Home

Rechtbank Breda, 06-07-2011, ECLI:NL:RBBRE:2011:3125 BR5769, 10/5526

Rechtbank Breda, 06-07-2011, ECLI:NL:RBBRE:2011:3125 BR5769, 10/5526

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
6 juli 2011
Datum publicatie
24 augustus 2011
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2011:BR5769
Zaaknummer
10/5526

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft recht op vergoeding van kosten voor juridische bijstand verleend op basis van 'no cure no pay' en kosten van een taxatierapport. Voor wat betreft de kosten voor het taxatierapport overweegt de rechtbank ten aanzien van het gehanteerde uurtarief dat taxatiewerkzaamheden geen werkzaamheden van wetenschappelijke of bijzondere aard zijn, zodat kan worden volstaan met een uurtarief van € 50.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 10/5526

Uitspraakdatum: 6 juli 2011

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Werkendam,

verweerder.

Betreft

Het verzoek van belanghebbende om vergoeding van de kosten van het bezwaar tegen de beschikking waarbij de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [de woning] (hierna: de woning) is gewaardeerd krachtens de Wet waardering onroerende zaken.

Het onderzoek ter zitting

Partijen hebben de rechtbank schriftelijk toestemming gegeven het onderzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

1.Beslissing

De rechtbank:

-verklaart het beroep gegrond;

-veroordeelt verweerder in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van

€ 739,90;

-gelast dat verweerder het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 41 aan hem vergoedt.

2.Gronden

2.1.Verweerder heeft bij beschikking de waarde van de woning per waardepeildatum 1 januari 2009 vastgesteld op € 219.000. Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder de waarde van de woning overeenkomstig de in het taxatierapport van belanghebbende genoemde waarde verminderd tot € 187.000. Belanghebbende heeft verzocht om vergoeding van de kosten van de bezwaarfase. Verweerder heeft geen vergoeding toegekend. Tussen partijen is in geschil of dit terecht is.

2.2.In artikel 7:15, tweede lid, van de Awb is bepaald dat, voor zover een bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid, de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken op verzoek worden vergoed. Gelet hierop en het overwogene onder 2.1 komt belanghebbende naar het oordeel van de rechtbank in beginsel in aanmerking voor een vergoeding van de kosten voor de bezwaarfase.

2.3.Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende in de bezwaarfase gebruik

heeft gemaakt van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de zin van artikel 1, onderdeel a van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit). De betreffende gemachtigde heeft namens belanghebbende het bezwaarschrift ingediend. Verweerder stelt echter dat er geen kosten zijn gemaakt, danwel dat er geen kosten ten laste van belanghebbende zijn gekomen. Bij het beroepschrift is echter een factuur gevoegd van de gemachtigde van belanghebbende van 28 juni 2010, waaruit blijkt dat er voor het bezwaarschrift een bedrag van € 214,20 (inclusief 19% omzetbelasting) aan belanghebbende in rekening is gebracht. Gelet hierop acht de rechtbank aannemelijk dat er kosten ten laste van belanghebbende zijn gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn dit kosten als bedoeld in de artikelen 7:15 en 8:75 van de Awb. De omstandigheid dat er pas hoeft te worden betaald als belanghebbende in het gelijk wordt gesteld, doet daar niet aan af. Dat geldt ook voor de mogelijkheid dat de kosten uiteindelijk gelijk blijken te zijn aan de proceskostenvergoeding die door verweerder wordt toegekend en/of voor de omstandigheid dat deze proceskostenvergoeding door verweerder rechtstreeks aan de gemachtigde wordt uitbetaald. Anders dan verweerder verstaat de rechtbank de afspraak die belanghebbende met zijn gemachtigde heeft gemaakt namelijk als het verlenen van juridische bijstand op basis van 'no cure no pay'. Het bestaan van een 'no cure no pay'-overeenkomst brengt mee dat indien de procedure wordt gewonnen, er proceskosten zullen worden gemaakt voor het inschakelen van de rechtshulpverlener. Dat de hoogte van deze kosten mede afhankelijk is van de uiteindelijk toegekende proceskostenvergoeding doet aan het karakter van de overeenkomst niet af.

