Home

Rechtbank Breda, 19-09-2011, BU4854, 08/3144

Rechtbank Breda, 19-09-2011, BU4854, 08/3144

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
19 september 2011
Datum publicatie
17 november 2011
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2011:BU4854
Zaaknummer
08/3144

Inhoudsindicatie

Verzoek heropening. Herziening. Belanghebbende heeft in het kader van een met de inspecteur afgesloten vastellingsovereenkomst zijn beroepen ingetrokken bij de rechtbank. Nadien verzoekt hij de rechtbank om de beroepen alsnog in behandeling te nemen. De rechtbank oordeelt dat zolang de vaststellingsovereenkomst bestaat, uitgegaan moet worden van de rechtsgeldigheid van de intrekking van de beroepschriften. De rechtbank wijst om die reden het verzoek om heropening van het onderzoek af. Voor zover belanghebbendes verzoek strekt tot vernietiging van de vaststellingsovereenkomst verklaart de belastingrechter zich onbevoegd en wijst zij de civiele rechter aan als de bevoegde rechter. De rechtbank oordeelt verder dat herziening in dit geval niet mogelijk is nu er geen uitspraak van de rechtbank is geweest. In zoverre is het herzieningsverzoek niet-ontvankelijk.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, belastingrechter

Procedurenummer: AWB 08/3144, 08/3145 en 08/2691

Uitspraakdatum: 19 september 2011

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in titel 8.2.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op het verzoek van

[belanghebbende], wonende te [woonplaats], belanghebbende.

tot heropening van het onderzoek in de zaken van belanghebbende tegen de inspecteur van de Belastingdienst Zuidwest, kantoor Breda, kenmerken AWB 08/3144, 08/2691

1.Beslissing

De rechtbank:

-wijst het verzoek om heropening af;

-verklaart zich voor wat betreft de rechtsgeldigheid van de vaststellingsovereenkomst onbevoegd en wijst de civiele rechter aan als bevoegde rechter;

-verklaart het verzoek voor zover het strekt tot herziening niet-ontvankelijk.

2.Het geschil

2.1.Aan belanghebbende zijn aanslagen inkomstenbelasting opgelegd over de jaren 2003 en 2006 waarbij correcties zijn toegepast op het inkomen uit sparen en beleggen.

2.2.Namens belanghebbende is bezwaar gemaakt tegen de aanslagen. Nadat de inspecteur de bezwaren had afgewezen, heeft belanghebbende tegen de uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank. De zaken zijn op 23 januari 2009 ter zitting behandeld. De rechtbank heeft de behandeling geschorst en de zaak aangehouden. Belanghebbende en de inspecteur hebben vervolgens een compromis bereikt waarna belanghebbende bij brief van 3 april 2009 de beroepschriften heeft ingetrokken.

2.3.Belanghebbende heeft de rechtbank bij brief van 31 augustus 2011, aangevuld bij brief 12 september 2011, verzocht de aangemelde kwesties opnieuw in behandeling te nemen op basis van nieuwe feiten.

2.4.Een onderzoek ter zitting is op grond van het bepaalde in artikel 8:54 Awb achterwege gebleven.

Beoordeling van het verzoek

3.1.Belanghebbende heeft de beroepschriften tegen de uitspraken op bezwaar ingetrokken. De intrekking door belanghebbende was onderdeel van de met de inspecteur gemaakte afspraken over verlaging van de aanslagen. Belanghebbende en de inspecteur hebben daarover een vaststellingsovereenkomst gesloten.

3.2.Het juridisch kader van een vaststellingsovereenkomst is vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 7:900 BW bepaalt:

1. Bij een vaststellingsovereenkomst binden partijen, ter beëindiging of ter voorkoming van onzekerheid of geschil omtrent hetgeen tussen hen rechtens geldt, zich jegens elkaar aan een vaststelling daarvan, bestemd om ook te gelden voor zover zij van de tevoren bestaande rechtstoestand mocht afwijken.

2. De vaststelling kan tot stand komen krachtens een beslissing van partijen gezamenlijk of krachtens een aan één van hen of aan een derde opgedragen beslissing

En artikel 7:902 BW bepaalt:

Een vaststelling ter beëindiging van onzekerheid of geschil op vermogensrechtelijk gebied is ook geldig als zij in strijd mocht blijken met dwingend recht, tenzij zij tevens naar inhoud of strekking in strijd komt met de goede zeden of de openbare orde.

3.3.In de vaststellingsovereenkomst zijn afspraken gemaakt over de waardering van verhuurde panden voor de bepaling van het inkomen uit sparen en beleggen in de jaren 2003 en 2006. De rechtbank heeft geen aanleiding te veronderstellen dat de vaststellingsovereenkomst nietig zou zijn wegens strijd met de goede zeden of de openbare orde. De rechtbank zal derhalve uitgaan van de rechtsgeldigheid van de vaststellingsovereenkomst.

3.4.Het vorenoverwogene neemt niet weg dat de mogelijkheid bestaat dat een vaststellingsovereenkomst wordt vernietigd. Artikel 6:228 BW bepaalt daarover:

1. Een overeenkomst die is tot stand gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, is vernietigbaar:

a.indien de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten;

b.indien de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten;

c.indien de wederpartij bij het sluiten van de overeenkomst van dezelfde onjuiste veronderstelling als de dwalende is uitgegaan, tenzij zij ook bij een juiste voorstelling van zaken niet had behoeven te begrijpen dat de dwalende daardoor van het sluiten van de overeenkomst zou worden afgehouden.

2. De vernietiging kan niet worden gegrond op een dwaling die een uitsluitend toekomstige omstandigheid betreft of die in verband met de aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden van het geval voor rekening van de dwalende behoort te blijven.

3.5.De belastingrechter kan de rechtsgeldigheid van fiscale vaststellingsovereenkomsten alleen toetsen aan artikel 6:228 BW indien die rechtsgeldigheid aan de rechter wordt voorgelegd in het kader van een belastingprocedure. Nu belanghebbende de beroepschriften heeft ingetrokken, is er voor de onderhavige jaren geen belastingprocedure meer en kan alleen de civiele rechter de vaststellingsovereenkomst vernietigen. Zolang de vaststellingsovereenkomst bestaat, moet worden uitgegaan van de rechtsgeldigheid van de intrekking van de beroepschriften. De rechtbank wijst om die reden het verzoek om heropening van het onderzoek af. Voor zover het verzoek strekt tot vernietiging van de vaststellingsovereenkomst verklaart de belastingrechter zich onbevoegd en wijst zij de civiele rechter aan als de bevoegde rechter (artikel 8:71 Awb).

3.6.Voor zover het verzoek van belanghebbende bedoeld is als een verzoek om herziening in de zin van artikel 8:88 Awb heeft het volgende te gelden. Herziening in de zin van artikel 8:88 Awb is alleen mogelijk indien er een uitspraak van de rechtbank is geweest. Nu belanghebbende de beroepschriften heeft ingetrokken, heeft de rechtbank geen uitspraak gedaan en is herziening niet mogelijk. In zoverre is het verzoek niet-ontvankelijk.

3.7.De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan op 19 september 2011 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M. Jansen, griffier.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 30 september 2011.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.