Home

Rechtbank Breda, 23-03-2011, ECLI:NL:RBBRE:2011:1280 ECLI:NL:RBBRE:2011:4132 BQ1609, 10/1491

Rechtbank Breda, 23-03-2011, ECLI:NL:RBBRE:2011:1280 ECLI:NL:RBBRE:2011:4132 BQ1609, 10/1491

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
23 maart 2011
Datum publicatie
18 april 2011
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2011:BQ1609
Zaaknummer
10/1491

Inhoudsindicatie

“Sportstichting” maakt niet aannemelijk dat zij voor minder dan 30% werkzaam is op het gebied van sport. Geen recht op teruggaaf van energiebelasting.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 10/1491

Uitspraakdatum: 23 maart 2010

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

Sportstichting [belanghebbende], gevestigd te [woonplaats],

eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord, kantoor Emmen Team Energie,

verweerder.

Eiseres wordt hierna belanghebbende genoemd en verweerder inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 2 maart 2010 op het bezwaar van belanghebbende tegen de beschikking waarbij het verzoek om teruggaaf van energiebelasting over de verbruiksperiode 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 is afgewezen.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 maart 2011 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbendes gemachtigde, [gemachtigde], verbonden aan [accountantskantoor] te Gorinchem, alsmede namens de inspecteur, [gemachtigde].

1.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2.Gronden

Vooraf

2.1.Belanghebbende heeft met dagtekening 18 november 2009, bij de inspecteur ingekomen op 23 november 2009, een verzoek gedaan om teruggaaf van energiebelasting over de verbruiksperiode 1 januari tot en met 31 december 2007. Ingevolge artikel 36l, elfde lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm) in verbinding met het zevende lid van genoemd artikel en artikel 8c, negende lid, van het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag (Ubm) dient een verzoek om teruggaaf als het onderhavige te worden gedaan binnen dertien weken na afloop van de verbruiksperiode van twaalf maanden. Belanghebbendes verzoek is niet gedaan binnen deze termijn. Echter, op grond van het feit dat de teruggaaf enkel wordt verleend indien een eindfactuur wordt overgelegd én bij het verzoek om teruggaaf een kopie van de eindafrekening van het energiebedrijf moet worden meegestuurd, acht de rechtbank het onderhavige verzoek tijdig in de zin van voornoemde bepaling. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat de betreffende eindfactuur is gedagtekend op 1 september 2009 en dat het onderhavige verzoek binnen dertien weken na factuurdatum is gedaan, alsmede dat de inspecteur ter zitting heeft verklaard dat de termijn van dertien weken begint na afloop van de leveringsperiode, maar dat, indien de eindafrekening van een latere datum is, uit praktische overwegingen de factuurdatum wordt genomen als datum waarop deze termijn een aanvang neemt.

Ten gronde

2.2.1.Op grond van artikel 36l, elfde lid, van de Wbm kan (overeenkomstig het zevende lid van artikel 36l, van de Wbm, tekst 2007) met betrekking tot aardgas en elektriciteit, gebruikt in onroerende zaken die hoofdzakelijk in gebruik zijn bij een algemeen nut beogende instelling teruggaaf van energiebelasting worden verleend, mits:

a. de instelling beschikt over notarieel verleden statuten waaruit de het algemeen nut beogende doelstelling blijkt;

b. de feitelijke werkzaamheden van de instelling overeenkomen met de doelstelling;

c. de instelling niet of slechts in beperkte mate (minder dan 30%) werkzaam is op het gebied van sport, gezondheidszorg of onderwijs;

d. de instelling niet aan vennootschapsbelasting is onderworpen dan wel daarvan is vrijgesteld;

e. de instelling beschikt over een eigen aansluiting.