2.4.Gelet op het bezwaarschrift en het daarbij overgelegde taxatierapport is de rechtbank van oordeel dat de zaak moet worden aangemerkt als ‘gemiddeld’ in de zin van het Besluit. Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat de complexiteit van de zaak geringer is dan gemiddeld. Naar het oordeel van de rechtbank dienen de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand van de bezwaarfase te worden vastgesteld op € 218 (1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 218 en een wegingsfactor 1).

2.5.1.Belanghebbende heeft ook verzocht om vergoeding van de kosten van het door [makelaar] (hierna: [makelaar]) opgestelde taxatierapport betreffende de woning. Verweerder stelt ook hier dat er geen kosten zijn gemaakt. In verband met de taxatie heeft [makelaar] echter een factuur van € 483,02 aan [taxatiewaarde] BV te [woonplaats] gestuurd. Dit betreft een vennootschap van gemachtigde. Dit bedrag, met uitzondering van de door [makelaar] gefactureerde omzetbelasting over de kosten voor kadastrale uittreksels, is tevens vermeld op de onder 2.3 genoemde factuur van gemachtigde aan belanghebbende. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank aannemelijk dat de kosten voor het taxatierapport ten laste van belanghebbende zijn gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn dit kosten als bedoeld in de artikelen 7:15 en 8:75 van de Awb. De omstandigheid dat er pas betaald hoeft te worden als belanghebbende in het gelijk wordt gesteld, doet daar niet aan af. Dat geldt ook voor de mogelijkheid dat de kosten uiteindelijk gelijk blijken te zijn aan de proceskostenvergoeding die door verweerder wordt toegekend en/of voor de omstandigheid dat deze proceskostenvergoeding eventueel door verweerder rechtstreeks aan de gemachtigde wordt uitbetaald.

2.5.2.Kosten van een deskundige, zoals kosten van genoemd taxatierapport, komen voor vergoeding in aanmerking voor zover belanghebbende die in redelijkheid heeft moeten maken. De taxatiekosten bedragen volgens de onder 2.3 genoemde factuur: vijf uren x € 80 exclusief omzetbelasting exclusief € 5,90 voor kosten van kadastrale uittreksels. Verweerder stelt, onder verwijzing naar jurisprudentie, dat de vergoeding dient te worden berekend op basis van vier gewerkte uren en een uurtarief van € 50. Met betrekking tot het aantal uren acht de rechtbank gelet op de inhoud en omvang van het door [makelaar] opgestelde taxatierapport, het redelijk en aannemelijk dat er vijf uren zijn besteed aan het taxeren van de woning en het opstellen van een taxatierapport. Voor wat betreft het gehanteerde uurtarief overweegt de rechtbank dat taxatiewerkzaamheden geen werkzaamheden van wetenschappelijke of bijzondere aard zijn, zodat kan worden volstaan met een lager uurtarief dan het, in artikel 6 van het Besluit tarieven strafzaken 2003 genoemde, maximumtarief van € 81,23. De rechtbank bepaalt dit uurtarief op € 50 (exclusief kosten voor kadastrale uittreksels en exclusief 19% omzetbelasting), zodat voor het taxatierapport een bedrag van € 297,50 (inclusief 19% omzetbelasting) vergoed dient te worden.

2.6.Gelet op het voorgaande dient verweerder voor de bezwaarfase € 515,50 aan belanghebbende te vergoeden in verband met kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand en kosten van een deskundige. De kosten voor de kadastrale uittreksels ad

€ 5,90 komen ingevolge de artikelen 7:15 en 8:75 van de Awb in verbinding met het Besluit proceskosten bestuursrecht eveneens voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank acht ook voor deze kosten aannemelijk dat deze ten laste van belanghebbende zijn gekomen.

2.7.Nu het beroep gegrond is, vindt de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Besluit) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 218,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde van € 437 en een wegingsfactor 0,5 voor het gewicht van de zaak). De rechtbank hanteert een wegingsfactor van 0,5 nu in beroep slechts de hoogte van de kostenvergoeding in geding is.

2.8.Gelet op het voorgaande dient verweerder in totaal € 739,90 aan belanghebbende te vergoeden.

Aldus gedaan door mr. W.A.P. van Roij, rechter, en door deze en drs. J.M.C. Hendriks, griffier, ondertekend. De griffier, drs. J.M.C Hendriks, is buiten staat de uitspraak mede te ondertekenen.

De griffier, De rechter,

Uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2011.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 14 juli 2011.

Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, vijfde lid en artikel 28, zevende lid AWR).

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.