarvan de helft of € 437 voor de onderhavige zaak. De rechtbank acht geen termen aanwezig om de inspecteur te veroordelen in de kosten van de bezwaarfase.
Aldus gedaan door mr. M.L. Weerkamp, voorzitter, mr. W.A.P. van Roij en mr.dr. M.J.G.A.M. Weerepas, rechters, en door de voorzitter en drs. J.M.C. Hendriks, griffier, ondertekend.
De griffier, De voorzitter,
Uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2011.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 4 april 2011.
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, vijfde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.