2.2.2.Artikel 8ja, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Wbm luidt voorzover van belang (tekst 2007):

“De teruggaafregeling, bedoeld in artikel 36l, zevende lid, van de wet, is eveneens van toepassing met betrekking tot aardgas en elektriciteit, gebruikt in onroerende zaken die hoofdzakelijk in gebruik zijn bij een instelling als bedoeld in artikel 36l, elfde lid, eerste en derde volzin, van de wet, mits

a. de instelling beschikt over notarieel verleden statuten waaruit de doelstelling blijkt en deze desgevraagd worden overgelegd;

b. de feitelijke werkzaamheden van de instelling overeenkomen met de doelstelling en de instelling zulks ook verklaart;

c. de over te leggen eindfactuur op naam staat van de instelling die het verzoek om teruggaaf doet;

d. de instelling verklaart dat zij niet of slechts in beperkte mate werkzaam is op het gebied van sport, gezondheidszorg of onderwijs;

e. de instelling verklaart dat zij niet aan vennootschapsbelasting is onderworpen dan wel daarvan is vrijgesteld;”

2.3.Tussen partijen is in geschil of belanghebbende voor teruggaaf van energiebelasting in aanmerking komt. Meer in het bijzonder is in geschil of wordt voldaan aan voorwaarde c zoals genoemd onder 2.2.1. Niet in geschil is dat belanghebbende een algemeen nut beogende instelling is.

2.4.De bewijslast dat recht bestaat op teruggaaf van energiebelasting rust op belanghebbende. Naar het oordeel van de rechtbank dient hierbij voor belanghebbende als zodanig – dat is de stichting als geheel en niet voor het aan haar in eigendom toebehorende en door haar geëxploiteerde zwembad “[zwembad]” afzonderlijk – te worden beoordeeld of is voldaan aan de voorwaarden als genoemd onder 2.2.1 en 2.2.2. De stelling van belanghebbende dat voornoemd zwembad in het kader van het verzoek om teruggaaf als zelfstandige entiteit moet worden beschouwd kan haar overigens niet baten. Het zwembad als zodanig beschikt immers niet over eigen statuten, zodat een verzoek reeds op die grond zou moeten worden afgewezen.

2.5.Artikel 2 van de statuten van belanghebbende luidt:

“1. De stichting heeft ten doel:

a. het bieden van optimale ontplooiingsmogelijkheden aan de ontwikkeling van

sport-, spel- en bewegingsactiviteiten;

b. het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de

ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn.

2. De stichting tracht haar doel onder meer te verwezenlijken door:

- het adviseren ten aanzien van en het ontwikkelen, realiseren en exploiteren van

gemeentelijke accommodaties voor sport en spel;

- het beheren en onderhouden van accommodaties voor sport en spel;

- het geven van informatie, voorlichtingen en ondersteuning met betrekking tot

activiteiten van sport-, spel- en bewegingsactiviteiten;

- het organiseren van samenwerkingsverbanden ten behoeve van de

georganiseerde en ongeorganiseerde sport, de topsport en de breedtesport;

- het adviseren ten aanzien van het gemeentelijk topsport- en breedtesportbeleid

en sportstimuleringsactiviteiten en het coördineren van de uitvoering en het

organiseren van een topsport- en breedtesportprogramma en

sportstimuleringsactiviteiten;

- het in beeld brengen van ontwikkelingen op het gebied van sport-, spel- en

bewegingsactiviteiten en het doen van onderzoek.”

2.6.De rechtbank is van oordeel dat, in het licht van het feit dat belanghebbende naar buiten treedt onder de naam “Sportstichting”, het overwogene onder 2.5, alsmede hetgeen omtrent de feitelijke activiteiten van belanghebbende blijkt uit het jaarverslag over 2007, belanghebbende met hetgeen zij heeft aangevoerd, tegenover de gemotiveerde betwisting door de inspecteur, niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij voor minder dan 30% werkzaam is op het gebied van sport. De stelling van belanghebbende dat slechts één medewerker zich bezighoudt met sportstimulatie en de overigen, zijnde beheerders en instructeurs, faciliterend optreden, maakt dat niet anders. Zo al kan worden aanvaard dat de werkzaamheden van beheerders en instructeurs slechts faciliterend van aard zijn, wil dat nog niet zeggen dat deze activiteiten daarmee niet op het gebied van sport liggen. Het doel van belanghebbende en de beschrijving van de activiteiten zoals opgenomen in het jaarverslag duiden er eerder op dat belanghebbende zich vrijwel uitsluitend op het gebied van de sport begeeft.

2.7.Gelet op al het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling

Aldus gedaan door mr. M.L. Weerkamp, voorzitter, mr. W.A.P. van Roij en mr.dr. M.J.G.A.M. Weerepas, rechters, en door de voorzitter en drs. J.M.C. Hendriks, griffier, ondertekend.

De griffier, De voorzitter,

Uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2011.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 4 april 2011.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.